't Gereformeert gezangboek over de voornaamste gevallen en waarheden van 't Christendom
(1712)–François Halma– AuteursrechtvrijOp de zangwyze van den XXIV Psalm. P.133.Nu gaan wy over tot den Zoon,
Gedaalt uit s Vaders hoogen troon,
En in het zwakke vleesch verscheenen:
Zyn eerste naamsbetekenis
Leert dat hy de Verlosser is,
Wiens heerlykheit nooit zal verkleenen.
2 Godts Zoon, des menschen Toeverlaat,
Verschynt in eenen laagen staat,
En als een dienstknecht; (schoon verheven,
Gelyk des Vaders Ga naar voetnoota Voedsterling,
Voor d' eeuwen in den hemelkring)
Om ons het eeuwig heil te geeven
3 Godt zendt zyn' Engel tot een Maagdt,
| |
[pagina 157]
| |
Die hem in nedrigheit behaagt,
Om Moeder van zyn' Zoon te wezen:
Hy bootschapt haar de zekerheit
Van Godts verwonderlyk beleit
Om 't zondig menschdom te geneezen.
4 Gy, schoon een Maagdt, word haast bevrucht,
(Zegt d' Engel) daar het schel gerucht
Van klinken zal door alle streeken:
Gy krygt een mannelyke Spruit,
Die, naar des Heeren raadtbesluit,
Het Aartsserpent den kop zal breeken.
5 Ik zeg u dan, uit hooger last,
Datg' u niet in den naam vertast
Van uwen Zoon, dien gy zult baaren:
Dies heet hem IESUS, naar het werk
Dat hy verricht voor zyne Kerk,
Die hy zal vry voor Godt verklaaren.
6 Zyn volk brengt hy het leven aan,
Hier voor zal hy als Borge staan,
Om 't van de schuldt en straf te vryden:
Hy zal 't verlossen door zyn bloet,
En schenken 't onvergankbaar goedt,
Nadat hy 't heeft verdient door lyden.
I. Ruste.
7 Wie zoekt dan elders zaligheit,
Die Godt in IESUS heeft bereidt,
Gelyk de kracht zyns naams betekent?
Wat zietmen naar Behouders om
By Zaligen, en 't Engelsdom,
Daar wy in IESUS zyn gerekent?
8 De Heilant droeg alleen Godts toorn,
Dies is alleen in hem den hoorn
Van volle zaligheit te vinden.
Hy overwon de doodt en hel,
Opdat hy, als Immanuël,
Ons weder zou met Godt verbinden.
| |
[pagina 158]
| |
9 Hoe is dan Rome zoo verkeert,
Dat het noch meer Verlossers eert,
Waardoor de zondaar word behouden?
Kan IESUS offer niet bestaan,
Waardoor hy heeft aan Godt voldaan?
Of kan het in zyn kracht verouden?
10 Want, schoon het Wangeloof belydt,
Dat het de waarheit niet bestrydt,
Als 't IESUS paart met Hulpgenooten:
't Misleidt den zondaar door een' waan,
Ia durft naar IESUS kroonrecht staan,
Daar 't menschdom van blyft uitgesloten.
11 Want, hoemen ook de harten streelt,
Het Priesterschap blyft onverdeelt,
Dat IESUS heeft bekleedt op aarde,
En in den hemel noch bekleedt,
Wanneer hy voor Godts aanschyn treedt
Op 't offer eindeloos van waarde:
12 Op 't offer van zyn doodt en bloet,
De grondtslag van het zalig goedt,
Dat wy uit zyn verdiensten wachten.
Men hebbe IESUS dan alleen,
En niemant anders, groot of kleen,
Voor Middelaar en Voorspraak t' achten.
II. Ruste.
13 Men houde zich aan Ga naar voetnootb Paulus woordt,
All' eeuwen in de Kerk gehoort,
Dat Godt als een moet zyn beleden:
Dat ook de Middelaar by Godt
Is een: als die ons zalig lot
Verkrygt door lyden en gebeden.
14 Zoo iemant dan gezondigt heeft;
Wy weeten dat de Voorspraak leeft
Die ons verzoening heeft verworven;
Die Priester is in eeuwigheit,
| |
[pagina 159]
| |
En onze zaak by Godt bepleit,
Omdat hy voor ons is gestorven.
15 Dit heeft Ga naar voetnootc Iohannes ons verklaart,
Als hy des Heilants voorspraak paart
By 't geen hy heeft verdient door lyden:
Hy wyst ons geenen andren aan,
Om door geloof tot Godt te gaan,
En ons voor 's hemels straf te vryden.
16 Ik ben, Ga naar voetnootd heeft zelf de Heer gezegt,
De weg, en waarheit; als die 't recht
Voldoe naar 's Vaders eisch en wetten:
Ik ben ook 't leven, en de grondt
Van zaligheit, naar 't heilverbondt,
Daarg' uw betrouwen op moet zetten.
17 Dies komtmen tot den Vader niet,
Zoodatmen zyn genade ziet,
En schitterende liefdestraalen,
Dan datmen hem door my genaak',
En zoo in zyn gemeenschap raak',
Om 't leven uit myn' doodt te haalen.
18 Wy houden ons dan aan den Heer,
En zyn gestaafde waarheitsleer,
Dat hy alleen ons zal behouden,
En vryden van het helsch gewelt:
Als dien de Vader heeft gestelt
Tot Hoofdt der Christenen en Ouden.
III. Ruste.
19 Wy kennen IESUS dan voor dien
Waarin wy Godt bevredigt zien,
Om ons zyn goedren mee te deelen:
Om ons te schenken 't zalig licht,
Het heil van 't uiterste gewigt
Om blydschap in 't gemoedt te teelen.
20 Gelooft zy Godt, die eeuwig leeft,
En ons zyn' Zoon geschonken heeft,
| |
[pagina 160]
| |
Uit liefde, tot ons eeuwig voordeel;
Tot zaligheit voor onze ziel,
Nadatz' in zynen vloek verviel;
Als onzen Voorspraak in zyn oordeel.
21 Wy roemen, hemelsch Vader, 't goedt
Dat gy den armen zondaar doet,
Om hem in Iesus op te leiden
Tot uwe liefd' en zaligheit,
In zynen Kruisdoodt hem bereidt;
Het heil datw' in geloof verbeiden.
22 O Jesus! 's wereldts Middelaar,
Die ons, als Opperofferaar,
Door lyden 't leven hebt ontsloten;
Wy kennen uwe Moeder niet
Als Ryksvoogdes in 't hoog gebiedt,
Maar U als Hoofdt der Heilgenooten.
23 Wy kennen geen Apostlenry
Opdat zy ons van schuldt bevry',
Noch Engelen, noch Martelaaren,
Schoon heilig op den hoogsten trap;
Dit staaft geen recht voor 't Priesterschap
Waartoe Godt zelf u quam verklaaren.
24 O Iesus, Godts en 's menschen Zoon,
Wy eeren u op uwen troon,
Waaropg' als Koning zyt gestegen,
Nadat gy alles hebt volbragt,
Tot heil van 't menschelyk geslacht,
Waardoor de Hemel word verkregen.
ZIELEZUCHT.
25 O Zoon van Godt, en 's Vaders Beeldt,
Van hem in d' eeuwigheit geteelt,
| |
[pagina 161]
| |
Om u het Zoonschap meê te deelen;
Godt zyt gy eeuwiglyk geweest,
Met Godt den Vader en den Geest
Waarop doorgaans d' Orakels speelen.
26 Godt neemt ons tot zyn kindren aan,
Omdat gy hebt de schuldt voldaan,
Die ons van uw gemeenschap scheidde:
Gy brengt ons tot de zaligheit,
In u voor d' eeuwen ons bereidt,
En geeft ons hier toe vrygeleide.
27 Verlosser zytg' in naam en daadt,
Omdat gy ons verlost van 't quaadt,
En ons het eeuwig heil komt schenken:
O Iesus! dat dan uwe kracht
In onze zwakheit word' volbragt,
Opdatw' ons naar den hemel zwenken!
28 Op u alleen rust ons gemoedt,
O Iesus! die uw dierbaar bloet
Eens hebt op Golgotha vergoten:
Besproei ons uit die heilfontein,
(Zoo worden onze zielen rein)
Door u in Davids huis ontsloten!
*****
29 Gy zyt alleen al onze lust,
Als die het vier hebt uitgebluscht,
Van 's Vaders gramschap, door uw lyden:
Gy overwon het helsch gespuis,
En sloeg het handtschrift aan het kruis,
Den schuldtbrief van d' aaloude tyden.
30 O Iesus, Godts en 's menschen Zoon!
| |
[pagina 162]
| |
Gelei ons naar den hemeltroon,
Waarop gy heilryk zyt gestegen;
Gy zyt alleen de Middelaar,
De Voorspraak, en Aartsofferaar,
Door wien de hemel word verkregen.
|