't Gereformeert gezangboek over de voornaamste gevallen en waarheden van 't Christendom
(1712)–François Halma– AuteursrechtvrijVoor eenen Boet- en Beededag. P.37.O Godt, wiens goedheit is gelyk met uw vermogen,
En die door uwe kracht de wereldt onderhoudt,
Die uwe kinderen 't verbondt houd in den hoogen,
En voor de boozen hebt een pynigplaats gebouwt:
2 Wy staan voor u verschrikt van wegen onzen zonden,
En hebben uwe wraak verdient naar 't hoogste recht;
Als hebbend' uwe wet en heilverbondt geschonden,
Waaraan gy uwen vloek en straffe hebt gehecht.
3 Wy hebben naar uw woordt en stem niet willen hooren,
Maar ons omtrent uw wet steeds wreevelig getoont.
| |
[pagina 76]
| |
Wy leefden onvervaart voor uwe straf en tooren,
En hebben uwen dienst onwaardiglyk gehoont.
4 Wy stopten d' ooren voor de stemmen der Profeeten,
En gaven geen geloof aan uwer knechten woordt;
Ia hebben stoutelyk uw hoog bevel vergeeten,
Zoodat het nimmer in de harten is geboort.
5 Wy allen doemen ons, als taande voor uw oogen,
Gy moogt rechtvaardig ons vergruizen door uw handt:
Wy zyn niet waardig uw ontfermend meededogen,
Maar datg', als zondaars, ons in uwe wraak verbant.
6 By u, ô Godt, alleen is 't recht, doch wy staan schuldig,
Wy zyn voor u beschaamt van wegen al ons quaat.
Maar, Heer, naardien gy zyt barmhartig en geduldig,
Zoo toon ons toch gena in dezen droeven staat.
7 Vergeef, vergeef, ô Heer, zoo veel elendelingen,
En voer niet over ons uw gansche gramschap uit.
Laat onze smeekingen toch in uw ooren dringen,
Opdat, Heer, over ons uw oordeel word gestuit.
8 Wil alle rampen, die ons dreigen, van ons weeren,
En zie ons in gena met gunstig' oogen aan:
Zoo zal uw aangezicht naar Zion wederkeeren,
En uwe schatkist voor uw volk steeds openstaan.
9 Doe dit om Christus wil, den Koning aller volken,
Om uwes zelfs wil, Heer, betoon ons uw gena.
Redt zoo veel duizenden uit's vyandts naare kolken,
Die tot u roepen in hun boeien vroeg en spa.
10 O Iakobs Hoeder, Heer van alle wereldtstreeken,
Zie op de smarten van uw volk, zoo zwaar gedrukt,
| |
[pagina 77]
| |
Zyn lyden, droefheit, smaadt, en zilte traanenbeeken:
Hoor zyne stem omhoog, terwyl 't hier gaat gebukt.
11 Wy steunen niet op iets dat in ons wordt gevonden,
Op waangerechtigheit, verdienst', of eige kracht;
Naardienw' als aan het quaadt verkocht zyn en verbonden,
En dat geen mensch voor u onschuldig word geacht.
12 Maar alles wachten wy alleen van uw genade,
Van uw barmhartigheit en liefd' in uwen Zoon:
Opdat het zalig licht uws aanschyns ons verzaade,
Alsw' u in heerlykheit beschouwen op den troon.
|
|