't Gereformeert gezangboek over de voornaamste gevallen en waarheden van 't Christendom(1712)–François Halma– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Folio ****3v] [fol. ****3v] Op het Gereformeert Gezangboek Van den waarheitslievenden Dichter François Halma. Godtvruchtigen, gewoon uw hart van d’ydle werelt, (Met haar bedrieglyk schoon omhangen en beperelt) En wars van d’ydelheit, te heffen naar omhoog: Die ’s wereldts dingen met een onbenevelt oog In hunnen aart beschouwt, en weegt naar hunne waarde, En geen genoegen vindt in ‘t schijngoedt dezer aarde, Maar in het hemelsche van ‘t eeuwig koningkryk, In hun begin en end zichzelven steeds gelyk; Beschouw dit geestlyk werk, gevloeit uit Halmaas penne, Opdat zich uwen geest aan ‘t hemelsche gewenne, Dewyl ‘t ken strekken voor een leiding van ‘t gemoedt, Het geen zich menigwerf met laffen wellust voedt, En zyne roeping niet van boven koomt bezinnen; Of welk het hoogste Goedt, en waard is te beminnen, Daar ‘t Al, met hemelglans bestraalt, een Godtheit toont, Die in geen’ omtrek van geschakelde eeuwen woont, Genaakbaar hem alleen, die, boven ‘t zwerk gevlogen, ‘t Volmaakt goedt beschouwt met opgehemelde oogen. Wie deeze leiding volgt, door ‘t waarheits licht geleert, En die in smeekingen gestaâg met Godt verkeert, Gevoelt zyn zwaar gemoet met heil van troost omringen, [Folio ****4r] [fol. ****4r] En, in den wederglans van Godts bespiegelingen, Dat hem de Hemel word op aarde opgedaan, En dus gehart is om van ‘t aardtsche zich t’ontslaan, En voor ‘t vergangbaar ‘t onvergankelyk te kiezen. ‘t Heeft u, ô Halma (thans een lidt der dappre Friezen) Gelust dees’ letterschat van ‘t waare kruisgeloof, Voor alle doolingen en ketteryen doof, Zoo op Genèves leest, als van den Paltz te schoeien. Men ziet het waarheitslicht in uwe vaarzen gloeien, Gelyk de middagzon aan ‘t hoog azuurgewelf. Iot deeze gronden wordt de kennis van zich zelf, En van den waaren Godt gestelt in volle klaarheit. Gy kampt gelyk ‘t betaamt voor Iesus leere en waarheit, Gelyk Genève die met Neêrlandts kerk belydt, En praalt verheerlykt met de zege na den strydt, Als die valsheit aan haar keten hebt geklonken. De Hemel straale met zyn tintelende vonken Zoo in de harten van zyn uitverkoren volk, Dat het door ‘t stichtlyk werk, als boven lucht en wolk, By ‘t ongenaakbaar licht en Godt zelf opgetogen, Den Goddelyken naam in ‘t zingen mag verhoogen, Van daar aan d’oosterkim de zon des uchtends straalt, Tot daar zy ’s avonds in de westerluchtstreek daalt! A.Houbraken. Vorige Volgende