Davids Harpzangen, of de CL Psalmen van den koninklyken Profeet David, en andere heilige Mannen

[p. 533]

De Lofzang der Jonkvrouwe Maria.

Luc. Cap. 1. vers 46-55. ⁺

MYn ziel verheft den Heer, ⁺
Myn geest verheugt zich zeer ⁺
In Godt, myn hartsbetrouwen,
Myn Heilandt, dien zyn Maagt
In nedrigheit behaagt, ⁺
Om haar geluk te bouwen.
2 Want ziet, van nu voortaan
Zal ik voor zalig gaan
By alle de geslachten,
Want hy, die magtig is, ⁺
Doet my wat groots gewis,
Ver boven de gedachten.
3 Gansch heilig is de Heer, ⁺
Barmhartig, naar zyn leer,
Voor allen die hem vreezen:
Zyn liefde wordt gedacht
Van Israëls geslacht,

+ Luc. 1. vers 46-55.

+ 46 Mijn ziele maeckt groot den Heere:

+ 47 Ende mijnen Geest verheught hem in Godt mijnen Salighmaker:

+ 48 Omdat hy de nederheydt sijner dienstmaeght heeft aengesien: Want siet van nu aen sullen my saligh spre-(ken) alle de geslachten.

+ 49 Want groote dingen heeft aen my gedaen hy die machtig is, ende heyligh [is] sijnen Naem.

+ 50 Ende sijne barmhertigheyt is van geslachte tot geslachte, over de geene die hem vreesen.

[p. 534]

Dat hem getrou zal wezen.
⁺4 Hy doet een krachtig werk,
Ver boven paal en perk,
Door 't goddlyk alvermogen,
Dat hy de trotzen velt
Met al hun boos gewelt,
Om kleenen te verhoogen.
⁺5 Hy smytze van den troon
Die praalen met een kroon,
Hoe magtig en vermetel,
Opdat hy kleenen zou,
Aan zyn verbondt getrou,
Verhoogen op den zetel.
⁺6 Hun die verhongert zyn,
Beknelt in angst en pyn,
Heeft hy veel goedt gegeeven;
De ryken vol van pracht,
En stout op hunne magt,
Gansch ledig wechgedreven.
⁺7 Aan Isrel, zynen knecht,

+ 51 Hy heeft een krachtigh werck gedaen door sijnen arm: Hy heeft verstroyt de hoogmoedige in de gedachten harer herten.

+ 52 Hy heeft machtige van de throonen afgetrocken, ende nedrige heeft hy verhooght.

+ 53 Hongerige heeft hy met goederen vervult; ende rijke heeft hy ledigh wech gesonden.

+ 54 Hy heeft Israel sijnen knecht opgenomen, op dat hy gedachtigh ware der barmhertigheydt,

[p. 535]

Heeft hy, (als 't was voorzegt
Aan Abraham den Vader,
En aan zyn nageslacht) ⁺
Het heil te weeg gebragt,
Uit zyne zegenader.

+ 55 (Gelijck hy gesproken heeft tot onse vaderen, [namelick] tot Abraham, ende sijnen zade) in der eeuwigheit