Davids Harpzangen, of de CL Psalmen van den koninklyken Profeet David, en andere heilige Mannen

De Lofzang van Zacharias.

Luc. Cap. 1. vers 68-79. ⁺

GElooft zy onze Heer, de Godt ⁺
Van Israël, wiens liefde en kracht,
Zyn volk bezocht heeft, in 't genot
Van 't heil voor ons te weeg gebragt;
En ons den hoorn heeft opgerecht ⁺
In 't huis van David, zynen knecht,
Van zaligheit, te vooren.
Zoo klaar gespelt door Godts orakelmondt, ⁺
In zyn Profeeten, die hy zondt
Van 't aanbegin, om zyn heil te hooren.
2 Een slaking uit de handt en magt ⁺
Van al die ons vyandig zyn,

+ Luc. 1. vers 68-79.

+ 68 Gelooft [zy] de Heere, de Godt Israels, want hy heeft besocht, ende verlossinge te wege gebracht sijnen volcke:

+ 69 Ende heeft eenen hoorn der saligheyt ons opgerecht, in het huys Davids sijns knechts.

+ 70 Gelijk hy gesprooken heeft door den mondt sijner heyliger Propheten, die van den beginne der werelt [geweest zijn,]

+ 71 [Namelick] eene verlossinge van onse vyanden, ende van de handt aller der gener die ons haten.

[p. 536]

Opdat zyn liefde aan 't voorgeslacht
⁺Der Vaadren baatte in angst en pyn.
En hy gedacht aan zyn verbondt,
⁺By eede onwankelbaar gegrondt,
Aan Abraham den Vader
Gezworen, dat wy, naar zyn wil en woordt
⁺Verlost, eens zouden ongestoort
Hem dienen zonder vreeze te gader.
3 Met yver in gerechtigheit,
⁺En heiligheit, als onze pligt,
Voor hem, naar 't woordt ons toegezeit,
Tot 's levensloop hier zy verricht.
⁺En gy, myn kindt, zult een Profeet
Des Hoogsten heeten, die gereedt
Zult zyn om voor den Heere
Den weg te baanen van het zalig licht
Der blyschap, voor zyn aangezicht,
Een voorbô zyner heilige leere.
⁺4 Een leer voor 't volk ter zaligheit,
Tot slaking van het zondig quaat,

+ 72 Op dat hy barmhertigheyt dede aen onse vaderen, ende gedachtig ware sijns heyligen verbonts:

+ 73 [Ende] des eedts, dien hy Abraham onsen vader gesworen heeft, om ons te geven,

+ 74 Dat wy verlost zijnde uyt de handt onser vyanden, hem dienen souden sonder vreese,

+ 75 In heyligheyt ende gerechtigheyt voor hem, alle de dagen onses levens.

+ 76 Ende gy kindeken sult een Propheet des Allerhoogsten genaemt worden: want gy sult voor het aengesicht des Heeren voor henen gaen, om sijne wegen te bereyden.

+ 77 Om sijnen volke kennisse der saligheyt te geven, in ver-gevinge harer sonden:

[p. 537]

Door Godts barmhartigheit bereidt,
Naar zynen Goddelyken raadt,
Door d'innigste beweegingskracht. ⁺
Dit heil heeft ons te weeg gebragt
De Heilzon uit den hoogen;
Opdat ze met haar glans en licht verscheen, ⁺
En alle duisternis verdween
Van hen verblindt en ganschlyk bedrogen.
5 Van hen beangstigt door de doodt:
Opdatmen treede op 't vredepadt,
Geredt uit zulk een' angst en noodt,
Gelyk hy het besloten hadt.

+ 78 Door de innerlicke bewegingen der barmhertigheyt onses Godts, met welcke ons besocht heeft de Opgangh uyt der hooghte:

+ 79 Om te verschijnen den genen die geseten zijn in duysternisse, ende schaduwe des doots; om onse voeten te richten op den wegh des vredes.