Davids Harpzangen, of de CL Psalmen van den koninklyken Profeet David, en andere heilige Mannen
(1707)–François Halma– Auteursrechtvrij
[pagina 494]
| |
De Cxxxviij Psalm.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+IK zal u looven t'allen stondt,
Uit 's harten grondt,
En eer bewyzen:
Ja, in den hoogen Godendrang,
Met psalmgezang,
Uw deugden pryzen.
Ga naar margenoot+Ik zal my buigen, reis op reis,
Naar uw paleis,
In uwe hoven:
Om uwe goedertierenheit,
Alom verspreidt,
En naam te looven.
2 Ik zal uw waarheit roemen, Heer,
Uw hemelleer,
Zoo hoog geprezen:
Want van uw woordt is nu de faam,
Door uwen naam,
In top gerezen.
Ga naar margenoot+Gy hebt my, als ik riep, verhoort;
| |
[pagina 495]
| |
En, naar uw woordt,
Met niewe krachten,
(Die gy, Heer, uit den hoogen werkt)
Myn ziel gesterkt,
En haar gedachten.
3 Van Koningen der aarde, in magt Ga naar margenoot+
Zeer hoog geacht,
Wordtge aangebeden;
Wanneer gy zult door uwen mondt
Uw heilverbondt
Hun klaar ontleeden.
Zy zullen in uw wegen gaan, Ga naar margenoot+
En u voortaan
Met zingen eeren:
Want groot is uwe heerlykheit,
En Majesteit,
Als Heer der Heeren.
4 Want zekerlyk de Heer is hoog, Ga naar margenoot+
Doch laat zyn oog
Op kleenen straalen:
| |
[pagina 496]
| |
Hy kent ze die vol trots en waan
Voor hem bestaan,
En laatze daalen.
Ga naar margenoot+Wanneer ik zit in angst beklemt,
Die blyschap stremt,
Schenkt gy my 't leven;
Uw handt, die 's vyandts woeden stuit,
Strekt gy ook uit
Om heil te geeven.
* * * * *
5 Uw rechte handt behoudtme in noodt.
Ga naar margenoot+De Heer, zoo groot
In mogentheden
Zal 't werk voor my volenden; want
Zyn rechte handt
Schraagt myne leden.
Uw goedheit wordt in eeuwigheit,
O Heer, verbreidt
Van hemelschaaren.
Laat, Heer, die magtig zyt en sterk,
| |
[pagina 497]
| |
Uw handenwerk
Toch nimmer vaaren.
|
|