Davids Harpzangen, of de CL Psalmen van den koninklyken Profeet David, en andere heilige Mannen

De Cxiv Psalm. ⁺

TOen Israël Egiptens slaverny ⁺
Verliet, en 't huis van Jakob uittoog, vry
Van 't volk vreemt van zyn taale;
Werdt Juda tot Godts eer en heiligdom, ⁺
En Israël zyn heerschappy alom;
Bevrydt van leet en quaale.

+ Psalm 114

+ 1 Doe Israël uyt Egipten toog: 't huys Jacobs van een volk dat een vreemde tale hadde:

+ 2 Soo werdt Juda tot sijn heylighdom: Israel sijne volkomene heerschappye.

[p. 414]

⁺2 De zee zag 't aan, en vloodt te rug, verbaast
Van 't wonderwerk, verricht met zulk een' haast,
Ook de Jordaan in 't stroomen,
⁺De bergen en de heuvels sprongen op
Als rammen, met hun' hooggebulten top,
En lammren aan de zoomen.
⁺3 Wat was u toch, gy zee, dat gy zoo vloodt ?
En gy, Jordaan, dat gy te rugge schoot ?
⁺Gy bergen datge als rammen
Opsprongt, gelyk de heuvelen, zoo ras
Als lammeren in 't nieuwe klavergras,
Voor 't oog van Isrels stammen ?
⁺4 Beef, aarde, beef voor 's Heeren aangezicht,
Als hy verschynt, bestuuwt met glanssig licht,
Voor Jakobs Godt, vol eere.
⁺Die zelf de rotz verandert in een' vloet,
Den keisteen in een bron tot aan den voet.

+ 3 De zee sagh het, ende vloodt; de Jordane keerde achterwaerts.

+ 4 De bergen sprongen als rammen; de heuvelen als lammeren.

+ 5 Wat was u, gy zee, dat gy vloodt ? gy Jordane, dat gy achterwaerts keerdet ?

+ 6 Gy bergen, dat gy opspronght als rammen; gy heuvelen als lammeren ?

+ 7 Beeft gy aerde voor het aengesichte des Heeren; voor het aengesichte van den Godt Jacobs.

+ 8 Die den rotzsteen veranderde in eenen watervloet; den keysteen in eene water-fonteyne.

[p. 415]

Beef, aarde, voor den Heere.