Davids Harpzangen, of de CL Psalmen van den koninklyken Profeet David, en andere heilige Mannen
(1707)–François Halma– AuteursrechtvrijDe xcj Psalm.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+DIe zich in 's Hoogsten schuilplaats stelt,
Die zal gerust vernachten
In 's Heeren schaduw, voor gewelt
Bewaakt van hemelwagten.
Ga naar margenoot+Ik zal dan zeggen tot den Heer,
Myn toevlucht, en myn sterkte,
Myn Godt, dien ik betrouwe en eer,
| |
[pagina 327]
| |
Wiens hoede ik steeds bemerckte.
2 Want hy zal door zyn groote magt Ga naar margenoot+
U redden uit de strikken
Des vogelvangers, slechts bedacht
Om op uw ziel te mikken.
Hy zal u dekken voor het woên Ga naar margenoot+
Der peste, met zyn vlerken,
Ja u voor alle quaadt behoên,
En uw betrouwen sterken.
3 Zyn waarheit is een beukelaar,
En schildt om u te dekken,
Gy zult niet vreezen voor gevaar Ga naar margenoot+
Des nachts, noch voor het rekken
Der peeze, of voor den scherpen schicht,
Des daags naar u geschoten,
Noch voor de peste, en 't naar gezicht Ga naar margenoot+
Van haar bederfgenooten.
4 't Quaadt dat in 't donker zich verspreidt,
Of 's middags uit komt breeken,
En 't al door zyne hevigheit
| |
[pagina 328]
| |
Verwoest, zal u niet steeken.
Ga naar margenoot+Ja, schoon 'er duizent op een ry
Door 't pestvier zullen sneeven,
En aan uw rechte en slinke zy
Tien duizent, zult gy leeven.
Ruste.
Ga naar margenoot+5 Alleen dat gy met oogen zult
Der boozen loon aanschouwen.
Want op u, Heer, die 't al vervult,
Ga naar margenoot+Zal ik alleen betrouwen.
Godt, d'Allerhoogste, is uw vertrek,
Dies zal u 't quaadt niet naaken,
Ga naar margenoot+Noch geene plaag uw tentverdek,
Om tot u te geraaken.
Ga naar margenoot+6 Want Godt, in's hemels hoog gebiedt,
Beveelt zyn Englenschaaren
Van u, dat u geen leet geschiedt,
En zy u trou bewaaren.
Ga naar margenoot+Zy zullen u ook een voor een
Op haare handen draagen,
| |
[pagina 329]
| |
Opdatge uw' voet aan geenen steen
Moogt stooten alle uw dagen.
7 Den fellen leeuw en d'adder zult Ga naar margenoot+
Gy treeden op de lenden,
Den jongen leeuw, die vreeslyk brult,
Den draak met zyne benden.
Dewyl hy my van harte lieft, Ga naar margenoot+
(Spreekt Godt) zal ik hem stellen
In't hooge, dat geen leet hem grieft,
Noch lyden hem zal quellen.
8 Hy kent myn' naam, dies zal hy my Ga naar margenoot+
Aanroepen in zyn nooden.
'k Zal hem verhooren, wanneer hy
Komt tot myn hulp gevloden.
'k Zal hem verlossen, naar zyn beê,
En hem met veele jaaren Ga naar margenoot+
Verzadigen, vol liefde en vreê;
Myn heil hem openbaaren.
|
|