Davids Harpzangen, of de CL Psalmen van den koninklyken Profeet David, en andere heilige Mannen
(1707)–François Halma– AuteursrechtvrijDe liv Psalm. Ga naar margenoot+
O Godt, verlos my door uw' naam, Ga naar margenoot+
En doet my recht, om my te slaaken,
Door uwe magt, uit 's vyandts kaaken; Ga naar margenoot+
Bevry my van der boozen blaam.
Hoor myn gebedt, en leen het oor
Naar myne reden: wil de klagten Ga naar margenoot+
Van mynen mondt toch niet verachten,
| |
[pagina 180]
| |
Maar geef my gunstiglyk gehoor.
Ga naar margenoot+2 Want vreemden staan nu tegen my,
Tyrannen zoeken myne ziele,
Ga naar margenoot+Opdat hun boosheit haar veniele:
Zy stellen Godt niet aan hun zy,
Noch voor hunne oogen. ziet, myn Godt
Is my een helper: ja de Heere
Ga naar margenoot+Is onder hen, die voor myn eere
En ziele staan by 't booze rot.
Ga naar margenoot+3 Hy zal dit leet en vloekbaar quaadt
Al myn' verspiederen vergelden.
Rooitze uit die uwen naam niet melden,
Naar uwe waarheit, trouwe en raadt.
Ga naar margenoot+Dan zal ik met vrywilligheit
U offeren in uwe hoven;
'k Zal uwen naam, ô Heer, dan loven,
Want hy is goedt, vol Majesteit.
Ga naar margenoot+4 Want hy heeft my met kracht geredt
Uit alle myn benaaude dagen,
Uit myn verdrukking, angst en plaagen,
| |
[pagina 181]
| |
En my in ruimer lucht gezet.
Myn oog heeft zelf, verrukt, gezien
Om mynen vyandt, en zyn schaaren:
Gy quaamt hem in den schildt gevaaren,
Zoodat ik kon zyn handt ontvlien.
|
|