Davids Harpzangen, of de CL Psalmen van den koninklyken Profeet David, en andere heilige Mannen
(1707)–François Halma– AuteursrechtvrijDe lij Psalm. Ga naar margenoot+
WAt roemt gy u toch in het quaade, Ga naar margenoot+
O gy geweldig mensch?
Uw woedend hart jaagt vroeg en spade Ga naar margenoot+
Naar bloet, als zynen wensch.
Daar 's Heeren goedertierenheit
Ons daaglyksch is bereidt.
2 Uw bitsche tong smeedt niet dan laagen, Ga naar margenoot+
| |
[pagina 176]
| |
Tot schade en boos gewelt.
Z' is als een scheermes. uw behagen
Hebtge in bedrog gestelt.
Ga naar margenoot+Gy lieft het quaade meer dan 't goedt,
Verwaten van gemoedt.
Ga naar margenoot+3 Uw lust strekt meer tot leugenspreeken,
Dan tot gerechtigheit.
Op woorden die het recht verbreeken
Ga naar margenoot+Hebtge u gansch uitgeleit.
Gy mint de tonge van bedrog,
En 't vuile lasterspog.
Ga naar margenoot+4 Godt zal u ook in eeuwigheden
Verbreeken; zyne handt
Zal u verstrooien uit uw steden,
Verdelgen in het landt
Der levenden, daar hy u uit
Ontwortlen zal, als 't kruidt.
Ga naar margenoot+5 't Rechtvaardig volk zal dit beschouwen,
En vreezen met ontzagh,
Ja lachen als hy, uitgehouwen,
| |
[pagina 177]
| |
Zich uitlaat in geklag.
En zeggen: ziet den man gevelt, Ga naar margenoot+
Die bouwde op boos gewelt:
6 Die Godt niet tot zyn sterkte stelde,
Maar zyn verworven goedt
En grooten rykdom daar voor telde.
Zyn magt styft hem den moedt.
Maar ik sta als een groene Olyf Ga naar margenoot+
In Godts huis, daar ik blyf.
7 'k Betrouwe op Godts barmhartigheden,
Altoos en eeuwiglyk.
Ik zal met lofgalm voor u treeden, Ga naar margenoot+
Om zulk een' liefdeblyk.
'k Verwachte uw' naam en 't zalig goedt,
Dat uwe kindren voedt.
|
|