Davids Harpzangen, of de CL Psalmen van den koninklyken Profeet David, en andere heilige Mannen
(1707)–François Halma– AuteursrechtvrijDe xlvj Psalm. Ga naar margenoot+
GOdt is ons eene vaste sterkte, Ga naar margenoot+
Een toevlucht, die ons heil bewerkte
Met kracht, en ons zyn hulpe zondt,
Dat elk in doodtangst ondervondt. Ga naar margenoot+
Daarom zal ook ons hart niet vreezen,
Al kreeg schoon d'aarde een ander wezen,
En wierd 't gebergte met gewelt Ga naar margenoot+
In 't harte van de zee gestelt.
2 Laat haare watren woeden, ruischen,
En tegen klip en bergen bruischen,
Laat die ook davren door de kracht Ga naar margenoot+
Der baaren, aan de lucht gebragt:
| |
[pagina 156]
| |
De beekjes der riviere zullen
Ga naar margenoot+Godts stadt verblyden, en vervullen
Met vreugde 'sHoogstens heiligdom,
En woningen met lof rontom.
Ga naar margenoot+ Godt is in 't midden van haar Koning,
En heeft in haar zyn vaste woning,
Zy zal niet wanklen, want hy waakt
Voor haar als 't morgenlicht genaakt.
Ga naar margenoot+De heidens raasden, koningkryken
Beweegden zich, om niet te wyken?
Doch hy verhief zyn stemme, en scholdt
Hun magt, dat d'aarde als wasch versmolt.
Ruste.
Ga naar margenoot+4 De Godt, de Heer der heireschaaren,
De Godt van Jakob zal ons spaaren,
Want hy is ons een hoog vertrek,
Opdat hy ons beschutte en dekk'.
Ga naar margenoot+Koomt aan, beschouwt des Heeren daaden,
Die zich een' wreeker toont der quaaden,
En d'aarde zelf met kryg verwoest,
| |
[pagina 157]
| |
Als 't zwaardt schynt in de scheê verroest.
5 Die d'oorlogsstormen en elenden, Ga naar margenoot+
Ten einde brengt tot 's wereldts enden,
Den boog en scherpe spies verbreekt,
De wagenen met vier ontsteekt.
Laat af, om hier wel op te merken, Ga naar margenoot+
Dat ik ben Godt, die heil kan werken.
Ik wordt in 't heidendom verhoogt,
Gelyk op d'aarde, als Hemelvoogdt.
6 De Godt, de Heer der heireschaaren, Ga naar margenoot+
Behoedt ons; wat zal ons bezwaaren?
Want Jakobs Godt, die ons bezorgt,
Is ons een hoog vertrek en borgt.
|
|