Davids Harpzangen, of de CL Psalmen van den koninklyken Profeet David, en andere heilige Mannen
(1707)–François Halma– AuteursrechtvrijPsalm xxiij. Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+DE Heer is my een herder en myn hoeder,
Nu zal my niets ontbreeken, want mijn voeder
Ga naar margenoot+Bereidt hy my in gras- en klaverweiden.
Hy koomt my zacht aan stille watren leiden.
Ga naar margenoot+Verquikt myn ziel, voert my in 't spoor der waarheit,
Om zynen naam, en straalt op my zyn klaarheit.
Ga naar margenoot+2 Al ging ik schoon in 't dal daar dootsche schimmen
En schaduwen verschy-
| |
[pagina 69]
| |
nen aan de kimmen,
Ik vreesde niet, want gy zyt myne hoede,
Met uwen stok en staf, voor 's vyands woede.
De tafel dekt gy voor myn aangezichte, Ga naar margenoot+
Op dat de trots myns haters voor u zwigte.
3 Gy zalft myn hoofd uit uwen oly-horen,
In overvloet schenkt gy my wyn en koren.
Dies zullen my 't goede en weldadigheden Ga naar margenoot+
Myn leven lang ook volgen, naar uw reden
En woord. ik zal in 't huis des Heeren blyven,
En langen tyd, ja eeuwig daar beklyven.
|
|