Goedkenning van den Heere Jakob Rhenferd, Professor in de Heilige en Oostersche Taalen in de Akademie te Franeker.
HEt is al overlang, dat veele Godtvruchtige en verstandige Leden der Nederlandtsche Kerken zich beklaagt hebben, van de slechte gezangen in het gemeen gebruik ingevoert, en tot nu toe behouden. Doch het heeft dezelve ook niet ontbroken aan schrandere en dichtkundige Geesten, die, naar de maate der gaven hun medegedeelt, getracht hebben hunnen Landt- en Geloofs-genooten van sinlyker en sinryker Rym te dienen. Onder deze komt nu ook te voorschyn Sr. François Halma, die, als in de Nederlandtsche Taale en Dichtkunde zonderling ervaaren, zynen yver en naarstigheit mede ter gemeen stichtinge heeft willen aanleggen en besteeden, waar van zyn E. mits dezen komt bewys te geeven.
Dit dan aan my vertoont, en op verscheide plaatzen naaukeurig ingezien en onderzocht zynde, kan ik niet nalaaten te verklaaren, het zelve bevonden te hebben (om van den Rym en de Dichtkunst niet te spreeken) met de letter en sin van de Psalmen Davids, zoo veel anders de rym ende het voorbeeldt, dat hy nootzaakelyk volgen moste, toelaat, naast over een te komen; niet twyffelende, of dezen zynen arbeidt zal tot grooten dienst en stichtinge van de Nederlandtsche Kerke gedyen, indien de zelve met zoo veel genegenheit ende liefde van de Christelyke Gemeente wordt aangenomen, als het werk van hem met yver ende naarstigheit is bearbeidt ende uitgewrocht. Waar toe ik zyn E. Godes genadigen en milderyken Zegen van harte toewensche.
JACOB RHENFERD.
Franequer den 23 Maart 1707.