In Gent wordt in 1890 het nieuwe vak psychologie toevertrouwd aan Jules-Jean Van Biervliet (1859-1945), doctor in de wijsbegeerte en letteren, maar eveneens kandidaat in de geneeskunde en doctor in de natuurwetenschappen van de universiteit te Leuven. Als pas benoemd hoogleraar stelt men hem in de gelegenheid in Leipzig stage te lopen bij Wilhelm Wundt om er de nieuwe wetenschap te leren kennen. In 1891 is Van Biervliet terug in Gent, en hij sticht nog datzelfde jaar het eerste Belgische laboratorium voor experimentele psychologie. Zijn bijdrage is vooral te situeren in het aantonen hoe het methodologische model van de natuurwetenschappen ook toegepast kan worden in de psychologie: hij verricht heel wat studies i.v.m. reactietijden en visuele illusies. Hij ontwikkelt methodes voor het meten van het geheugen, en werkt tal van trainingsprocédés uit voor geheugen en aandacht; zijn boek
La Mémoire (1902) heeft overigens een niet te onderschatten uitstraling aan zijn werk gegeven. Toch geraakt hij meer en meer geisoleerd, heeft geen echte eigen leerlingen gevormd, en de verandering van taalregime aan de Gentse universiteit moeilijk persoonlijk verwerkt. Tot aan zijn emeritaat (1930) evolueert Van Biervliet tot
Armand Thiéry. Leuven, Archief KULeuven ▪
een wetenschappelijk steeds meer vereenzaamde persoonlijkheid.
De oprichting van het eerste laboratorium voor experimentele psychologie te Leuven is in een heel andere context gebeurd, namelijk in het kader van het rooms-katholieke streven om de natuurwetenschappen in een nieuwe, thomistische benadering te integreren (het neothomisme). Hier is de centrale figuur Armand-Auguste-Ferdinand Thiéry (1868-1955). Op 4 augustus 1879 publiceert Leo XIII (r. 1878-1903) de encycliek Aeterni Patris, waarin hij een oproep doet aan de katholieke geleerden om zich in te zetten voor een vernieuwing van het filosofisch denken in het licht van de grote vooruitgang van de moderne natuurwetenschappen. Het werk van Thomas van Aquino, dat gekenmerkt werd door een grote belangstelling voor wetenschap, leek hem hierbij een goede leidraad. In 1880 vraagt hij aan de Belgische bisschoppen dit initiatief te steunen. Na enige aarzelingen vertrouwen de bisschoppen deze taak toe aan de jonge Désiré Mercier (1851-1926), die filosofie onderwijst in het diocesane Seminarie van Mechelen. Mercier vertrekt in 1882 naar Rome om bij de Paus nadere instructies in ontvangst te nemen. Bij zijn terugkeer werkt Mercier hard aan de oprichting van een speciaal Instituut voor Thomistische Wijsbegeerte (officieel opgericht in 1889; vanaf 1894 officieel erkend als integraal deel van de universiteit). In het Instituut worden er cursussen biologie, fysica en scheikunde gedoceerd; zelf begint Mercier aan de studies van neurologie, scheikunde, wiskunde en biologie. Maar de psychologie, die zich gedurende deze periode begint te ontwikkelen, geniet hierbij het meest zijn aandacht omdat deze juist zo verwant is aan de filosofie. Onmiddellijk na zijn terugkomst uit Rome gaat Mercier naar Parijs om er bij de psycholoog Charcot in de leer te gaan, en vooral om de wetenschappelijke basis van hypnose te leren kennen. Na zijn terugkeer in Leuven blijft Mercier zich op de nieuwe psychologie toeleggen; hij kent zeer goed het werk van Wundt, Binet,
Ribot, en William James, allen pioniers van de nieuwe wetenschap. In 1891 organiseert Mercier in Leuven een cursus in de experimentele psychologie en hij richt daarvoor een laboratorium op. Jan-Frans Heymans (1859-1932),