| |
| |
| |
15 De cartografie
Hossam Elkhadem
De eerste triangulatie van Neder- en Midden-België werd in 1746 uitgevoerd door César-François Cassini de Thury (1714-1784): 26 driehoeken bedekten een oppervlak van de kust tot Tongeren. Op basis van Cassini's resultaten ontwierp Joseph de Ferraris (1726-1814) zijn Carte chorographique des Pays-Bas autrichiens, in 1777 gegraveerd door L.A. Dupuis. Deze zgn. ‘koopmanskaart’ is opgevat naar het model van de kaart van Frankrijk die op dat moment in uitvoering was. Zij zal op haar beurt model staan voor latere kaarten. In 1786 bijvoorbeeld zal Jean-Baptiste de Bouge (1757-1833) een nieuwe chorografische kaart van de Oostenrijkse Nederlanden uitvoeren, 16 bladen op 1:220.000. Deze kaart is gepubliceerd te Brussel en zal onder de Franse bezetting een nieuwe uitgave kennen.
Bij de inlijving van België in de Franse Republiek in 1794, werden de koperplaten van Ferraris' chorografische kaart weggevoerd naar Parijs, waar zij werden opgeslagen in het Dépôt de la Guerre. De Franse autoriteiten lieten een aantal herzieningen en verbeteringen aan de platen van de kaart aanbrengen, waaronder de invoering van de metrische schalen. De chorografische kaart werd geconserveerd voor militair gebruik ten tijde van de Franse Republiek en het Keizerrijk. Toch is een aantal kaarten gerealiseerd als directe afleiding van Ferraris' chorografische kaart, zoals de Carte chorographique de la Belgique (1795-1796) van Louis Capitaine (ca. 1749-1797) en Pierre Chanlaire (1758-1817) op 1:86.400, of die van dezelfde auteurs op 1:436.000 en gepubliceerd te Parijs in 1803 met een voorstelling van de dertien bij het noordelijke deel van de Franse Republiek aangehechte departementen.
De in de 18de eeuw gestarte geodesie en triangulatie zullen in de revolutietijd en onder het Keizerrijk in Europa worden voortgezet door de Franse troepen, wat zal leiden tot de creatie van een triangulatienetwerk en tot het ontwerpen van meerdere topografische kaarten. Ook de regering van het Koninkrijk der Nederlanden (1815-1830) ondersteunde deze geodetische en topografische activiteiten. Aan dit werk zijn de namen verbonden van Jean-Jacques Tranchot (1752-1815) en van Cornelius van Krayenhoff (1758-1840), die hun metingen lieten vertrekken vanaf de zijde Duinkerken-Kassel van de Franse triangulatie. Krayenhoffs triangulatie van Holland omvatte 26 driehoeken en bestreek de afstand tussen de Belgische kust en Hoogstraten, terwijl Tranchot 15 driehoeken gebruikte om via Midden-België de Rijn te bereiken. Nog een ander geodeet werd ingeschakeld: kapitein Jan Erzey (1780-1842), die als gevolg van de oppervlaktevergroting van de Nederlanden na 1815 de triangulatie van het grondgebied voltooide met de meting van de driehoeken in het zuidelijk deel van het toekomstige België; het was de eerste maal dat deze meting plaatsvond.
Laurent-François Dethier (1757-1843) was de auteur van de eerste partiële geologische kaart van België: Essai de carte géologique et synoptique du département de l'Ourthe, et des environs. Zij verscheen te Luik omstreeks 1802, maar zonder indicatie van datum, plaats of auteur. Een veel belangrijker bijdrage in het domein der geologische kaarten danken we aan Jean-Baptiste d'Omalius d'Halloy (1783-1875), die de mineralogische kaart van het Franse Rijk opstelde, in 1816 gepubliceerd te Parijs voor het Bureau de Statistiques. Een belangrijke geologische kaart, Essai d'une carte géologique de la France, des Pays-Bas et de quelques contrées voisines, publiceerde hij in zijn Observations sur un essai de carte géologique de la France, des Pays-Bas et des contrées voisines, Parijs, 1823. Om zijn geologische kaarten te tekenen maakte d'Omalius d'Halloy lange reizen in Duitsland, Zwitserland en Italië.
| |
| |
Het Etablissement géographique de Bruxelles van Philippe Vandermaelen. In: La Belgique industrielle. 1854. Leuven, Centrale Bibliotheek KULeuven ▪
| |
▪ Het Etablissement géographique de Bruxelles
De Belgische cartografische productie werd gedurende een groot deel van de 19de eeuw gedomineerd door het kort vóór 1830 gestichte Etablissement géographique de Bruxelles. De oprichter, de Brusselaar Philippe Vandermaelen (1795-1869), was de zoon van een arts die in zaken was gegaan. Philippe vormde zich grotendeels zelf. Tussen 1825 en 1827 liet hij zich opmerken met een eerste publicatie, de Atlas universel de géographie physique, politique, statistique et minéralogique op de uniforme schaal 1:1.641.836, hetzij één lijn per 1.900 vadem. Dit eerste cartografisch werk toonde reeds de bekwaamheid van de auteur; hij verving het trage en dure werk met kopergravures door een nieuw, veel sneller en voordeliger procédé: de lithografie. De Atlas, verschenen in veertig afleveringen die driehonderd drieënzeventig kaarten en zes assemblagetabellen bevatten, is onderverdeeld in zes delen: Europa, Azië, Afrika, Noord-Amerika, Zuid-Amerika en Oceanië. De Atlas universel is bekritiseerd, maar het werk heeft een lacune gevuld die al lang voelbaar was in de cartografie van ons land. Het succes van deze Atlas leverde Vandermaelen een benoeming op aan de Académie royale de Belgique.
Na de Belgische Onafhankelijkheid richtte Vandermaelen zijn werk op de nationale cartografie. Naast enkele kaarten bij de verdragen die volgden uit de onderhandelingen met Nederland over de onafhankelijkheid van België, publiceerde het Etablissement géographique de Bruxelles hierover
| |
| |
kaarten op losse bladen. Onder deze grenskaarten bevindt zich de Carte topographique des frontières belges et hollandaises d'après le protocole de la conférence de Londres du 20 janvier 1831: indiquant les lignes de défense des dites frontières occupées par l'armée belge et hollandaise en mars 1831 d'après les documents publiées par le colonel d'état-major J.E. Van Gorkum, Brussel, 1833, op 1:100.000. Een reeks kaarten van de grensafbakening tussen België en Nederland werd bij het te Den Haag ondertekende verdrag van 5 november 1842 gevoegd (Brussel, 1842, variërende schalen).
Vandermaelen, die in zijn Etablissement een rijke bibliotheek en een grote collectie kaarten aanlegde, ontwierp vervolgens een geografisch woordenboek van de Belgische provincies: elke band moest één provincie bestrijken. Een band bestond uit twee delen: een inleiding tot de provincie in kwestie en notities over alle gemeenten in alfabetische volgorde. In 1838 verscheen de Dictionnaire géographique du Luxembourg, de achtste band van het geheel. De zeven andere volumes waren gewijd aan Luik (1831), Namen (1832), Henegouwen (1833), Antwerpen (1834), Oost-Vlaanderen (1834), Limburg (1835) en West-Vlaanderen (1836). Alleen de band gewijd aan Brabant is niet verschenen. Vandermaelen had de briefwisseling met betrekking tot de Dictionnaire evenals de redactie van de notities toevertrouwd aan François-Joseph Meisser (1793-1867), een arts en professor aan de Université libre de Bruxelles.
Een ander werk van Vandermaelen met betrekking tot de Belgische cartografie is de Carte de la Belgique d'après Ferraris augmentée des plans des six villes principales et de l'indication des routes, canaux et autres travaux exécutées depuis 1777 jusqu'en 1831, 1:86.400, Brussel, 1831-1832. In deze reproductie van Ferraris' beroemde chorografische kaart bracht Vandermaelen enkele wijzigingen aan ten opzichte van het origineel: de administratieve grenzen zijn aangepast; de toponymie en de orthografie van de plaatsnamen zijn verschillend voor bepaalde lokaliteiten; de sinds Ferraris' tijd aangelegde banen, wegen en kanalen zijn toegevoegd. De kaart was een groot succes. Vandermaelen maakte in 1836 twee andere kaarten van België op 1:200.000: Carte administrative et industrielle de la Belgique en Nouvelle carte générale de la Belgique. Van 1840 tot 1853 publiceerde Vandermaelen, samen met Paul Gérard (1796-1866), de Carte topographique de la Belgique, op 1:80.000, één van de mooiste prestaties van het Etablissement. Deze kaart zal fungeren als officiële kaart van België totdat het Dépôt de la Guerre vanaf 1866 zijn eigen kaarten produceert.
Grens tussen België en Nederland, Bijlage bij het verdrag van 5 november 1842, ondertekend in Den Haag. Vervaardigd door het Etablissement géographique de Bruxelles. Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, Kaarten en Plannen ▪
| |
| |
J.F De Keyser, Neufchâteau Carte topographique de la Belgigue, opgemaakt onder leiding van P. Gérard en Ph Vandermaelen, I: 80.000, Brussel, Etablissement géographique de Bruxelles, 1855-1862. Brussels, Koninklijke Bibliotheek Albert I, Kaarten en Plannen ▪
Aangezien de regering regelmatig een beroep deed op het Etablissement géographique de Bruxelles om de cartografische en administratieve publicaties van de staat uit te voeren, is deze instelling een zeer belangrijke rol gaan spelen in zowel de officiële, de institutionele als de particuliere en commerciële cartografie. Voorbeelden van administratieve kaarten zijn: Belgique, Brussel, ca. 1854, op ca. 1:600.000; Atlas administratif et industriel de la Belgique, op ca. 1:333.000; Carte des charbonnages des environs de Charleroi, 1865; Carte de la production, par commune, des carrières de Belgique pendant l'année 1871, door Adolphe Firket (1837-?), op 1:300.000; Carte de la production, de la consommation et de la circulation des minerais de fer, de zinc et de plomb, et des pyrites en Belgique pendant l'année 1871, eveneens door Adolphe Firket, op 1:300.000.
Vandermaelen publiceerde, op vraag van het Ministerie van Openbare Werken, meerdere atlassen van de rijksspoorwegen. Onder deze publicaties vermelden we van Alphonse Wauters (1817-1898), de Atlas pittoresque des chemins de fer de la Belgique: composé de 15 cartes ornées de vues et contenant une notice historique et statistique sur les chemins de fer, ainsi que la description de tous les
| |
| |
Alphonse Wouters, Carte pittoresque des chemins de fer de la Belgique, Brussel. Etablissement géographique de Bruxelles. 1843.
Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, Kaarten en Plannen ▪
lieux qu'ils traversent sous le rapport de la géographie physique et politique, de l'histoire, de la statistique, du commerce, de l'industrie, etc., Brussel, verschillende schalen, 1840, en de Atlas des chemins de fer de l'Etat: Belgique, uitgevoerd in 1844 onder leiding van hoofdingenieur Antoine Poncelet (1816-1892). Deze laatste Atlas was samengesteld uit drie delen, respectievelijk gewijd aan de spoorwegsecties, aan de kunstwerken en gebouwen, en aan het rijdend materieel.
Een ander type van thematische kaarten, geproduceerd door het Etablissement géographique de Bruxelles, vormden de hydrografische kaarten. Philippe Vandermaelen gaf meerdere kaarten uit van de vaarroutes en van de hydrografische bekkens. Bijvoorbeeld, van Jean-Baptiste Vifquain (1789-1854), Carte de la navigation de la Belgique et des pays limitrophes: divisée en bassins, Brussel, 1842, op ca. 1:440.000, en van Xavier Heuschling (1802-1883), [Carte des bassins hydrographiques de la Belgique], Brussel, ca. 1844, op. ca. 1:920.000. Tot slot interesseerde het Etablissement géographique zich ook, voor rekening van de administratie, voor het lokale wegennet. Voorbeelden: de Carte routière de Belgique: contenant notamment le tracé de tous les chemins vicinaux de grande communication,
| |
| |
opgesteld door Eugène Bidaut (1808-1868), Brussel, 1854, op 1:300.000, of de Chemin de grande communication de Ville-sur-Haine à Houdeng-Goegnies: pont-biais construit sur le Thiriau à Thieu, door Eugène Bidaut, Brussel, 1854, op 1:100.
Het Etablissement géographique de Bruxelles was ook gelieerd met één van de, uit wetenschappelijk oogpunt, interessantste cartografische verwezenlijkingen. In 1836 begon André Dumont (1809-1857), hoogleraar in de geologie aan de universiteit van Luik, met de realisatie van een geologische kaart van België. Hij presenteerde ze aan de Academie in 1849: Carte géologique de la Belgique, op 1:160.000, 9 bladen. Het zeer hoog wetenschappelijk niveau en de uitzonderlijke technische kwaliteit bezorgden haar internationale faam. Hetzelfde jaar presenteerde Dumont een complementaire versie van dezelfde kaart, nu getiteld: Carte géologique de la Belgique, indiquant les terrains qui se trouvent en dessous du limon hesbayen et du sable campinien. Het Etablissement géographique de Bruxelles nam de verspreiding van beide kaarten op zich. Van 1876 tot 1879 maakten het Ministerie van Binnenlandse Zaken en het Dépôt de la Guerre kleurenherdrukken van André Dumonts bodem- en ondergrondkaarten van België op 1:160.000; in enkele jaren waren zij uitgeput.
Reeds vanaf 1830 verwierf het Etablissement géographique de Bruxelles, dankzij de technische en financiële middelen, vooral de lithografie, het overwicht in de cartografische productie van het land. In 1866 echter publiceerde het Dépôt de la Guerre de eerste bladen van de kaarten op 1:40.000 en 1:20.000 in kleur, wat een einde maakte aan Philippe Vandermaelens monopolie in de officiële cartografie. Ook andere uitgevers begonnen hun eigen
André Dumont, Bruxelles Carte géologique indiquant les terrains qui se trouvent au dessous de limon hesbayen et du sable campinien. Brussel. Etablissement géographique de Bruxelles, 1836. Brussel, Koninklijke Bibiotheek Albert I, Kaarten en Plannen ▪
| |
| |
lithografieateliers op te richten, waardoor de concurrentie voor het Etablissement géographique de Bruxelles nog groter werd. Het Etablissement bleef evenwel, dankzij de steengravuretechniek en dankzij de enorme ervaring in het uitgeven en commercialiseren van kaarten, de belangrijkste producent van privé-kaarten in België tot het beëindigen van de activiteiten kort na de dood van Philippe Vandermaelen in 1869.
| |
▪ De kadasterplannen
De opstelling van kadasterplannen, verordend door Napoleon in 1808, werd voortgezet onder het Hollands bewind en voor de meeste provincies beëindigd in 1835; voor Limburg en Luxemburg gebeurde dit in 1839-1844. De regering stond bepaalde ambtenaren toe kadasterplannen te reproduceren en uit te geven. In 1837 publiceerde Paul Gérard (1796-1866), sinds 1816 betrokken bij de topografische meting van de zuidgrens van de Nederlanden en in 1835 benoemd tot kadasterinspecteur van West-Vlaanderen, de Atlas cadastral parcellaire van deze provincie op 1:25.000. In 1836 kreeg Philippe Vandermaelen toelating van Minister van Financiën baron Huart om kadasterplannen te reproduceren. Hierdoor gesterkt, vatte hij de publicatie aan van een Atlas cadastral du Royaume de Belgique op 1:5.000. Het aantal plannen gewijd aan één gemeente varieert in functie van de oppervlakte van de gemeente; de grondbezitters zijn vermeld in een Tableau indicatif. Enkel de kadasterplannen van Brabant zijn uitgevoerd: de publicatie stopte na 95 plannen. In 1844 ondernam Philippe Vandermaelen een tweede poging, in samenwerking met de kadasterinspecteur Henri Heuschling (1789-1850); het project werd opgegeven na het verschijnen van 42 gemeenteplannen van Brabant.
De bijdrage van Philippe-Christian Popp (1805-1879) in het domein van de kadasterplannen van België is zeer belangrijk en zij is heden nog steeds bruikbaar. In 1838 vatte Popp het ambitieuze plan op om de kadastergegevens van de gemeenten, die vaak verborgen zitten in meerdere registers en kadasterplannen, gemakkelijk toegankelijk te
Philippe Vandermaelen, Atlas cadastrol du Royaume de Belgique. Province de Brabant. Commune d'Alsemberg. Brussel. Etablissement géographique de Bruxelles, 1836. Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, Kaarten en Plannen ▪
Philippe Vandermaelen, Atlas cadastral du Royaume de Belgique. Tableau indicatif des propriétaires de la Commune d'Alsemberg (Prov. de Brabant) Brussel, Etablissement géographique de Bruxelles, 1836. Brussel. Koninklijke Bibliotheek Albert I, Kaarten en Plannen ▪
| |
| |
Philippe-Christian Popp. Plan parcellaire de la ville de Binche. In: Atlas cadastral de Belgique. Province de Hainaut, 1842-1879, 1:250. Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, Kaarten en Plannen ▪
maken voor de bevolking en voor de grondbezitters. Van 1842 tot 1879 werkte Popp aan de verkleining van de kadasterplannen, die soms een dertigtal bladen telden, tot plannen op één blad of op ten hoogste twee à drie bladen.
Popps op steen gegraveerde kadasterplannen verschenen in de Atlas cadastral parcellaire de la Belgique, publié avec l'autorisation de Monsieur le Ministre des Finances. De plannen zijn op 1:1.250, op 1:2.500 of op 1:5.000. Zij worden aangevuld met een Tableau indicatif et matrice cadastrale indiquant les numéros des parcelles, les noms, les prénoms et le domicile des propriétaires; la nature, la contenance, la classe et le revenu net imposable des propriétés bâties et non bâties par parcelle, la contenance totale de la commune; le tarif des évaluations nettes de chaque nature et de chaque classe des propriétés foncières. Popp realiseerde de kadasterplannen van 1.800 van de toentertijd 2.566 gemeenten van België; van de negen provincies werden volgende volledig in kaart gebracht: Brabant, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Henegouwen en Luik. De plannen van de provincie Luik zijn na Popps dood door zijn weduwe voltooid, terwijl die van de provincie Antwerpen onafgewerkt bleven. De plannen van de provincies Namen, Limburg en Luxemburg waren nog niet aangevat.
Naast de Atlas cadastral had Popp een ander, niet minder ambitieus project: de realisatie van een reeks topografische kaarten op 1:40.000, elk daarvan gewijd aan één van de negen provincies. Iedere kaart moest, naast de planimetrie en de nivellering, inlichtingen bevatten betreffende de provincie, de bevolking, de grondopbrengst, het aantal grondbezitters, percelen en bebouwde eigendommen. Alleen de kaart van West-Vlaanderen werd uitgevoerd. Zij telt zes op steen gegraveerde bladen; de eerste uitgave is die van 1856, de tweede dateert van 1879.
| |
▪ Het Dépôt de la Guerre
Op 26 januari 1831, enkele maanden na de onafhankelijkheid van België, besloot het Voorlopig Bewind tot de oprichting van een Dépôt de la Guerre et de la Topographie, verbonden aan het Ministerie van Oorlog, met de bedoeling, volgens
| |
| |
het oprichtingsdecreet, ‘kaarten te realiseren voor militaire operaties’. De militaire en officiële cartografie van België was de specialiteit van het Dépôt de la Guerre; buiten de realisaties in dit domein onderneemt het Dépôt geen enkel andere cartografische activiteit.
Een jaar na de oprichting publiceerde het Dépôt de la Guerre een etappekaart, gedrukt door een privé-onderneming; het is de Carte de Poste de la Belgique 1831 op 1:600.000. Na deze eerste cartografische productie publiceert de instelling in 1839 een etappekaart, en in 1843 een postkaart op ca. 1:583.333. Deze laatste toont de waterlopen, de steden en de grote dorpen, maar niet de wegen. De kaart is gegraveerd op steen. In 1847 verscheen een heruitgave van dezelfde kaart, gegraveerd op koper, waarop de hoofdwegen en de spoorwegen figureerden. De kaart van 1839 is gegraveerd op koper en toont slechts de belangrijkste waterlopen. In 1848 produceerde het Dépôt de la Guerre een nieuwe etappekaart die ditmaal eveneens rekening hield met de wegen en de spoorwegen, evenals met de afstanden uitgedrukt in mijlen. De etappekaart van 1857 geeft de afstanden in kilometers langsheen de lijnen die de verschillende geografische plaatsen met elkaar verbinden.
Als gevolg van de Belgische onafhankelijkheid in 1830 was het nodig de grenzen tussen België en Nederland vast te leggen. Een reeks kaarten is opgesteld met die bedoeling. Deze kaarten zijn gelieerd met de traktaten over de gebiedsafbakening. Het Dépôt de la Guerre vervaardigde de kaarten van de betwiste grenzen tussen België en Nederland, in het bijzonder de kaarten bij het verdrag van 5 november 1842 en die welke werden gevoegd bij de te Maastricht op 8 augustus 1843 gesloten Grensconventie (610 kaarten in handschrift). Het aantal kaarten van de grenzen tussen beide landen over de volle lengte is aanzienlijk: 76 kaarten op 1:10.000 en 341 plannen op 1:2.500. De grenzen tussen het groothertogdom Luxemburg en België werden vastgelegd met 24 kaarten op 1:10.000 en 136 plannen op 1:2.500.
Een koninklijk besluit van 30 september 1843 gaf het Dépôt de la Guerre de verantwoordelijkheid voor het opmaken van een topografische kaart van België. Het project werd voorgesteld door generaal Guillaume Nerenburger (1804-1869), die in 1845 directeur van deze instelling werd. Het voorbereidend werk begon met de triangulatie van België, een operatie die in 1847 startte als gevolg van het rapport van een commissie, voorgezeten door Adolphe Quetelet (1796-1874), die de geodetische gegevens van de triangulatie van het land uit de Hollandse tijd moest beoordelen. Generaal Nerenburger nam deze taak op zich. Het oorspronkelijk project voorzag dat de triangulatie op drie basissen zou rusten; elk van deze basissen bevond zich op een punt van de door België gevormde driehoek, zodat men op de twee aan twee genomen basissen een parallelketen, een meridiaanketen en een diagonaalketen zou kunnen betrekken. Het project is nooit gerealiseerd. Men mat in 1851 en 1852 de basis van Lommel, in 1853 die van Oostende. De derde basis, die van het zuiden van de provincie Luxemburg, werd niet gemeten. Immers, begin 1854 vroeg het Topografisch Bureau van Pruisen aan de Belgische autoriteiten de teruggave van de regels van Bissel die voor de triangulatie waren ontleend. Toch werden de metingen opmerkelijk precies uitgevoerd, en zij kunnen de vergelijking met de resultaten van andere landen perfect doorstaan. De oriëntatie werd bepaald door Jean-Charles Houzeau (1820-1888). De in 1850 begonnen triangulatie eindigde in 1873. Voor de kaart werd een Bonneprojectie gekozen, i.e. een aangepaste Flamsteedprojectie.
De topografische werken met betrekking tot de kaart van België op 1:40.000 startten in 1847 met een verkleining naar 1:20.000 van de kadasterplannen op 1:2.500 die in 1854 werden voltooid. Het is evident dat zo'n plannen, bestemd voor het kadaster, niet aan de noden van een topografische kaart konden voldoen: de gegevens die deze kaarten verstrekken zijn onvoldoende voor een kaart die vooral voor militair gebruik dient. Bijgevolg begonnen in 1860 topografische metingen op het terrein. De nivellering, uitgevoerd van 1840 tot 1872 met behulp van een hellingmeter, bestrijkt een hoogte van een 3.000-tal punten per planchet, wat overeenstemt met een oppervlakte van 8.000 hectaren. ‘Door interpolatie bepaalt men de ronde
| |
| |
zijden, en door die van dezelfde zijde samen te nemen, verkrijgt men de hoogtelijnen.’ België verkoos als één van de eerste landen deze voorstelling van het reliëf met behulp van hoogtelijnen. Men nam het gemiddeld laagtij te Oostende als nivellering 0o.
De gravureoperatie werd in 1860 gestart en in 1884 voltooid. De gehele kaart telde 72 bladen. Vanaf de minuten van de topografische kaart van België op 1:40.000 werd, met een fotolithografisch procédé, een kleurenkaart op 1:20.000 gereproduceerd. De kaart werd gegraveerd op steen, een veel betere techniek dan de kopergravure omwille van de duidelijkheid en de verfijning van de details en vooral omwille van het gemak van de correcties en aanvullingen. De 430 minuten van de topografische kaart van België zijn voortdurend aangepast.
Bruges. Brussel, Dépôt de a Guerre. 1871, 1:20.000. Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, Kaarten en Plannen ▪
De minuutplanchetten zijn immers regelmatig gebruikt voor de vervaardiging van nieuwe kaarten; vandaar dat het noodzakelijk was de minuten vrijwel om de vijftien jaar up-to-date te maken.
De officiële topografische kaart van België was de eerste topografische kaart die het Dépôt de la Guerre uitgaf. De kaart was ontworpen in het zwart; de kleurenversie werd pas in 1896 voltooid. Omwille van de dringende behoefte aan een precieze en betrouwbare kaart van het land publiceerde het Dépôt de la Guerre, naast de kaart op 1:40.000, twee kaarten op 1:20.000, de eerste in kleur, de tweede in het zwart. De gebruikte techniek voor de kleurenkaart was de fotolithografie. Deze chromolithografische kaart, die in 1880 voltooid zal zijn, bestrijkt 427 planchetten, tegenover 430 planchetten voor die in zwart-wit. Vanaf 1881 werd begonnen met een nieuwe uitgave van de kleurenkaart. De kaart op 1:20.000 in kleur van het Dépôt de la Guerre was de eerste in dit genre op het continent. Zij bestreek 452 bladen, verschenen tussen 1866 en 1880. Zij startte in het zuidoosten van België en eindigde in het noordwesten. Door de precisie en leesbaarheid was de kaart een onmiddellijk succes.
Zesentwintig jaar na de oprichting begon het Dépôt de la Guerre met het opstellen van een nieuwe kaart van België op 1:160.000. Deze kaart was gebaseerd op die van Vandermaelen op dezelfde schaal. De Carte de Belgique indiquant toutes les voies de communication à l'échelle de 1/160.000 verscheen in 1859 en kende meerdere herdrukken: 1862, 1866, 1870 en 1871. Bovendien circuleerden meerdere versies in zwart-wit en in kleur, met of zonder oro- of orohydrografische hoogtelijnen; gegevens betreffende de historische ontwikkeling van de communicatiewegen zijn op dit net ingevoerd. Deze kaart, op vier bladen, toont de rijks-, provincie-, arrondissements-, kanton- en gemeentegrenzen. Ook de waterlopen, de kanalen, de sluizen, evenals de banen, de wegen en de spoorwegen staan er op. De communicatiewegen zijn dus goed weergegeven. Het succes van deze kaart blijkt uit de grote verspreiding. Deze kaart op 1:160.000, in het begin bedoeld voor militair gebruik, zal een opmerkelijke populariteit genieten, wat het Dépôt
| |
| |
La carte de Belgique. Spa. Brussel, Institut de cartographie militaire, 1906. 1:40.000. Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, Kaarten en Plannen ▪
de la Guerre ertoe aanzette ze in verschillende versies toegankelijk te maken voor het grote publiek. De militaire versie bleef voorbehouden aan het leger tot de Eerste Wereldoorlog, de periode waarin men haar verving door de reeksen op 1:100.000 en op 1:200.000.
Om aan de behoeften van het publiek te voldoen, publiceerde het Dépôt de la Guerre een serie kaarten en plannen van Brussel en omgeving, een kaart van de Belgische kust op 1:5.000, een kaart van de steenkoolbekkens die bestemd was voor het Ministerie van Openbare Werken, evenals kaarten voor de Société belge de Géographie en voor de dienst waterbevoorrading van de stad Brussel. Onder de historische kaarten figureren die van de slag bij Waterloo, van de revolutie van 1830 en van het beleg van Antwerpen.
| |
▪ Het Institut de cartographie militaire
Het Dépôt de la Guerre dat, bij de oprichting in 1831, de cartografische activiteiten beperkte tot het opstellen van de officiële topografische kaart van België, kende geleidelijk aan een opmerkelijke uitbreiding in haar activiteiten. Het produceerde kaarten voor verschillende ministeriële departementen, voor openbare of particuliere organisaties, voor geleerde genootschappen. Zoals we hebben gezien, nam het de plaats in van het Etablissement géographique de Bruxelles, dat sinds
| |
| |
de dood van oprichter Philippe Vandermaelen op de terugweg was.
Een koninklijk besluit van 30 juli 1878 vervangt het Dépôt de la Guerre door het Institut de cartographie militaire. Deze nieuwe instelling wordt omschreven als een ‘speciaal instituut dat rechtstreeks afhangt van de Minister van Oorlog’. In 1883 maakte het instituut drie series topografische kaarten van België op 1:10.000, 1:20.000 en 1:40.000. Ondanks de grote zorg die het Institut de cartographie militaire had besteed aan de realisatie van deze drie kaarten, kwamen toch bepaalde anomalieën aan het licht als gevolg van de compensatie van het geodetisch netwerk. Deze vaststelling verplichtte het instituut de astronomische observaties betreffende breedte en azimut over te doen; dat gebeurde in 1884 te Hamipré, in 1886 te Lommel en in 1888 te Nieuwpoort. Anderzijds werd in 1906, om een nog grotere perfectie te bereiken, de meridiaankijker van de Koninklijke Sterrenwacht in het geodetisch netwerk ingepast. In 1889 is de Precisienivellering gecreëerd; zij bevatte ca. 200 richtpunten.
Het Institut de cartographie militaire breidde het onderzoeks- en productieterrein uit; zo voerde het werken uit voor de regering, voor de administratie en voor verschillende staatsdiensten. Bijvoorbeeld: Carte topographique de la Belgique, 1895, op 1:40.000; Carte topographique de la Belgique, plooibaar formaat, 1903-1907, op 1:40.000; Carte des localités où se trouvent des bureaux postaux ou des bureaux télégraphiques, 1894, z.s.; La Belgique, champ de bataille de l'Europe - België, slagveld van Europa, 1931, op 1:40.000; Carte des chemins de fer, routes et voies navigables de la Belgique, 1920, op 1:320.000; Carte de l'Administration de la Marine - Phares, fanaux et stations de sauvetage de la côte de Flandre, op 1:150.000. Behalve deze kaarten produceerde het Institut de cartographie ook verschillende militaire stadsplannen, bijvoorbeeld: Bruxelles et ses environs, 1881, op 1:5.000; Ville de Bruxelles. Les eaux anciennes et les eaux actuelles de Bruxelles van Théodore Verstraeten, 1884, op 1:20.000.
In 1947 veranderde de naam van het instituut in Institut de géographie militaire, vervolgens in 1976 in Nationaal Geografisch Instituut. Hoewel de doelstelling en de cartografische activiteiten van dit officieel instituut de grenzen van de militaire cartografie ver overschreden, zijn de verhoudingen met de privé-cartografie nooit concurrerend of competitief, maar eerder complementair en aanvullend geweest.
|
|