Elisée Reclus. Brussel, Archives de l'Université libre de Bruxelles ▪
werd behandeld (Jan Lewinski, Jean Mommaert, Eugène Prost). De auteurs zochten onderlinge verbanden, uiteraard in functie van de ideeën of theorieën van het moment, maar ze legden meer de nadruk op de sectorale aspecten dan op de relaties met de territoriale ruimte. Het was wellicht in studies van mensen die zich niet op de geografie maar op de sociale wetenschappen beriepen dat men de origineelste ideeën of thema's kon vinden, welke de geografen later verder zouden uitdiepen, bijvoorbeeld de studies over de landbouwpopulatie van Emile Vliebergh en Robert Ulens, die van Emile Vandervelde (1866-1938) over de invloed van de steden op het platteland of over de effecten van het grondbezit, die van Ernest Mahaim (1865-1938) over de sociale effecten van de arbeidersabonnementen op de spoorwegen.
De aardrijkskundige genootschappen hebben vanaf hun oprichting geijverd voor een wetenschappelijk aardrijkskundeonderwijs. Ze prezen het werk van Paul Vidal de la Blanche (1845-1918) in Frankrijk, van William Morris Davis (1850-1934) in de Verenigde Staten, of van Friedrich Ratzel (1844-1905), zijn opvolgers en Albrecht Penck (1858-
Marguerite Lefèvre, Leuven. Archief KULeuven ▪
1945) in Duitsland, om slechts enkele grote namen te noemen. Het is interessant om weten dat één van de eerste grote Franse thesissen uit de school van Vidal de la Blanche, die van Raoul Blanchard uit 1906, gewijd was aan Vlaanderen. De Franse geograaf Elisée Reclus (1830-1905) had na 1894 aan de Université nouvelle, een afscheiding van de Université libre de Bruxelles, een Institut de Géographie opgericht. Maar hij had veel meer buitenlandse dan Belgische studenten, en zijn instituut bleef niet lang bestaan. Toch zag men geleidelijk de creatie van afzonderlijke cursussen menselijke aardrijkskunde in de faculteiten Letteren en Wijsbegeerte, en fysische aardrijkskunde in de faculteiten Wetenschappen, en - middels een koninklijk besluit uit 1900 - van doctoraten in de aardrijkskunde. De professoren geografie in de universiteiten waren lange tijd ofwel historici, zoals Joseph Halkin (1870-1937) te Luik of Charles Pergameni (1879-1959) te Brussel, ofwel economen, zoals Paul L. Michotte (1876-1940) te Leuven, ofwel doctors in de wetenschappen, zoals Alfred Hegenscheidt (1866-1964) te Brussel. Paul L. Michotte speelde een belangrijke rol bij het nauwkeuriger omschrijven