Het paradijs der geestelijke en kerkelijke lofzangen (onder pseudoniem Salomon Theodotus)
(1638)–Aegidius Haeffacker– AuteursrechtvrijOp de wijse: Rosemont waer ghy vliet.
IEsu soet, hooghste goet,
O schoon wonder blinckent diamant!
Uwe gaven groot,
Sijn in onse noot,
Tegen strijt des duyvels valiant,
Maer eylacy quaet,
Ben ick inder daet,
Nochtans en laet ick niet,
U mijnen grooten Godt
Aen te roeren met mijn suchten, tranen,
Droefheyt is mijn meeste lodt.
Maer eylacy, etc.
Ach mijn hert is vol smert
| |
[pagina 38]
| |
Als ick wel bedenck mijn edel pont:
Gaen ick door het velt,
Mijn geest is ontstelt,
Door u liefden wonderlick afgront:
Merck ick dan op u pijn
Crachtighe medecijn,
Waer door u dierbaer bloet
Is tot overvloet, uytgegoten, uytgeput,
Veracht, vertre'en, o Jesu soet.
Merck ick, etc.
Keert dan weer, neemt een keer,
Van de sonde tot de ware deught,
Siet de werelt boos,
Vals en goddeloos,
Die de zielen wegh-neemt, 's Hemels vreught,
Slaet voor u bost met rouw,
Blijft uwen Godt getrouw,
Soo suldy zijn hier naer,
Eeuwigh sonnen claer,
Met de Cherubijnen, Throonen, Seraphijnen wonderbaer.
Slaet voor, etc.
|
|