Het paradijs der geestelijke en kerkelijke lofzangen (onder pseudoniem Salomon Theodotus)
(1638)–Aegidius Haeffacker– Auteursrechtvrij
[pagina 524]
| |
Op de wijse: O soete Harmonije, &c. pag. 20.
FRanciscus uytverkooren
Apostel, die Godts woort den Indiaenen,
Die van Christo te vooren
Noyt wisten, leeret, hem hen te vermaenen.
Ghy hebt bekeert
Na uw' begeert
Japonien door uw' leeringh;
China rijck, machtigh,
Gheniet uw' gaven krachtigh
T' haer bekeeringh.
D' Afgodsche boeverijen
Hebbend' verblindt al 't landt met hare volcken,
Kost ghy niet langher lijen,
Maer dreef van hen dees duyster swarte wolcken,
Alsoo dat sy
Wt slavernij
| |
[pagina 525]
| |
Des duyvels daer s' in saten
Wierden ghetrocken,
Looft Godt die hen quam locken
T' hunder baten.
Veel duysent-duysent zielen
Gantsch Heydensch zijn bekeert tot Godt Almachtigh,
Soo dat sy niet meer knielen
Voor Af-god, maer voor God den Heer waerachtigh,
Die alle eer
En duystmael meer
Zy, dan tongh' kan verklaren.
Wilt haer Heer goedigh
In u gheloof voorspoedigh
Doch bewaren.
Maer ghy bekeerde Rijcken
Met danck wilt Godt en uw' Apostel eeren;
En nimmer wilt afwijcken
Van het geloof dat hy u-lie'n quam leeren.
Tot aller tijdt
Voorsichtigh zijt,
Mijdt u van Ketters raden,
Maar door veel staten
Het recht gheloof verlaten
T' hunner schaden.
Maer wilt in danckbaerheden
| |
[pagina 526]
| |
Fanciscus Xaverius lof verheffen;
Die met sijn leer' en seden
't Beweghen tot Godts woordt u hert gingh treffen.
Betreft nu we'er
't Bewijs van eer;
Laet 't u toch niet verveelen
Op herpen, fluyten,
Op citers en op luyten
Lof te speelen.
Op dat ghy Godes zeghen
Altijt geniet, u danckb'righ siend' verneerdert;
Bidt hem: hy wil beweghen
De goetheyt Godts, dat hy sijn Kercke meerdert,
En roeye uyt
Al 't quaet onkruyt:
Brengend' tot een ons t' samen;
Dat w' hem daer boven
In eeuwigheden loven
Altijdt. Amen.
S.B. |
|