Den lust-hof der Christelycke leeringhe
(1622)–Benedictus van Haeften– Auteursrechtvrij
[pagina 185]
| |
[pagina 186]
| |
Van de Reliquien, ofte ghebeente der Heylighen.Op de wijse:
| |
[pagina 187]
| |
Moyses dee' met eer' verdraghenGa naar margenoot+
Josephs lichaem in een' waghen,
En bracht't in Palestijnen we'er.
Soo dees' niet zijn te mis-prijsen;
Moghen wy dan niet bewijsen
D'overleden eenigh' eer'?
Die den boordt Christi gheraeckten,Ga naar margenoot+
En die Petri schade naeckten,
Of Pauli sweet-doeck, werdt ghesondt;
En het dood' lichaem van eenen,
Raeckten Helisaeus beenen,Ga naar margenoot+
En werdt levende terstondt.
Komt dit goed door d'overleden;
Soo maghmen hun' doode leden
Wel eeren, wantse Godt oock eert.
Wegh dan ketters, die't verachten:
Van u is niet meer te wachten,
Die niet beters hebt gheleert.
Hun ghebeente, naer het leven,
Zijn ons tot een schat ghebleven,
Tot een pandt van hun' liefde groot:
Hier by zijn wy hen ghedachtigh,
Dat sy voor ons Godt almachtigh
Bidden, als wy zijn in noodt.
Hierom wy hen kercken stichten,Ga naar margenoot+
En ver-eeren met was-lichten;
En bidden Godt ootmoedelijck
Door hen die noch by ons rusten',Ga naar margenoot+
Dat hy ons des hemels lusten,
Laet' ghenieten eeuwelijck.
|
|