Den lust-hof der Christelycke leeringhe
(1622)–Benedictus van Haeften– Auteursrechtvrij
[pagina 188]
| |
[pagina 189]
| |
Van het eeren der Beelden.Op de wijse:
| |
[pagina 190]
| |
Ga naar margenoot+Heeft Godt niet in den ouden wet
Twee Cherubinnen selfs doen maecken;
Die inden Tempel zijn gheset,
Die vol was van ghesnede saecken?
Ga naar margenoot+Verhefte Moyses het serpent?
Werden ghesondt die dat aensaghen?
En was't al goed? dan oock bekendt
Dat Godt de beelden niet mishaghen.
Ga naar margenoot+Een mensch', is dat Godts beelde niet?
En machmen dat wel eer' bewijsen?
Als dit een ander beeldt gheschiedt,
Waerom soo wilt ghy dat mis-prijsen.
Ga naar margenoot+Men maeckt een beeldt van hout en steen,
'tWelck zijn onredelijcke dinghen;
Doetmen hen eer', die komt alleen
Aen die sy ons voor ooghen bringhen.
Is't datmen 'sKoninghs beeldt gheeft eer,
Is't Koninghs schande dat te breecken?
Voorwaer, Godts beelden zijn veel meer;
Ont-eertmen die, Godt sal het wreecken.
Ghy Catholijcken, hier uyt leert,
Datmen de beelden eer' magh gheven;
Maer soo, dat alsmen hen ver-eert,
Godts-dienst hen niet werdt toe-gheschreven.
Ga naar margenoot+Dees' daet en leeringh' is seer oudt
In Godts Kercke, die niet kan lieghen:
Al dat s'u leert, voor seker houdt;
Sy sal u nemmermeer bedrieghen.
|
|