Strofische gedichten
(1942)– Hadewijch– Auteursrecht onbekend
[pagina 198]
| |
Inhoud.INLEIDING: steeds wil ik hooge gedachten over Liefde koesteren. Als ik me vrij wil verlustigen, benauwt Zij me meest (I). EERSTE DEEL: over de wonderbare handelwijze der Liefde: troost en smart geeft zij samen (II-IV). TWEEDE DEEL: dat is de kracht der Minne, die alle aardsche gezelschap doet versmaden (IV); die, onbegrijpelijk voor aardschgezinden, den fieren hare heerlijkheid openbaart (VII); die een vrede schenkt die allen aardschen vrede stoort (VII). SLOT: daarom in 't ‘allernauste van Minnen rade’ gebleven! | |
Algemeene beschouwingen.De algemeene strekking van dit lied is duidelijk genoeg: de zonderlinge handelwijze, de wonderbare kracht der Liefde, om vreugde en smart te gelijk uit te deelen; waarom ook telkens vreugde en smart samengaan; met een aan de muziek ontleend motief, van den toon die allen zang overtreft, dat er door heen slingert, met een eenigszins gezochte woordspeling en rijke muzikale klanken en geluiden. Dit alles maakt enkele plaatsen in 't bijzonder wel wat duister. Het lied zet in met een hooggestemde verklaring, die wel past bij het thema, dat ze zal behandelen: om zich niet door die zonderlinge bejegening vanwege de Liefde te laten van streek brengen. ‘Steeds wil ik hooge gedachten koesteren over groote Liefde. Zij heeft mijn hart zoo verruimd, dat ik mij Haar gansch in pacht gegeven, weggeschonken, heb, opdat Zij in mij geboren worde’. En wel is dit noodig; want nu ik mij zoo heb opgegeven ‘als ik mij vrij in Haar wil verlustigen, werpt Ze mij in Hare boeien’. De tweede strophe, psychologisch eenigszins gelijk gebouwd, begint ook weer met de ‘hooge’ verstands- of geloofsovertuiging, dat ze haar leed wel zal te boven komen, ook al doet Liefde haar langs Haar engste paden gaan. Waartegen dan weer de ervarings-waarheid: ‘maar intusschen als ik rusten wil in Hare genade, jaagt ze me weer op. Welk een zonderling verslaen: hoe meer Ze mint, hoe meer Ze verdrukt. Ja, zonderling inderdaad, gaat het dan voort, onbegrijpelijk, de handelwijze van Liefde: als Ze mij troost brengt, wordt het een sidderen en beven. Dat toch de edele herten zich niet daardoor laten afschrikken!’ Daarom bidt ze Liefde ‘dat Zij die harten moge aanzetten om steeds in den juisten toon der Liefde te blijven: in ootmoedige of neerhoudende bezorgdheid, vrees, en in verwachting die verheft te gelijk’. Die toon heeft het muzikale thema ingeleid. Nu wordt daarop wat voortgeborduurd. ‘Troost en misloon te gelijk is het wezen zelf van den smaak der Liefde. Zelfs Salomon zou ons dit niet kunnen verklaren. De zang | |
[pagina 199]
| |
overtreft allen toon’. En, eenigszins onduidelijk als samenhang: ‘die tijt daer ic altoes na hake, d.i. de tijd der eindelijke, volle vereeniging, de eeuwigheid, brengt zelf den loon: d.i. zal alles oplossen en de zuivere, onvermengde, belooning brengen. Juist die tijd, de eeuwigheid, de zaligheid, die Liefde zelf is, doet hier alle aardsche gezelschap versmaden, om zich slechts aan één wezen te hechten, aan de Liefde. Het vooruitzicht dier zaligheid toont verliezen, van aardsche, tijdelijke dingen, en groote winsten. Die toon, wat aldus getoond wordt, overtreft alle zangen, al wat men er in zang over kan verkondigen. Wat is dit? Wat is die toon, wat wordt geopenbaard? Liefde in al Hare macht. Zoo kort. Het baat immers niet er iets van te willen verklaren aan aardschgezinden, die weinig om Liefde hebben geleden. Zij begrijpen er niets van, van de heerlijkheid die Liefde openbaart aan de fieren, onversaagden, die in de Liefde worden ghesoghet. Die macht der Liefde die alles overwint is te verstane onghehoert: zij brengt ons bi en verre in verwarring; en schenkt een vrede die allen vrede van aardsche dingen stoort’. Daarom, zoo luidt het besluit, ‘wie in Liefde wil vooruitkomen, kracht en steun hebben, zal geen cost, geen schade, geen inspanning vreezen, maar trouw staan in wat ook de Liefde over hem moge beschikken; Haar in alles onderdanig zijn, in Haar komen, met vertroosting, in Haar gaan, wat lijden doet. Wie dit vertrouwend op de Liefde zou verrichten, hij zou in Liefde geheel liefde geworden voldoen. | |
Bijzondere opmerkingen.Nog een lied buiten alle jaargetijde; en weer van vreugde en smart te gelijk. Het thema der soete pine, die als de macht der Liefde gevierd wordt. Met de mystieke beeldspraak: van de Minne-boeien (8, 10); den Minne-honger (48, 55, 57); het dolen om Minne (11, 51); de Minne-vereeniging (31 vlg.). | |
Vorm.STROPHENBOUW:
a4 b4 a4 b4 a4 a4 b4 a4
Ik lees: 13 Alsic mi wáne ruśten in háre ghenáde.
RIJMEN: 25 persone van C zal om het rijm moeten zijn: persoen, als A en B. TAAL. - vv. 5-6 verpachte de gewone beeldspraak met pacht: zich zelven in pacht geven, zich geven; in = met de beteekenis van tot, doelaangevend: opdat de Minne van hoghen geslachte in haar geboren worde, door gelijkvormigheid met Haar. v. 23 in minnen toene, waar A en B hebben doene; toch is wel toene bedoeld, wat dan het motief der volgende str. voorbereidt: toene = toon, door | |
[pagina 200]
| |
de dubbele stemming gemaakt van nederen twifele en hoghen wane; dit is de juiste toon waarin men blijven moet. vv. 30 en 40 wordt dan gezegd: die sanc verhoghet allen toen en omgekeerd die toen verhoghet alle sanghe. Die toen, dit samengaan, die soete pine als het elders heet, is dan Minne in al hare ghewout. 46 de vreemden begrijpen niet hoe men zoo voor Liefde moet lijden, omdat zij niet weten dat Liefde haar rike belooft, wat die pine zoo zoet maakt en in hoghen waen houdt. v. 30 Die sanc verhoghet allen toon: toen herneemt in Minnen toene van v. 23: het samengaan van in nederen twivele in hoghen wane, de soete pine. Er kon echter mede een zinspeling bedoeld zijn op v. 36: ende toent verliese ende grote ghewinne en op v. 46 dat Minne vertoghet; en toen = vertooning, wat de Minne toont, voorhoudt, belooft. Wat is dan juist: de zang gaat allen toon te boven? de zang overtreft alle toonhoogte, alle vertooning of voorstelling; het overtreft alle voorstelling? Wat verder, v. 40, heet het omgekeerd: die toen verhoghet alle sanghe: daar schijnt die toen te bedoelen: een wesen boven alle sinne of zooals het v. 42 heeft: Minne in hare ghewont: die overtreft dan alle sanghe: men kan het niet bezingen; het is onuitsprekelijk, onbegrijpelijk? Iets anders kan ik er niet van maken. v. 31 herinnert aan L. 18, 28 en is de tijd der eeuwigheid, de tijd: die selve es Minne: die heeft in zich zelf nog den loon; brengt den loon en de oplossing. vv. 41-48. Een punctuatie, die v. 42 Die mein ic en v. 43 tot een luttel als parenthesis beschouwt en en doech ghetoghet rechtstreeks met die toen verbindt, geeft geen zin, weet met v. 42 geen weg, en stoort de kracht der uitdrukking; v. 43 en = het en v. 48 ghesoghet = gekoesterd, gevoed. Mnl. Wdb. meent: er in opgaan, er voor leven; doch men verwacht hier wat anders: een den vreemden onbekend geluk; hoewel na die sijn stout ook: die opgaan zou passen; maar ghesoghet drukt toch wat anders uit, zooals v. 55 ghesoghet in hare confoert waar de bet. gekoesterd worden duidelijk is. v. 50 zegt misschien hetzelfde als v. 40. De volgende verzen zijn eveneens duister. Ik zie er een tegenstelling in tusschen: in dole en een vrede: het brengt te gelijk in verwarring, in dole, en schenkt vrede; dan behooren ende bi ende verre samen: of nabij of verre, ze brengt in verwarring; men ervaart (bekint) de Minne bi ende verre, bi als men meent haar te genieten, bezitten, verre, als ze heen gaat, als men meent dat ze zich aan ons onttrekt, vliedt; maar bi of verre, ze brengt in verwarring. En ze schenkt vrede, maar een vrede die allen vrede stoort; v. 53 den vreden staat in 4n nv. door attractie met dien, versint. v. 54, = zijn zinnen zetten op, als in Gode versinnen op hem denken en acht geven: waarmede men hart en zinnen geheel op Haar zet; of anders = versient, opsmukt, versiert; v. 55 ghesoghet = gekoesterd; het ow. die is dus niet vrede, maar men; of anders na versint een punt. En dan: Hij wordt gekoesterd ... die ... wat dan opgenomen wordt door v. 57 vervaen. str. VIII. v. 57 vervaen = steun, kracht hebben, dus zooveel als vooruitkomen. v. 64 volstaen nog een vaag woord, dat kan synoniem zijn van voldoen; of: tot het einde staan, in Liefde al Liefde geworden. | |
[pagina 201]
| |
31
I
Om grote minne in hoghe ghedachteGa naar margenoot*Ga naar voetnoot1
Willic wesen al minen tijt;
Want si mi met harer groter crachte
Mine nature maect so wijt,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Dat ic mijn wesen al verpachteGa naar voetnoot5
In die hoghe gheboert van haren gheslachte.
Alse ic wil nemen vri delijt,Ga naar voetnoot7
So werpt si mi in hare hachte.
II
Ic waent wel liden sonder scade,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Dat ic in minnen dus ben bevaen,
Wiltsi mi alle die nauste padeGa naar voetnoot11
Van haren weghe doen verstaen.
Alsic mi wane rusten in hare ghenade,
Verstormt si mi met nuwen rade.Ga naar margenoot*Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Dits een wonderlijc verslaen:Ga naar margenoot*Ga naar voetnoot15
Sosi meer mint, sosi meer lade.
III
Dit es wonder groet te verstane:
Der minnen nemen ende hare gheven;
| |
[pagina 202]
| |
Alsi mi gheeft troest te ontfane,
20[regelnummer]
So wordet vruchten ende beven.
Der minnen biddic ende mane,
Dat si die edele herten spane
Dat si in minnen toene dus bleven
In nederen twivele, in hoghen wane.
IV
25[regelnummer]
Troest ende meslone in enen persoenGa naar voetnoot25
Dats wesen vander minnen smake;Ga naar voetnoot26
Al levede die wise Salamoen,
Hi liet te ontbintdene so hoghe sake.
Wine werdens berecht in gheen sermoen:
30[regelnummer]
Die sanc verhoghet alle<n> toen.
Die tijt daer ic altoes na hake
Hevet in hem selven noch den loen.
V
Haken, merren, beiden langhe
Na dien tijt, die selve es minne,
35[regelnummer]
Doet versmaden vremde ghemanghe,Ga naar voetnoot35
Ende toent verliese ende groet<e> ghewinne.Ga naar margenoot*Ga naar voetnoot36
Fierheit ra<e>dt mi dat ic hanghe
So vaste in minnen, dat ic bevanghe
Een wesen boven alle sinne:Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Die toen verhoghet alle sanghe.
| |
[pagina 203]
| |
Die toen die alle sanghe verhoghet,Ga naar margenoot*
Die meinic: minne in hare ghewout.
Ic segs een luttel, en doech ghetoghet
Den vremden herten, die sijn cout
45[regelnummer]
Ende cleine om minne hebben ghedoghet:
Sine weten niet, dat minne vertoghet
Hare rike den fieren die sijn stout
Ende in die minne werden ghesoghet.
Ghewout van minnen die al verwint
50[regelnummer]
Die es te verstane onghehoert,
Ende bi in dole ende verre bekint,
Ende een vrede die alle vreden stoert:
Den vreden dien men in minnen ghewint
Daer men hare wesen al met versint,
55[regelnummer]
Die wert ghesoghet in hare confoertGa naar margenoot*
Die hem met minnen in minnen dus mint.
VIII
Die dus in minnen wilt vervaen,Ga naar margenoot*
Hine sal ontsien cost noch scade
Noch pine; hi sal met allen staen
60[regelnummer]
Int alre nauste van minnen rade,Ga naar voetnoot60
Ende met hoghen dienste sijn onderdaen,
In al hare comen, in al hare gaen:Ga naar voetnoot62
Die dit op minnen trouwe dade,Ga naar voetnoot63
Hi soude in minnen al minne volstaen.
|
|