Strofische gedichten
(1942)– Hadewijch– Auteursrecht onbekendInhoud.INLEIDING: Wie tot allen dienst in de Minne bereid is, zal nog eens Minne worden (I). EERSTE DEEL: Minne te worden is onghehoert: vreeselijk en wonderbaar; het vergt een langen trouwen dienst (II); die begint met het vermijden der zonden en het beoefenen van de werken van barmhartigheid (III). TWEEDE DEEL: Minne te worden is een groot werk: welke werken de minnaar zoo al beoefenen moet, zonder er zich door te laten overwinnen, met alle macht, betrouwend op het woord der M. (IV, V). SLOT: Wie zich aan M. alleen iets laat gelegen zijn, wie Haar alleen beoefent, geeft Haar voldoening; hij is de wijze strijder, die Haar eens bemachtigen zal (VI en Rf.). | |
Algemeene beschouwingen.Dit lied is zoo goed als geheel didactisch. Het gaat over al wat de dienst der M. verlangt om Minne te worden. Eerst meer in het algemeen, dan meer in 't bijzonder. Weer een lied van vernieuwing, en waarin die nieuwe Minnedienst bestaat. Het algemeen thema gaat voorop: ‘wie trouw tot allen dienst der Minne ware bereid, zou van Haar nuwen troest en nuwe cracht ontvangen, hij zou Minne werden: geheel opgaan in Minne en haar gelijkvormig worden’. Dit is iets ongehoords: want het vergt een langen en moeizamen dienst; het overtreft alle voorstelling. De Minne woont diep in den schoot van den Vader: daarheen zal de minnaar lang en ver, als door een stormende zee, moeten opvaren, wil Minne hem haar werk openbaren, hare werking in hem ten volle uitoefenen. Hij moet beginnen met de wet te onderhouden, de geboden, en de werken van barmhartigheid te beoefenen. Volhardt hij daarin, beschikt hij over die macht om zoo te werken, dan verkrijgt hij reeds een eerste ghewin: hij doet, werkt, alles, als van zelf, zonder dat het schijnt, dat hij zich inspant; hij lijdt alle leed zonder dat hij schijnt te lijden’. Dit werk wordt nu verder bepaald: ‘altijd gelijkelijk sterk, nooit overwonnen, zal hij | |
[pagina 48]
| |
doen al datgene, waarin hij de Minne mag verkrijgen, in den dienst van lichamelijk of geestelijk lijdenden, in trouw tegenover Gods vrienden, met alle macht, boven ghereken’ = hetzij dit beteekent: boven alle berekening, hetzij: boven waartoe men reiken kan, boven zijn krachten. Het lied besluit met de verzekering dat, wie alleen Minne zoekt en dient, alles verkrijgt wat hij behoeft en Haar ghenoecht = voldoet, genoegen schenkt, of: tot Haar opleeft. Hij is de wijze strijder, die eens M. zelf zal veroveren. | |
Bijzondere beschouwingen.De Minne wordt v. 12 voorgesteld als de Zoon Gods. De gedachte v. 19, een gewoon paradox der Minne, schijnt een variante te zijn van de gewone: is men tot een zekere sterkte van Minne in haren dienst gekomen, zoo zal men alleen nog minnen, zonder zich bijzonder op een of ander werk toe te leggen, of: zonder dat het schijnt dat men nog werkt. In dit lied wordt eens uitdrukkelijk gezegd waarin de dienst der M. bestaat; men ziet den nadruk, die in die kringen op de werken van naastenliefde werd gelegd. Aan de STRIJDSYMBOLIEK herinnert v. 45; aan de STORM-symboliek dorevaren v. II. Mystiek is het Minne werden. | |
Vorm.STROPHENBOUW:
a4 b4 a4 b4 c4 c4 a4 tornada: d4 e4 d4 e4
Is drieledig. Verzen 12 en 15 vallen moeilijk binnen het schema; misschien valt v. 12 Die Minne eenigszins buiten het vers; bij v. 15: Der ontférmicheit cóst...
ONZUIVERE RIJMEN: 42 ghenoeghet, zelfs met ghenoecht.
TAAL. - 35 de onderdrukking van subj. is gewoon in dergelijke constructies. 33. boven ghereken: de beteekenis staat niet vast; men zou verwachten: boven berekening; aldus Mnl. Wdb., vragender wijze; maar ook: ‘misschien als znw. gebruikt in de bet. bereik’; dan zou ik verklaren: boven waartoe men reiken kan; deze bet. past beter bij lezing A = B: tghereken. Of = gherec: wat noodig is; vgl. Vis. 7, 23. 35. Op Minnen sach = een veel voorkomende uitdrukking. In L. 40, 7 heet het: op Minnen beheet; misschien hetzelfde; daarom: op het woord, de belofte; vertrouwend op het woord ... van M.; Mnl. Wdb.: op het gezag, den invloed, de werking. Dit lied behoort trouwens niet to de stilistisch beste; en heeft zelfs ongewone oversprongen (v. 1, 2); toch wel de taal van Hadewijch. | |
[pagina 49]
| |
8
Die tijt vernuwet ende tegheetGa naar margenoot*
Die oude die langhe hevet ghestaen.Ga naar voetnoot2
Die in minnen dienste ware ghereet,
Van hare soudi loen ontfaen:
5[regelnummer]
Nuwen troest ende nuwe cracht;
Dat hi hare minde met minnen macht,Ga naar voetnoot6
Met minnen so worde hi minne saen.Ga naar voetnoot7
II
Hets onghehoert te werdenne minne.Ga naar voetnoot8
Die minne wilt werden hine sal niet sparen.
10[regelnummer]
Hets wesen boven alle sinne;Ga naar voetnoot10
Hi sal met al in al dorevaren;Ga naar voetnoot11
Die minne woent so diepe in[t]s vaders scoet,Ga naar voetnoot12
Die dienst sal wesen herde groetGa naar margenoot*
Daer minne hare werc sal openbaren.Ga naar voetnoot14
III
15[regelnummer]
Der ontferm [hert]icheit cost ende die scout der wetGa naar voetnoot15
Gheldet die minnare int beghin;
Na dat hi dese ghewout besetGa naar voetnoot17
| |
[pagina 50]
| |
Comt hi in overgroet ghewin:
Hi werct alle werc sonder scinen,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Hi doghet al leet sonder pinen;Ga naar voetnoot20
Dits leven boven menschen sin.
IV
Die minne wilt werden, hi werct groot werc;Ga naar voetnoot23
Want hine faelgeert in ghenen sinnen;
Hi es onverwonnen ende even starc
25[regelnummer]
Daer hi der minnen minne mach winnen,Ga naar voetnoot25
Eest in sieke, eest in ghesonde,Ga naar voetnoot26
In blende, in cropele, ende in ghewonde:
Dat sal hi over scout bekinnen.Ga naar voetnoot28
V
Den vremden dienen, den armen gheven,
30[regelnummer]
Den sereghen troesten als hi mach,Ga naar margenoot*
Den vrienden Gods met trouwen levenGa naar voetnoot31
In heyleghen, in menschen, nacht ende dach,Ga naar margenoot*
Met alre macht, boven ghereken;Ga naar margenoot*
Dunct hem dat hem der cracht mach ghebreken,
35[regelnummer]
Verlate hem voert op minnen sach.Ga naar voetnoot35
VI
In groter minnen to<e>verlaetGa naar voetnoot36
Vercrychtmen al dies men behoeft:
| |
[pagina 51]
| |
Si ghevet den ongheleerden raet;
Si troest denghenen die hem bedroeft;
40[regelnummer]
Es sine sake in hare alleneGa naar voetnoot40
Ende en wilt hi anderen troest engene,
Dats een teken dat hi hare ghenoeghet.
Ga naar margenoot*Die allene minne wilt pleghen
Met alder herten ende alden sinne,
45[regelnummer]
Hi he<v>et al met al beleghenGa naar voetnoot45
Dat hi hare selven al bekinne.
|
|