Strofische gedichten
(1942)– Hadewijch– Auteursrecht onbekendAlgemeene beschouwingen.Dit is het lied van de nukken en grillen der Liefde: van de wisselvallige en willekeurige behandeling, die de ziel vanwege de Liefde ervaren moet. Daarom treuren mag de herte fine niet; de fieren, die naar de geheelheid der Liefde opstreven, wier Liefde echter steeds onverzadigd blijft, zullen stout zijn en koen, bereid om steeds even welke behandeling vanwege de Liefde te aanvaarden. Want onghehoort, wonderbaar, vreeselijk, is de handelwijze der Minne: wie door Haar wordt aangeraakt, heeft geen duur meer; hij moet vele onghenoemde uren smaken: tijden van vreemde behandeling, uren waarvoor geen naam bestaat, onnoemelijke; eerder wellicht dan onghemoede = droevige, pijnlijke; Had. wil eerder den klemtoon leggen op het geheimzinnige, het paradoxale der behandeling die de minnende moet ondergaan. En in een machtige enumeratie met tegenstellingen volgen dan door vier strophen de onghenoemde uren, die de Liefde in de minnenden uitwerkt. Met aan het slot, in dit pijnlijke moeten, een smartelijk beeld van de ellende der Liefde. Vol is dit: niet omdat nog niet meer tegenstellingen konden aangevoerd worden; maar omdat de stemming af is, en alle verdere ontwikkeling slechts den indruk zou verzwakken; omdat ook het slot de stemming aesthetisch afrondt en gevoel en verbeelding uitbreidt. En al door weer de hooge gezindheid, de adel in de stem en in 't gemoed; met den psychologischen eenheidsdrang van Liefde en Geliefde, waardoor die wisselvallige uitwerkselen nu eens als eigen aan de Liefde, dan | |
[pagina 31]
| |
weer aan de geliefde worden toegeschreven; met de steeds levende, hartstochtelijke taal. | |
Bijzondere beschouwingen.Een lied van de ongheduricheit der Liefde. Zoo men wil didactisch; maar hoe gevoeld! Psychologisch-mystiek is de wijze waarop de uitwerkselen der M. in de ziel als eigen aan de M. zelf worden voorgesteld. Bijzonder mystieke beelden zijn hier: de onghenoemde uren; het manen der groote scout door M. (25); het ghesoghet worden door M.; het nemen en gheven. De uitdrukkingen gheraect (19) jubileren (32) zijn niet technisch bedoeld. Het NATUURTAFEREEL is slechts even aangeduid: winter. Met contrasteerenden inhoud. | |
Vorm.STROPHENBOUW:
a4 a4 a4 b3 c2 c2 b3
Toch kunnen de b-rijmen dikwijls moeilijk met drie heffingen gelezen worden; of men zou moeten scandeeren b.v. Ván mínnen doéne; 25 Dié Mínne al maént; 32 Dát és jubiléren; 35 In éen hantéren. 48. Altoés híer léven. Z. alg. Inleiding.
CONCATENATIO bestaat tusschen de drie eerste strophen door Minnen pleghen (7, 9, 15). Tusschen de vier laatste door de twee eerste verzen telkens met bi wilen ... bi wilen.
TAAL. - 21. onghenoemder: A heeft onghemoeder maar wel punctum delens onder het laatste streepje van m: A wilde dus ook onghenoemder schrijven, maar heeft dan n, of de afkorting, vergeten; B heeft het punctum delens niet gemerkt en schrijft onghemoeder. Onghenoemder verdient dan ook de voorkeur. Het woord herinnert aan Br. XX. 22-24 beschrijft het onghedueren der Minne door haar uitwerkselen in de ziel. 25-28. De Liefde belooft ons hare heerlijkheid; zij wekt er de ziel toe op (spaent); maar deze moet er voor betalen; tot het betalen dier liefdeschuld maant Zij de ziel voortdurend: men kan niet komen tot de Liefde, dan door groot, moeizaam lijden. 30 geldt meer van Minne zelf; of van het gevoel der ziel die zich of verre of dichtbij de Minne waant. 37. geldt ook eerder van de Minne, die zich verborgen houdt of vertoont. | |
[pagina 32]
| |
5
Al droevet die tijt ende die vogheline,Ga naar margenoot*
Dan darf niet doen die herte fine
Die dore minne wilt doghen pine;
Hi sal weten ende kinnen al
5[regelnummer]
- Suete ende wreet,
Lief ende leet -
Wat men ter minnen pleghen sal.Ga naar voetnoot7
II
Die fiere, die daer toe sijn ghedeghenGa naar voetnoot8
Dat si onghecuster minnen pleghen,
10[regelnummer]
Si selen in allen weghen daerjeghen
Stout sijn ende coene,
Ende al ghereet te ontfaen
Si troest, si slaen,
van minnen doene.Ga naar margenoot*Ga naar voetnoot14
III
15[regelnummer]
Der minnen pleghen es onghehoert,
Als hi wel kint dies hevet becoert.
Want si in midden den troest testoert;Ga naar margenoot*
Hine can gheduerenGa naar margenoot*
Dien minne gheraect;
20[regelnummer]
hi ghesmaect
Vele onghenoemder uren.Ga naar voetnoot21
| |
[pagina 33]
| |
Bi wilen heet, bi wilen cout;
Bi wilen bloede, bi wilen bout:
Hare onghedueren es menichfout.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Die minne al maentGa naar voetnoot25
Die grote scout
Haerre riker ghewout
Daer si ons toe spaent.
Bi wilen lief, bi wilen leet;
30[regelnummer]
Bi wilen verre, bi wilen ghereet:
Die dit met trouwen van minnen versteet,
Dat es jubileren:
Hoe minne versleet
Ende ommeveet
35[regelnummer]
In een hanteren.
VI
Bi wilen ghenedert, bi wilen ghehoghet;Ga naar voetnoot36
Bi wilen verborghen, bi wilenGa naar voetnoot37 vertoghet;
Eer selc van minnen wert ghesoghet,
Doghet hi grote avontuere,
40[regelnummer]
Eer hi gheraectGa naar voetnoot40
Daer hi ghesmaect
Der minnen natuere.
| |
[pagina 34]
| |
VII
Bi wilen licht, bi wilen swaer;
Bi wilen doncker, bi wilen claer;Ga naar voetnoot43-44
45[regelnummer]
In vrien troest, in bedwonghenne vaer,Ga naar voetnoot45
In nemen ende in gheven,
Moeten die sinne,Ga naar margenoot*
Die dolen in minne,
Altoes hier leven.
|
|