Corpus van Middelnederlandse teksten. Reeks II. Literaire handschriften. II-6. Sinte Lutgart, Sinte Kerstine, Nederrijns moraalboek
(1987)–Maurits Gysseling, W. Pijnenburg– Auteursrechtelijk beschermdwiedwijs dat si was gepijnd in den viere.
DOen begonst si te doene die dincge
35[regelnummer]
daer om dat si was sunderlincge
gesint hier weder in ertrike
[e]nde croep ind ovene wonderlike
Ga naar margenoot+ [die] daer waren alte heed
[om] te backene broet gereet
40[regelnummer]
[d]aer leet se heite menechuoide
[a]l yman van ons liden soude
[s]o dat sijt hadde daer so heed
Ga naar margenoot+ [d]at si van groter pinen creed
| |
[pagina 114]
| |
nochtanGa naar voetnootae) van buten so en sceen
[a]enGa naar voetnootaf) hoeren lichame quetsinge en geen.
[e]ndeGa naar voetnootag) alsi geen ouene en const gewinnen
so warp siGa naar voetnootah) haer seluen te male binnen //
5[regelnummer]
Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+ der liede hues al in den brant
daerd vier meest was, ocht uoet ocht hant
ende lietse so lange daer inne staen
dat si sijn mochten taschen vergaen
en had god met miraclen gedaen.
10[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Si ginc oec sulwile in ketele staen
di vol uan wallende watere waren
toter borst al sonder sparen
ocht toten lyndenen oec, daer weder
dat si waren hoge ocht neder.
15[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Ende de lede der goeder kerstinen
di buten bleuen los van pinen
daer op so goed si so gruwelec heed
water, dat si van pinen creed
als di van kinde in arbeid geed
20[regelnummer]
Ga naar margenoot+ nochtan alsi quam vte, god weed
soen sceen van butenGa naar voetnootai) en gene quetsinge
aen haren lichame sunderlinghe....
|
|