Corpus van Middelnederlandse teksten. Reeks II. Literaire handschriften. II-6. Sinte Lutgart, Sinte Kerstine, Nederrijns moraalboek
(1987)–Maurits Gysseling, W. Pijnenburg– Auteursrechtelijk beschermdwiedwijs dat si lange lach ind water25[regelnummer]
Te wintere so merde de ionfrou wijs
dicke ende langhe onder dijs
Ga naar margenoot+ jn de mase, daerd alder diepst sceen //
Ga naar margenoot+ ses dage ende oec meer tinden een
toet dat de priester quam toet hare
30[regelnummer]
di haers lichamen namGa naar voetnootaj) cure ende ware
en beswoerse met gods lichame
Ga naar margenoot+ dat si toet heme op vuerGa naar voetnootak) quame
doen quam si weder want si was van
den priester bedwongen dien goeden man.
35[regelnummer]
Jn den winter ginc si oec staen
daer de moelenGa naar voetnootal) om soud gaen
Ga naar margenoot+ onder der moelen rat al recht
daer dwater ouer haer lede al slecht
[li]ep, ende te mits oec ouer haer hoed
40[regelnummer]
[da]t was miracle ende wonder groed.
| |
[pagina 115]
| |
[S]i quam oec somwile ouer waer
Ga naar margenoot+ [m]etten watere swimmen daer
[s]i viel op omkeren van den rade
[n]ochtan ouermits gods genade
5[regelnummer]
[s]oen oppenbarden hen tekene en gene
[i]n de lede der maget rene.
|
|