Corpus van Middelnederlandse teksten. Reeks II. Literaire handschriften. II-6. Sinte Lutgart, Sinte Kerstine, Nederrijns moraalboek
(1987)–Maurits Gysseling, W. Pijnenburg– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
10Ga naar margenoot+ [37] Wie datse enen wiue uoerseide heym[eleke] / coringhe ende wie sise daer af verloes[te]
Ga naar margenoot+ Uan sinte steuens een clusenners[e]
had groet aenvechten ende grote per[seGa naar voetnootvc)]
van sware coringen diese aenvach[t]
15[regelnummer]
si bat lutgarden want sijs wel mach[tGa naar voetnootvd)]
aen gode hadde, dat sijs hem bad[eGa naar voetnootve)]
Ga naar margenoot+ dat hi aen har dade sijn ghenade
ende har af neme die choringhen
Doen vreghd har lutgart sunderlin[ghenGa naar voetnootvf)]
20[regelnummer]
wat coringen datd wesen mochte[n]
diese so sere altoes aenvochten
Ga naar margenoot+ Dies scamdesiGa naar voetnootvg) har te seggen sere
Doen sprac lutgart, mi heft ons h[ereGa naar voetnootvh)]
dat gi mi seggen nyen woud vertoe[nt]
25[regelnummer]
di nymanne bedrieght noch oec en h[oent]
Daer seid haer temale de gůede lu[tgartGa naar voetnootvi)]
Ga naar margenoot+ wat si int herte hadde teruaert
dat si den priestrenGa naar voetnootvj) nyet seggen en [woude]
ende troestesse daer toe dat si soude
30[regelnummer]
har bichte spreken ghewarechlek[e]
ende betren har leuenGa naar voetnootvk) volcomelek[eGa naar voetnootvl)] //
Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+ [si] lietse van allen ongemake
[so] wel gegenst ende the gemake
[da]tGa naar voetnootvm) si daer na met groter bliscap
35[regelnummer]
[te]n dienste gods nyet en was slap.....
[oe]c gheuiel dies selfs ghelijc
Ga naar margenoot+ [e]nenGa naar voetnootvn) conuerse di hied werijc...
[w]atGa naar voetnootvo) wonder wast dat har verscenen
| |
[pagina 73]
| |
[h]eymelec dinghe, si had den ghenen
[m]et har altoes dies oghen dat sijn
[c]laerre vele dant tsonnescijn
Ga naar margenoot+ [d]at harde wel sceen aen de daed
5[regelnummer]
[d]at hier na ghescreuen staed.
[n]u hoert een wonderleke dinc
[e]en minsce was die een sunde beginc
[e]nde heymeleke had ghedaen
Ga naar margenoot+ [d]ie hi nyen durste laten verstaen
10[regelnummer]
[d]en priester van scemden als menech důet
[d]ie scemenesse sijn esGa naar voetnootvp) nyet gůet
[d]aer na nyet lange quam een jn scine
[e]nde jn ghedenten van peregrine
Ga naar margenoot+ [e]nde bat dien sundegen minsce saen
15[regelnummer]
[d]at hi hem sijn hoefd woud dwaen //
Ga naar margenoot+ dat hem moeste de heileghe geest
de sunde uergeuen di hi meest
onsage, ende als de sundeghe man
Ga naar margenoot+ also als hijs hem bat began
20[regelnummer]
den peregrine sijn hoeft tedwae[n]
vant hi in sinen nacke staen
een oghe die was alte claer
als hise sach wart hi in vaer
Ga naar margenoot+ ende riep doen op di selue vre
25[regelnummer]
O, siet den minsce di scegen natur[eGa naar voetnootvq)
jn sinen nacke gheoget es
Doen seid de peregrijn sijt des
seker, dat es di oghe dier nyet
Ga naar margenoot+ en es verborgen wat gesciet
30[regelnummer]
NochGa naar voetnootvr) oec verborgen sijn en mach
die selue oghe waest di v sach
doen gi de sunde deed heymeleke
mettyen veruoer hi wonderleke
|
|