Corpus van Middelnederlandse teksten. Reeks II. Literaire handschriften. II-6. Sinte Lutgart, Sinte Kerstine, Nederrijns moraalboek
(1987)–Maurits Gysseling, W. Pijnenburg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 39]
| |
[6] Wie dat si begerde te steruene. Ende dat har / oppenbarden gods wonden ende riepen op hare vor den sundere
Hier om so begerdeGa naar voetnootqe) si sere
5[regelnummer]
Ga naar margenoot+ the steruene ende met onsen here
the sine jn der euwechheit
dad dat yet merde dat was har leid //
Ga naar margenoot+ so dat god haer roepen scoende
ende oppenbaerdeGa naar voetnootqf) hem hare, ende toende
10[regelnummer]
Ga naar margenoot+ haer sijnGa naar voetnootqg) wonden tien seluen tiden
van handen van voeten ende van sier siden
ende seide, merct ende siet hier nv
dat mijn wonden roepen op v
ende dat ic the uergeues nyet
15[regelnummer]
Ga naar margenoot+ mijn bloedGa naar voetnootqh) nyen heb gesturt, ende siet
oec dat ic the uergeefs de doet
nyen heb leden ende meneghen noet.
Doen si dit hoerde ende sach de maeght
so wart si wonderlec seer versaeght
20[regelnummer]
Ga naar margenoot+ ende vreghde met anxste ende met vresen
wat dat roepen mochte wesen
dat op haer riepen sijn heilege wonden
Daer was haer geandwerd ten seluen stondeGa naar voetnootqi)
ende was haer geseght weder van sinen
25[regelnummer]
Ga naar margenoot+ weghen, dat si met hare pinen
ende met haren tranen, algader
soud sinken doen di abolghe sijns vader
so datte sunderen nyen vielen neder
jn der doed, maer stonden op weder
30[regelnummer]
Ga naar margenoot+ jn penitencien ende beterden har leuen //
Ga naar margenoot+ so soud hi dat euweghe leuen hen geuen
|
|