De beschaving
(1983)–J.P. Guépin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 486]
| |
[24]
| |
[pagina 487]
| |
Orestes levert in Sophokles' Elektra geen problemen op. Het stuk is daarmee gewoon afgelopen. Maar Sophokles is geen pessimist. Uit zijn biografie rijst het beeld op van een harmonieus vroom man. Hij is de enige die het mysterie begrepen heeft, of kon vertrouwen dat het al begrepen was. Toch werd ook hij uitgedaagd ieder jaar met nieuwe tragedies aan de competitie deel te nemen. Alle grote tragediedichters hebben meer dan honderd stukken geschreven. Het systeem is creatief. Wie ideeën van anderen parafraseert is geen kunstenaar, maar een predikant of een geleerde. Hier echter is de paradox in de leer zelf verborgen. Ik stel een meditatie voor naar aanleiding van de eucharistie. Is degeen die vlees en bloed van Christus proeft dan niet schuldig aan deïcide en kannibalisme? Ik ken geen christelijke teksten die die gedachte consequent uitwerken. Dat komt omdat de christenen de zondeval hebben losgemaakt van het offer door een vrouw uit de oertijd daarvan de schuld te geven, en de joden de schuld van de deïcide, en het vlees van Christus in de symbolische vorm van een koekje kauwen. Dat is heel wat anders dan in dierlijke extase bokjes verscheuren. In het Orphisch mysterie zijn erfzonde en heilbrengend offer een, zij het, in de omophagie, in reflectie. Vandaar toch dat onderscheid tussen misdadige mythische herhaling van het offer zelf - Lykaon -, rituele herhaling in symbolische vorm - het kauwen op klimop - of in reflectie als straf in het al dan niet symbolisch afgezwakte Bacchische ritueel van de sparagmos en omophagie. De misdadige Bacchanten in Euripides' Bacchae stelen kinderen van anderen, of ze verscheuren bokjes levend, die ze toch eerst de borst geven. Allemaal excuses. Sparagmos en omophagie zijn rituele herhalingen van de boetedoening van de Titaanse mens, niet van het offer. In mijn dissertatie had ik dat onderscheid niet duidelijk genoeg gemaakt. Dat is niet al te erg, want de straf lijkt op de misdaad, maar toch is het een belangrijk onderscheid dat in de omophagie niet het kindje Dionysus in symbolische vorm wordt opgegeten. Belangrijk blijft dat misdadig offer en heil toch zo nauw verbonden blijven. Hier is alles een: heil nu door beleving van de zonde nu. Al deze mysteriën zijn ondenkbaar zonder de steun op de achtergrond van het Orphisch aition, het aition van de Dionysus-cultus, waartoe de tragedieopvoeringen behoorden. Ik heb het over het lijden van mannen gehad, want dat vrouwelijke Bacchanten de misdadige straf van de omophagie voltrokken is | |
[pagina 488]
| |
maar een excuus, en ook een manier om de vrouwen de schuld te geven. Mannen als Kadmos en Teiresias namen er in de Bacchae aan deel door zich als een vrouw te verkleden, en ook de tragedie werd steeds door mannen opgevoerd. Het is een mysterie voor man én vrouw. Maar was er een Orphisch mysterie speciaal voor vrouwen? Dat moet dan in het lijden van Kore verborgen zitten. Wat is de onzegbare bezoedeling van Kore? Dat zij zwanger was van haar vader Zeus. Incest tegenover verwantenmoord, de twee zijn verenigd in Oedipus. Maar zijn geval is niet typisch. Hyginus geeft in zijn lijst van Quae contra fas concubuerunt, vrouwen die op incestueuze wijze hebben gepaard, alleen één ander voorbeeld van incest van moeder met zoon, Menophrus, die het ook met zijn dochter deed. Vijf vaders deden het alleen met hun dochter: Thyestes met Pelopeia, Clymenus met Harpalice, Oinomaos met Hippodameia, Erechtheus met Procris, Epopeus met Nyctimene. De Pelopeia- en Harpalice-mythe verbinden incest direct met Thyestische maaltijden, en dat bloedige offer komt ook in andere incestueuze families voor. Dit alles is reflectie van de dubbele incest van Zeus met zijn moeder Rhea en met zijn dochter Kore, met nadruk op de laatste en belangrijkste. Van de laatste verbintenis is immers het heilkind Dionysus het gevolg. Een reflectie daarvan is de geboorte van Erichthonius op een onsmakelijk indirecte manier de vrucht van de maagd Athene. Incest en verwantenmoord zijn de twee grootste doorbrekingen van de zede. De taboes worden in de Orphische leerdichten expres doorbroken, om door gruwelijke én pornografische elementen het geheim te accentueren. Oedipeïsche paringen en Thyestische maaltijden, zo klonk de voor de hand liggende beschuldiging tegen samenzweerders en leden van geheime sekten. De joden werden er het slachtoffer van, maar sommige - gelukkig uitgestorven - christelijke sekten werden er terecht van verdacht het Avondmaal te letterlijk op te vatten of elkaar de broederkus al te onstuimig te geven.Ga naar eind1 De zonde van de liefde van Zeus wordt ook uitgedrukt in een sinistere waanzin. Io is uit jaloezie door Hera met waanzin geslagen, nadat ze, net als Kore, in een weiland was verleid door Zeus. Ten slotte baart ze, gelijkgesteld met Isis, in Egypte bij de Nijl het heilkind Epaphos, gelijkgesteld met de Egyptische stier Apis, die het eidolon van Osiris wordt genoemd en Osiris is, in die gedachtengang, gelijk aan Dionysus. Het kind van Io is een reflectie van het kind | |
[pagina 489]
| |
Dionysus; het wordt op aanstichten van Hera geroofd door de Koreten. Kore was tijdens het bloemenplukken op een weide door de onderaardse Zeus/Hades met paard en wagen naar de onderwereld ontvoerd. Ik denk dat de mythische reflectie te vinden is in Helena die tijdens het bloemenplukken door de lucht is ontvoerd naar het dodenrijk bij uitstek Egypte, maar ook in Iphigeneia die geslacht wordt en naar de Krim verdwijnt. Dan zijn meer geslachte maagden reflecties van Kore. Het huwelijk kan op die manier worden gezien als een mysterie, want ook de Atheense maagd stierf ais maagd voordat ze vruchtbare vrouw werd.Ga naar eind2 We hebben te maken met een associatieve manier van denken. Met dit soort associatieve verschuivingen kan ik alles wel bewijzen maar nooit dat deze associaties precies zo voor de ingewijden in het Orphisch mysterie gelding hadden. In het algemeen kan in elke hubristes of theomachos uit de heroïsche periode een ‘Titaanse’ aard worden ontwaard, bij voorbeeld in Hippolytus die de dienst aan Aphrodite weigert. Ik zal dus wat concrete aanwijzingen moeten vinden. Die bestaan, wat reflecties van Kore betreft, uit typische incidenten als de ontvoering of verleiding in een bloemenweide, de geografie van een eiland aan de monding van een rivier, als Pharos in Egypte of de Krim, in een dubbelzinnigheid, typisch voor de god van de onderwereld: hij is wel buitengewoon gastvrij maar hij doodt al zijn bezoekers. Wat het mysterie van de dood van Dionysus betreft noem ik als ‘clues’: de onderaardse donder bij de kindermoord van Herakles, die samen met de verwante hemelse blikseminslag ook voorkomt in de Bacchae. Het motief komt in Aeschylus' Lycurgus voor, in Euripides' Elektra bij de dood van Aegistheus, die dus daardoor alleen al tot Titaanse mens wordt gestempeld, in de Hippolytus, de Prometheus, bij de dood van Phaethon (Eur. Fr. 781) en in de Oedipus Coloneus; er was zelfs een instrument beschikbaar, het bronteion, een bronzen ketel waarin kiezelstenen gestort werden, om in het theater dit effect te bereiken. Het theatrale effect begeleidde kennelijk vooral de dood van tegenstanders van de god, theomachoi, als Pentheus en Lycurgus. Verder het omtrappen van de tafel en de zondvloed. De logica van het Orphisch aition is de Hegeliaanse dialectiek. Dat is niet helemaal een wonder, want Hegel heeft zich afgezet tegen | |
[pagina 490]
| |
de Aristotelische logica door zich op de paradoxale eenheid van tegendelen in de filosofie van Heraclitus te baseren. Heraclitus is een iets jongere tijdgenoot van Onomacritus, en het staat vast dat zijn uitspraken vaak door het Orphisme zijn geïnspireerd. Dat is overigens gewoon bij Griekse filosofen. Het Orphisch cultuurhistorische schema wordt door de Hegeliaanse drieslag gekenmerkt: idylle tegenover misdaad of tegenstrijdige bloedige conflicten, en daarna de opheffing van die tegenstellingen in de geordende samenleving. Die opheffing van de tegenstelling blijft het mysterie. Binnen dit alomvattend schema worden de paradoxen gegenereerd door de logica van de talio: wie doodt zal gedood worden, oog om oog, tand om tand: de straf is zoveel mogelijk gelijk aan de misdaad. Dat leidt tot verwisselbaarheid van oorzaak en gevolg, dus tot mythische metonymia. Die wordt stilistisch uitgedrukt door verwisseling van epitheta. De god krijgt de eigenschappen van zijn cultus: Dionysus is extatisch dronken, draagt een hertevel, is een stier. Goden aan wie geofferd wordt, worden zelf offer en offerende goden. Verwisselbaarheid van doen en ondergaan, geven en ontvangen. |
|