De beschaving
(1983)–J.P. Guépin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 444]
| |
[12]
| |
[pagina 445]
| |
nia in Athene. Ik geef eerst de versie van het offerritueel zoals we die bij Pausanias vinden. In zijn beschrijving van de Akropolis van Athene komt hij terecht bij een standbeeld van Zeus Polieus. (Paus. i, 14, 4.) Hij wil het traditionele offer aan Zeus Polieus beschrijven, maar niet het erbij behorende aition vertellen. Op het altaar van Zeus Polieus legt men het rituele mengsel van tarwe en roggemeel en men laat het onbewaakt liggen. Het rund dat men gereedhoudt voor het offer loopt naar het altaar en neemt deel aan het graan. Ze noemen een van de priesters, de man die het beest doodslaat, de Bouphonos, de rundermoordenaar. Hij werpt meteen zijn bijl weg en - want zo luidt de traditie - hij slaat op de vlucht. De anderen doen de bijl een proces aan alsof ze niet weten wie de daad begaan heeft. Even later komt Pausanias te spreken over het Prytaneum en het gerechtshof aldaar, dat bedoeld is voor processen over levenloze dingen als messen, nodig bij processen over onvrijwillige moord. Het was opgericht in de tijd van koning Erechtheus toen de rundermoordenaar voor het eerst een rund doodde bij het altaar van Zeus Polieus. Hij liet ter plekke de bijl liggen toen hij in verbanning ging en de bijl werd meteen vrijgesproken in het proces, en werd sindsdien elk jaar opnieuw berecht. Zonder aition is er niets aan de hand: het offer is kennelijk een serie excuses om de schuld te verzachten, waarbij b en c elkaar versterken. Maar nu het aition erbij, zoals we dat vinden in het geschrift Over de Vroomheid van de opvolger van Aristoteles, Theophrastus, in het uittreksel dat Porphyrius ervan heeft gemaakt voor zijn Over het Vegetarisme, Ik vertaal het letterlijk omdat elke samenvatting nu juist de neiging heeft moeilijkheden glad te strijken: ‘Men moet de altaren van de goden niet met moord bezoedelen, en de mensen moeten aan dergelijk voedsel niet deelnemen, zoals ze dat ook niet doen aan de lichamen van hun gelijken, maar tot voorschrift verheffen gedurende hun hele leven wat in Athene wordt overgeleverd. Vanouds, zo hebben we eerder gezegd, offerden de mensen de vruchten des lands aan de goden en geen levende wezens. Niemand misbruikte voedsel dat hem eigen was. In die tijd; zegt men, was er eens in Athene een gemeenschappelijk offer aan de gang. Sopatros (ook wel Diomos), van herkomst een buitenlander, was aan het ploegen op het Attische platteland. Er lagen duidelijk zichtbaar koeken en offerbrij op de tafel, want die wilde hij aan de goden offeren. Maar een van de runderen liet zijn | |
[pagina 446]
| |
werk in de steek en ging naar binnen. Het at een deel ervan op en de rest vertrapte het. Sopatros werd driftig over het gebeurde, er lag een geslepen bijl in de buurt, hij greep hem, en sloeg het rund dood. Toen het rund dood was zag hij in, zodra hij uit zijn driftbui was geraakt, welke daad hij had verricht. Hij begraaft het rund, hij vervloekt zichzelf omdat hij heiligschennis heeft gepleegd en dus vrijwillige verbanning verdient en hij vlucht naar Kreta. Toen kwam er een droogte en een verschrikkelijke onvruchtbaarheid. Men vroeg gemeenschappelijk een orakel aan Apollo en de Pythia gaf ten antwoord dat de balling in Kreta hen daarvan zou verlossen. Er zou weer voorspoed komen als ze de moordenaar bestraften en de gestorvene tot leven wekten in het offer waarin hij gestorven was, en zouden proeven van de gestorvene en zich niet zouden onthouden. Toen ondernam men een zoekactie en vond Sopatros, die de schuldige was van de daad, en ook Sopatros dacht uit zijn eigen moeilijke situatie te kunnen ontkomen, namelijk zijn bezoedeling, als iedereen het gemeenschappelijk zou doen. Hij verklaarde dus tot zijn bezoekers dat een rund door de staat moest worden doodgeslagen. Maar men kwam er niet uit wie de slager zou zijn. Hij stelde toen voor hem burger te maken en de moord gemeenschappelijk te begaan. Daar stemden zij mee in en zij stelden het gebeuren zo in, zoals het nu nog de gewoonte bij hen is. Ze kozen meisjes om water te dragen, zij zorgden voor het water om de bijl en het mes te slijpen. Na het slijpen gaf een ander de bijl door, en de een sloeg het rund dood, een ander sneed de keel door, weer anderen vilden daarna, en allen proefden van het vlees. Toen dat gedaan was naaiden ze de huid van het rund aan elkaar, ze stopten het op met stro en stelden het op, in dezelfde gestalte als het bij zijn leven had, en ze spanden het voor de ploeg alsof het aan het werk was. Daarna stelden ze een moordproces in waarbij ze ieder opriepen zich te verdedigen die aan de daad had deelgehad. De waterdraagsters vonden dat de bijlslijpers meer schuld hadden, en de slijpers degeen die de bijl had aangegeven, hij degeen die had doodgeslagen, die die de keel had doorgesneden, en degeen die dat gedaan had het mes, en omdat het geen stem had veroordeelden ze het wegens moord. Sinds dat moment tot nu toe voeren de genoemden altijd op dezelfde manier in Athene op de Akropolis het runderoffer uit. Ze leggen op de bronzen offertafel de offerbrij en de offerkoek, ze drijven de toegewezen runderen rond, het rund dat er van eet wordt neergeslagen. De geslachten die dat doen zijn nu: zij die afstammen van de houwer Sopatros heten allen Runderslager, die afstammen van de ronddrijver Prikkelaar, ze noemen de afstammelingen van de keeldoorsnijder Voorsnijder, wegens de maaltijd die het gevolg was van de vleesuitdeling. En ze vullen de huid op en, nadat ze voor het gerecht hebben gestaan, werpen ze het mes in zee.’ | |
[pagina 447]
| |
Ik zal niet ingaan op details waarin de beschrijvingen van het ritueel bij Pausanias en Theophrastus verschillen, daarvoor moet ik verwijzen naar Deubners Attische Feste. De lezer zal gemakkelijk hebben gemerkt dat alle door mij gesystematiseerde excuses voorkomen. De tekst van Pausanias is als ‘Unschuldskomödie’ eenvoudig te begrijpen, ook al is uit de onwil van Pausanias om het aition mee te delen het vermoeden gewettigd dat er meer achter zit: een mysterie. De priesters hoorden deels tot het Eleusinische priestergeslacht der Kerykes, Herauten. Het waren waarschijnlijk dezelfden als de Kentriades, de Prikkelaars. Overigens leveren de priestergeslachten wel problemen op. Ze komen zo niet voor in Athene.Ga naar eind1 Ik denk dat dat komt omdat Theophrastus het aition geeft in een vorm die als algemeen voorschrift kan dienen, en dat hij daarom het specifiek Atheense heeft vervangen door meer algemene, sprekende namen. De eerste rundermoord verstoort een idylle, de paradijselijke toestand is doorbroken. De enige verstandige les lijkt te zijn: dit is een afschrikwekkend voorbeeld, dus nooit meer doen: zo begint het verhaal dan ook: men moet de altaren niet met bloed bezoedelen en zich onthouden van vlees. Maar hoe luidt het voorschrift nu precies? Nu juist wel vleeseten, maar onder bepaalde voorzorgen? Maar dat zou dan toch een tweede keus zijn, en zo staat het er niet: wie de altaren niét met moord wil bezoedelen moet het voorschrift van de Atheners volgen. Het betreft hier kennelijk een algemeen voorschrift dat het mogelijk maakt vrijgesproken van de beschuldiging van moord nu juist wel vlees te eten, kortom, om een voorschrift voor ritueel slachten. Zo luidt ook het orakel van Apollo. Het zegt niet: moord verzoenen en dan nooit meer vleeseten, maar in tegendeel, het zal hun beter gaan als ze ook van de gestorvene (een term die alleen mensen past) hebben geproefd. En de reinigingsceremonie is een replica van de oorspronkelijke moord. Deubner begrijp het niet: ‘Genau genommen versteht man auch nicht, wieso eine neue Ochsentötung durch die polis die Asebie beseitigen kann...’Ga naar eind2 |