De beschaving
(1983)–J.P. Guépin– Auteursrechtelijk beschermd[10]
| |
[pagina 439]
| |
niet bij Hesiodus voor, zelfs niet in De werken en dagen. Er is dus geen aanleiding in de nauwelijks door bloedschuld beroerde Homerische wereld een aristocratische uitzondering te zien. Schelling bracht omstreeks 1800 een onderscheid aan tussen een Apollinisch en Dionysisch aspect van de Griekse godsdienst, dat grofweg overeenkomt met de tegenstelling onbezorgd en gekweld, en dat wil voor Schelling zeggen: klassiek - in de zin van Winckelman - en romantisch. Die tegenstelling is later in Nietszches jeugdzonde Die Geburt der Tragödie aus dem Geiste der Musik consequent uitgewerkt. Jane Harrison verraadt omstreeks 1900 een wat ondeugende belangstelling voor de nachtzijde van de Griekse godsdienst. Voor haar staat de Olympische wereld van de Homerische goden tegenover een primitief en lager stratum. Lager suggereert sociaal lager, volks, en primitief suggereert ouder. De Olympische godenwereld is dus jonger, en blijft voor aristocratische kringen ook in de vijfde eeuw de echte Griekse godsdienst. Maar de primitieve chthonische godsdienst is enerzijds uit survivals kenbaar - ze staat uiteraard sterk onder invloed van Frazer - anderzijds is deze primitieve godsdienst, die gekenmerkt wordt door angst voor demonen en zoenritueel, als Dionysus-cultus gesystematiseerd door de Orphici in de zesde eeuw. Daar staat dan weer de opvatting tegenover van Lobeck, Rohde en DoddsGa naar eind1, die de oplossing zoeken in een mentaliteitsverandering onder invloed van sociale onrust, die ertoe leidt dat moord niet meer een familieaangelegenheid is. De staat neemt de berechting over, en daaruit ontwikkelt zich een religieus verzoeningsritueel. Anderzijds is er de invloed van een nieuwe, extatische Dionysus-cultus. De archaïsche periode is wat zijn begin betreft slecht gedefinieerd. Hij staat slechts in tegenstelling tot de Homerische cultuur, gekenmerkt door de tegenstelling eer-oneer, in plaats van door de tegenstelling reinheid-bezoedeling. Het heroïsche eergevoel is echter niet verdwenen, zeker niet in het gedrag van tragische helden. We zouden de archaïsche periode kunnen laten beginnen met het eind van de zevende eeuw, laten we zeggen bij Kypselos van Korinthe, of in Athene bij de reiniging door de Kretenzische specialist Epimenides van de bezoedeling veroorzaakt door de Alkmeoniden. Ik heb niet zo erg veel moeite met geleerden die mij vertellen dat sommige rituelen oud zijn, ook al komen ze niet bij Homerus voor. Dat geldt voor de hele Dionysus-cultus, die bij Homerus haast geen rol speelt, maar daarom nog niet en bloc in de zesde eeuw is ingevoerd. Onder invloed van Dodds heb ik echter de neiging om speciaal het | |
[pagina 440]
| |
uitgebreid ritueel van de reiniging voor moord voor het eerst te laten optreden in de archaïsche periode. Ik maak dan verschil tussen rituelen die volgens het bijbehorend aition een herhaling zijn van een oorspronkelijke, mythische straf, en rituelen die op het eerste gezicht lijken op een herhaling van een oorspronkelijke, mythische misdaad. Alleen het tweede soort leidt tot paradoxen, die ik de Tragische Paradox heb genoemd. Er zijn dus twee soorten aitia. Het ene vertelt van een straf voor een misdaad, het ritueel geldt dan als herhaling van de oorspronkelijk straf, het is een wraak, en die kan feestelijk gevierd worden. Reiniging als straf levert geen logische problemen op, want misdadigers of hun afstammelingen kunnen niet genoeg gestraft worden, men denke aan de jodenvervolgingen. Het tweede vertelt van een oorspronkelijke misdaad. Het ritueel lijkt dan zelf op de misdaad, en dus op een herhaling van de oorspronkelijke misdaad. Het levert de tragische paradox op: hoe kan een misdaad (het begin van) een reiniging zijn? Hoe dat precies in elkaar zit zal ik later uitleggen, nu klinkt het nog ongeloofwaardig. Genoeg zij dat het voor mij vanzelf sprak dat ik niet alle reinigingsceremonieën Orphisch vind. Hoe zou ik, het katharmos-ritueel, dat van de zondebok, is natuurlijk oud en op zichzelf uit algemeen menselijke overwegingen te begrijpen. Het is een reiniging als straf - de pharmakoi worden verbannen - en de dubbelzinnigheden in het ritueel kunnen direct uit de offerproblematiek worden verklaard. Ik heb daar geen theologie voor nodig. Maar misschien toch wel een beetje? Het gaat om de gelijkstelling van straf en reiniging. Elke straf is een reiniging. Wij drukken dat uit in verinnerlijkte termen als we zeggen dat een straf een loutering zou moeten zijn wil de straf zin hebben. Maar als we in zuiver rituele zin niet op het innerlijk van de misdadiger letten, dan betekent straf in de zin van opsluiting, ter dood brengen of verbanning, in de eerste plaats dat de samenleving ván de misdadiger wordt bevrijd, gereinigd. De pharmakos, zondebok, wordt beladen met alle onreinheid van de samenleving de stad uit gestuurd. Geen enkel probleem. Een specifieke uitwerking van deze gedachte is dat de verbanning, het rondzwerven, van een moedermoordenaar als Alkmaion of Orestes voor hem, voor de misdadiger zélf, een gedeelte van de reinigingsceremonie wordt, vergelijk de rituele kringloop als reiniging. We doen nu een onlogische stap verder, een theologische stap die zich verder van de algemeen menselijke common sense verwijdert. We draaien de zaak eenvoudig om. | |
[pagina 441]
| |
Niet meer: elke straf is een reiniging, maar nu: elke reiniging is een straf. Dat wordt een logische fout gevonden, maar het is een kwestie van semantische verschuiving en dus van culturele verandering, niet noodzakelijkerwijs in de hele samenleving, maar bij voorbeeld in een deelgebied, dat zich dan als theologie afzet van de common sense-betekenis die behouden blijft. Straf is een vorm, species, van het meer algemene begrip reiniging. Dat betekent dat je ook op andere manieren kunt reinigen, bij voorbeeld door je te wassen. En het is heel ongewoon om te zeggen dat je door te wassen of vuilnis weg te werken, het vuil straft. Ik denk nu dat er in de archaïsche periode een dergelijke verschuiving is opgetreden, waarbij reiniging, catharsis, steeds meer uitsluitend met zelfs juridisch uitgewerkte straf werd verbonden. Nu wordt reiniging identiek met straf; voor elk onheil, lijden, wordt een misdaad als oorzaak gezocht. Uiteraard vooronderstelt de reiniging als straf een misdaad. Het is echter een kwestie van accentuering: de reiniging vindt plaats door middel van de achtervolging. Net zo de moedermoordenaars Alkmaion en Orestes: hun verbanning en zwerftochten zelf zijn een stadium in de reiniging. De misdaad is niet meer dan de aanleiding. Ik heb nu een voorgeschiedenis die echter ook te danken is aan individuele theologische reflectie: de reiniging van een mythische misdadiger is het prototype geworden voor elke reiniging. Elke reiniging wordt mythisch, prototypisch, gezien als straf. Op deze manier heb ik duidelijk gemaakt dat ik er geen moeite mee heb om de oorsprong van vluchtrituelen, of van de zogenaamde Resistance Myth, vroeg in de archaïsche periode te dateren. Alkmaion wordt voor het eerst op een Tyrrheense amfora uit 625 voorgesteld. Het aition vertelt hoe een misdadiger gestraft is: b. Dan is het offer een herhaling van de straf. Het probleem is echter dat het heilbrengend karakter van het offer nu verloren gaat, want het slachtoffer is onrein. Wat het aition betreft, de wereld is oorspronkelijk van een misdadig monster bevrijd. Apollo overwon de Python, Herakles is het prototype van zo'n overwinnaar op monsters. Niemand zal achter zijn bedwinging van de Nemeïsche leeuw een offer zoeken. Of toch? Nu wordt de bevrijding van monsters herdacht in jaarlijkse feesten, in dit geval de Nemeïsche spelen. Dat kan, maar erg diepzinnig zijn dergelijke plechtigheden niet. Oplossing c is, wat het slachtoffer aangaat, bevredigender: nu is het slachtoffer onschuldig en dus de offeraar schuldig. Het offerkarakter kan nu goed naar voren komen. Maar het aition vertelt nu | |
[pagina 442]
| |
van een oorspronkelijke misdaad. Hoe kan het offer zijn ingesteld om de oorspronkelijke misdaad te herdenken? Uiteraard zijn er compromissen mogelijk: het slachtoffer is een beetje schuldig, maar de offeraar is het ook, of: enerzijds, anderzijds. |
|