dige betekenis wil halen uit een paradox zal gebruik maken van een van de twee ontsnappingsmogelijkheden die Aristoteles' definitie van het principium contradictionis biedt: naar tijd of naar aspect. Zo luidt de oplossing van Heraclitus' paradox ‘De weg naar boven de weg naar beneden een en de zelfde’: ‘De weg is beneden de weg naar boven, boven de weg naar beneden.’ De eenduidige oplossing van een paradox is altijd banaal; de vraag rijst: ‘Als dat alles is, waarom werd het dan zo paradoxaal gezegd?’ De eenheid van vorm en inhoud wordt bij de oplossing van paradoxen wel heel drastisch doorbroken.
Verbale paradoxen worden opgelost door aspecten in de woordbetekenis te onderscheiden; vaak op het metaforische af: ‘Mijn leven is geen leven.’ Dat is de defensieve strategie van iedereen die in een discussie met een contradictie in zijn eigen uitspraken wordt geconfronteerd. De zelfde techniek wordt toegepast bij tautologieën als ‘Mijn leven is leven’, ‘Ik ben die ik ben.’
Wie een gemeenplaats informatieve kracht wil geven, moet hem in een paradoxale context plaatsen. De uitspraak ‘Alle mensen zijn sterfelijk’ is informatief voor iemand die zich onsterfelijk waant, of voor iemand die, als Admetos, te zeer treurt over zijn gestorven vrouw. Bij stichtelijke literatuur wordt een gemeenplaats op die manier geactualiseerd, dat geldt voor Griekse tragedies zowel als voor het vormingstoneel.
In een zwakkere vorm is de paradox niet een tegenstrijdigheid maar een incoherentie, hetzij omdat lexicale restrictieregels worden doorbroken - de oplossing komt ook hier door een niet-letterlijke, soms metaforische tweede betekenis aan te nemen -, hetzij omdat meestal niet bij elkaar horende zaken in een ongewoon verband genoemd worden: ‘De paraplu en de naaimachine op de operatietafel’ (Lautréamont). Coherentie wordt hier bereikt door vrije associatie naar gelijkheid; ook hier vaak met gebruikmaking van metaforisering, bij het gegeven voorbeeld in freudiaanse zin.
Wie een metafoor letterlijk neemt wordt met incoherentie geconfronteerd. Soms is niet duidelijk wat metaforisch en wat letterlijk opgevat moet worden, bij voorbeeld in surrealistische gedichten. Wie een toespeling mist wordt soms, maar niet altijd, met een incoherentie geconfronteerd: ‘Waarom zegt hij opeens “Formosum pastor Corydon...” ik dacht dat het over de vriendschap tussen Jan en Piet ging.’ Als er geen incoherentie optreedt kan de toespeling in principe gemist worden. Wel ontwaarde toespelingen maken de