De beschaving
(1983)–J.P. Guépin– Auteursrechtelijk beschermd[12]
| |
[pagina 378]
| |
levert. De Japanse admiraal die de vlaggencode waarneemt zal op grond daarvan voorspellingen doen. Daarvoor zal hij zich als het ware verplaatsen in de geest van Karel Doorman. ‘Als ik hem was zou ik vervolgens die en die strategie kiezen.’ Begrijpen van de ander in de dagelijkse omgang is zo gezien voorspellen van toekomstig gedrag, met het voorbehoud dat dat gedrag ook nog onverwacht kan zijn. Dat is de rationalisatiehypothese van Weber. Een absoluut opgevatte Einfühlung blijft gevaarlijk; Karel Doorman heeft misschien niet de zelfde zelfmoordmoraal als de Japanner, en zal dus als de situatie hopeloos is misschien vluchten. Dat moet de Japanner weten, of met andere woorden, hij moet de regels kennen die de code van het heldhaftig gedrag beheersen van Nederlandse admiraals, en ook de regels van het Nederlands strategisch gedrag in het algemeen. De schaakpartij is een analogie. Wie tegen Hein Donner speelt, moet weten wat Donner van schaken weet, zijn geliefde strategieën kennen, en ook rekening houden met mogelijke plotselinge inzinkingen, zijn karakter. Een tweede kwestie is dat de woorden ‘Ik val aan, volg mij’ in bepaalde vaderlandslievende kringen zijn opgevat als heroïsche laatste woorden. Die opvatting is een traditie geworden, maar uiteraard niet een traditie die immuun is voor historische kritiek.
Als ik in principe een Japanner of een Indiaan niet kan begrijpen, kan ik dan een Fransman, een Belg, een Brabander, een katholiek, een jeugdig of links iemand begrijpen, of mijn beste vrienden, die tot deze categorieën behoren? Degenen die de principiële onmogelijkheid van het begrijpen van teksten uit het verleden voorstaan, zien de vreemde én eigen cultuur te homogeen, zó alleen kunnen zij het anders zijn van de andere cultuur als centraal probleem poneren. Maar dat anders zijn is al even relatief als het anders zijn van de meest intieme naaste. Het gaat met de moeilijkheden van hoge eisen aan begrip als met hoge eisen aan vertaling. Wie principieel de onvertaalbaarheid beklemtoont - door de nadruk te leggen op de eenheid van vorm en inhoud, en daarmee op het inadequate van elke globale vertaling of parafrase - komt terecht in een linguïstisch solipsisme of op de fundamentele eenzaamheid van de mens.Ga naar eind1 We kunnen het probleem ter zijde schuiven door, met de neo-positivist Schlick aan te nemen dat in taal - en dan vooral geschreven taal - alleen lege structuren worden overgebracht. De hoorder/lezer vult de gaten met zijn eigen voorstellingen in, en denkt dat hij de ander begrepen heeft. Die | |
[pagina 379]
| |
voorstellingen zijn irrelevant, want als de hoorder/lezer reageert op de ander met een eigen tekst, worden die voorstellingen toch niet overgebracht.Ga naar eind2 Dit geldt voor alle tekensystemen. De mogelijkheden zijn beperkt, al zijn de menselijke veel groter dan die van de dieren. We hebben niet anders, dus de beperking zou ons niet op mogen vallen, al kunnen we er wel romantisch onder lijden. Maar misschien is volledig begrip mogelijk in zeldzame momenten van volstrekte intimiteit tussen gelieven? Dan nog, welke illusies! Maar dit soort zaken zijn niet aan de orde. In de praktijk van een conversatie is het niet nodig je in de voorstellingen van de ander te verdiepen als het gaat om het testen van begrip. Een pragmatisch behaviorisme is voldoende. ‘Geef mij dat groene boek aan.’ Gehoorzaamt de hoorder door inderdaad het groene boek aan te geven, en niet het blauwe, of een groene broek, dan geeft de hoorder hiermee naar genoegen van de spreker te kennen dat hij de regels deelt voor het gebruiken van de imperatief van ‘aangeven’, en dus ook weet wat ‘groen’, wat ‘boek’ betekent, zonder dat we ons hoeven te verplaatsen in de voorstellingen die de hoorder had, bij voorbeeld of hij groen wel ziet op de zelfde manier als de spreker. Dat was het probleem van Theaetetus. Het is niet oninteressant als wij ons willen voorstellen hoe een kleurenblinde de wereld ziet. Hoe ziet een blinde de wereld, wat begrijpt een doofstomme? Als de blinde en doofstomme Helen Keller gaat spreken, dan is ze alleen begrijpelijk op het niveau van de gemeenplaatsen die de taal ter beschikking stelt. Over haar innerlijk kan zij niets eigenaardigs meedelen. Er is een wat frivole mythe die het probleem van het begrijpen van wat de ander voelt of voor zich ziet duidelijk exemplificeert. Zeus en Hera hebben ruzie, ditmaal over de vraag wie het grootste seksuele genot ondervindt, de man, Zeus, of de vrouw, Hera. Te dien einde besluit het godenpaar om Tiresias in een vrouw te veranderen. Tiresias brengt verslag uit van zijn nu gevarieerde bevindingen: de vrouw ondervindt het grootste genot. Uit dépit slaat Zeus Tiresias met blindheid, en uit dankbaarheid verleent Hera Tiresias de zienersgave: Tiresias de blinde ziener. Dit is Wittgensteins probleem van ‘other minds’ en pijn, maar het kan ook het probleem zijn van intieme gelieven die tijdens de paring van elkaar weten dat zij de seksuele emoties anders beleven, en er nooit achter zullen komen wat de ander beleeft. Men moet zich daar bij neerleggen; er is alleen buitenkant, er zijn alleen signalen, eventueel gecorrigeerd door indices.Ga naar eind3 Het is genoeg, in de liefde en in het morele leven, dat de een reageert | |
[pagina 380]
| |
in een terugkoppelingsproces op de uitingen van genoegen of ongenoegen van de ander.
De moeilijkheden van discussie over begrijpen liggen in het feit dat gegeneraliseerd wordt vanuit een wisselend niveau van begrijpen - intiem begrijpen of een conventionele taaluiting begrijpen - vanuit teksten met een wisselende graad van vreemdheid of duisterheid: de bijbel, moderne poëzie of dagelijkse conversatie, een wetenschappelijk boek. Het is niet vanzelfsprekend dat interpretatie - in de vorm van extra uitleg - altijd nodig is, of in alle gevallen problemen geeft. Menselijke uitingen zijn in het algemeen bedoeld om begrepen te worden. In een volstrekt onbegrijpelijke tekst is interpretatie volkomen vrij, en daarom niet interessant. Het is met interpreteren als met vertalen. Men kan pas over de nuances van een vertaling van ‘Papa fume une pipe’ discussiëren, als men het over de globale betekenis eens is, en een inzicht in de alternatieven heeft. Wat het begrijpen van literatuur betreft, bij voorbeeld van een liefdesgedicht van Sappho, het is noch nodig om met haar in de trant van de filosofen in debat te treden, noch is het nodig haar intiem te begrijpen. Globale kennis van gevoelens, als de herinnering aan voorbije vreugde, is genoeg. De rest is een kwestie van filologische nauwkeurigheid, berustend op een reconstructie van het gebruik van woorden in een zo nauw mogelijk omschreven context, of genre. Wie wil weten wat het Griekse woord voor huwelijk, ‘gamos’ betekent, moet zich niet gaan voorstellen wat het voor hem of haar zou kunnen betekenen om met een antieke Griek of Griekse getrouwd te zijn. Hij of zij kan zich daar alleen ellende bij voorstellen. Men moet een inzicht hebben in het gebruik van het woord ‘gamos’ in een grote verscheidenheid van teksten.Ga naar eind4 In zijn commentaar op de Bacchanten schrijft Dodds naar aanleiding van een koorlied waarin de Omophagos Charis, de vreugde van de rauwgegeten bok, beschreven wordt: ‘It is hard to guess at the psychological state that he describes in the two words...’Ga naar eind5 Inderdaad, knap van Euripides dat hij die stemming zo goed beschreven heeft in het koorlied. Meer valt er niet over te zeggen, en toneelspelers mogen van mij in een kringetje ronddansen tot ze er bij neervallen: een bacchische extase zullen ze niet bereiken. Erger nog, ze misleiden zich zelf als ze hun duizeligheid met mystieke duizeling verwarren.Ga naar eind6 |
|