[5]
Mensenwerk
We kunnen de principiële begrijpelijkheid van teksten ook aannemelijk maken door teksten te beschouwen als een deel van de verzameling door mensen, met menselijke bedoelingen gemaakte, artefacten. De begrijpelijkheid van mensenwerk in het algemeen omvat de begrijpelijkheid van gereedschap, fabricaten en instituties, kortom, de gehele Cultuur, tegenover de principieel onbegrijpelijke natuur.Ga naar eind1 In de tweedeling Geisteswissenschaft/Naturwissenschaft van Dilthey wordt het Verstenen exclusief voorbehouden aan produkten van menselijke cultuur; de natuur is de onbegrijpelijke Kulisse des Lebens, die alleen met behulp van menselijke modellen erklärt kan worden.Ga naar eind2
De tweedeling berust op een nominalistische taalopvatting, en heeft haar tegenhanger in platoonse idealisten, realisten en essentialisten, kortom allen die geloven in een ware adequatio intellectus ad rem, en die dus moeten aannemen dat de menselijke logos overeenkomt met een logos in de niet-menselijke natuur, waarvan de bron dan als vanzelf aan de Schepper van beide wordt toegeschreven. Als
| |
het boek der natuur, de Biblia Naturae, in geometrische of mathematische taal geschreven is, dan omdat de mens, als mathematicus, een afbeelding is van God als volmaakte mathematicus. Wie daar niet in gelooft zal aan de kennis van de natuur de beperking van de categorieën van het menselijk verstand moeten toeschrijven.Ga naar eind3 Een van de eersten die, in het voetspoor van Newton, een systematische menswetenschap dacht te hebben gemaakt, was de achttiendeeeuwse retoricus en rechtsgeleerde uit Napels Vico. Alleen gesystematiseerde kennis, ‘scienza’, levert volgens hem waarheid op. Gesystematiseerde kennis is alleen mogelijk voor zover zij op mensenwerk betrekking heeft. Een echte waarheid over de natuur is voor mensen niet weggelegd. Vandaar dat Vico, voorbarig, geloofde in de mogelijkheid van echte waarheid van een menswetenschap.Ga naar eind4 Dat deel van zijn Scienza nuova kunnen wij vergeten. Belangrijker is wat hij zei in een vroegere inaugurele rede: ‘De waarheden waar de Natuurkunde op kracht van de geometrische methode naar streeft, zijn slechts waarschijnlijkheden, die aan de geometrie weliswaar hun methode te danken hebben, niet het bewijs.’ Geometrica demonstramus, quia facimus; si physica demonstrare possemus, faceremus: ‘We bewijzen de wiskunde, omdat wij haar maken; als we de natuurzaken zouden kunnen bewijzen, dan zouden wij ze voortbrengen.’ Wat dat laatste betreft luidt de moderne versie: we bewijzen in de natuurkunde voor zover we de verschijnselen voortbrengen.Ga naar eind5 Of weer anders gezegd: ook de primaire waarnemingen van de fysica zijn al voor het menselijk verstand voorbewerkt, bij voorbeeld door middel van meters. De klok en de thermometer zijn de eerste tekstproducerende machines. De natuurkunde kan zo goed uit de voeten omdat alle verschijnselen in een eenduidige, menselijke taal zijn geregistreerd, of alleen maar in die taal bestaan. De natuurwetenschap is een tekstwetenschap bij uitstek. De enige onbemiddelde natuurwetenschap - of een tot mislukking gedoemde poging daartoe - wordt bedreven door die romantische dichters of realistische kunstenaars die de onmiddellijke ervaring van een astronomisch feit als de zonsondergang of een onbestemd gevoel direct willen verwoorden. Tot mislukken gedoemd, omdat de goede dichters weten dat zij hun ervaringen alleen in de voorgevormde clichés van de dichterlijke taal kunnen verwoorden. Woorden schieten te kort, of verraden op tragische wijze. Dat is dichterlijke, romantische tragiek, waar de echte natuurkundige geen last van heeft.
|
-
eind1
- Ik wil hier in het licht stellen hoeveel ik te danken heb voor deze en volgende paragrafen aan een lezing van Maarten van Nierop die ik in 1970 in Groningen had aangehoord. Ik bezit daarvan een gestencilde samenvatting, gedateerd januari 1972. Ik was de inhoud van de lezing vergeten, en ik ontdekte het stencil pas nadat ik dit hoofdstuk had geschreven. Ik denk dat hier sprake is van dat merkwaardige verschijnsel van onbewuste invloed. Ik ben het nu - ongemerkt - volkomen met Maarten van Nierop eens geworden. Uiteraard gaat het omgekeerde niet op; mijn uitwerking van zijn ideeën is daar te zelfstandig voor.
-
eind2
- W. Dilthey, Gesammelte Schriften, vii, Stuttgartt, Göttingen 1958, ‘Der Aufbau der geschichtlichen Welt in den Geisteswissenschaften’ (1907-1910), blz. 148: ‘Nur was der Geist geschaffen hat, versteht er. Die Natur, der Gegenstand der Naturwissenschaft, umfasst die unabhängig vom Wirken des Geistes hervorgebrachte Wirklichkeit. Alles, dem der Mensch wirkend sein Gepräge aufgedrückt hat, bildet den Gegenstand der Geisteswissenschaft.’
-
eind3
- K.O. Apel, Transformation der Philosophie, i, 1973, blz. 111-120; verg. Guthrie over de logos van Heraclitus, W.K.C. Guthrie, A History of Greek Philosophy, i, blz. 428: ‘We have seen that the logos is both human thought and the governing principle of the Universe.’ Daar begint de verwaandheid die sindsdien de filosofen zo berucht heeft gemaakt; tot en met de Wittgenstein van de Tractatus: denken dat wat je zelf bedacht hebt in overeenstemming is met de (logische) structuur van de wereld!
-
eind4
- Giambattista Vico, The New Science, vert. en inleiding Th.G. Bergin en M.H. Fish, Ithaca en Londen 1970, ‘Introduction’, blz. xxxv ‘The pursuit of coscienza of the certain [= medeweten, “Erkennen des Erkannten”] is philology or history; the pursuit of scienza of the true or the common [het algemene] is philosophy.’ Ook G. Tagliacozzo, ed. Giambattista Vico, an International Symposium, Baltimore 1969: J. Berlin, ‘Vico's Concept of Knowledge’, blz. 371 e.v.: ‘Scienza kan alleen betrekking hebben op wat mensen hebben gecreëerd.’
-
eind5
- G.B. Vico, De nostri temporis studiorum ratione (Napels 1708), vert. W.F. Otto, nawoord C.Fr. von Weizsäcker, Godesberg 1947 (Darmstadt 1963, 4, blz. 401) ‘Nachwort’: ‘nun müssen wir es in umgekehrten Sinne lesen: weil wir Physikalisches beweisen können, können wir es auch hervorbringen. Die Technik unserer Tage ist der Beleg.’
|