De beschaving
(1983)–J.P. Guépin– Auteursrechtelijk beschermd[4]
| |
[pagina 348]
| |
ven en ontvangen: Jan geeft zijn opinie aan Izaak - Izaak ontvangt de opinie van Jan (en controleert of hij de opinie goed begrepen heeft).
Talige verwerking (duiding) veroorzaakt meteen al een fundamenteel verschil tussen de eventueel wel ervaren maar nog niet gekarakteriseerde werkelijkheid en de nu beschreven werkelijkheid. Pas in taal uitgedrukt wordt de werkelijkheid vergelijkbaar, daarmee begrijpelijk voor het verstand en voor verstandelijke communicatie geschikt. Dit verschil is zo fundamenteel dat hiermee vergeleken de verschillen in conceptualisering in de verschillende talen verbleken. Die conceptualisering kan volgens de Sapir-Whorff-hypothese van taal tot taal aanzienlijk verschillen, maar zij blijft in alle talen ‘een samenvattende greep op de werkelijkheid’. Een heel andere zaak is wat een taalgebruiker met de hem door de culturele traditie aangereikte woorden doet als hij er zinnen mee maakt. Hij is dan niet de slaaf van zijn begrippen, want in de zinnen die hij maakt kan hij de relevantie van de gebruikte woordbetekenissen ontkennen of modifiëren door toevoeging van zijn categoremata en modifiërende of specificerende adjectiva en adverbia. Hij kan zijn houding tegenover de door hem zelf of anderen gebruikte begrippen kenbaar maken. Niemand is volkomen slaaf van zijn taalperspectief. Daardoor is elke boodschap in elke taal te vertalen zonder belangrijk verlies; het verlies is althans te verwaarlozen vergeleken met de kloof tussen nog niet geduide en al geduide referent. Vertaalbaarheid en parafraseerbaarheid zijn zo nauw verwante begrippen dat de mogelijkheid van het een met de mogelijkheid van het ander gegeven is. Wie vertaalbaarheid ontkent, ontkent parafraseerbaarheid, en daarmee toetsing van begrip. Parafrase of vertaling maken begrip pas toetsbaar.Ga naar eind3 Er zijn nog andere manieren, bij voorbeeld voordracht van een geschreven tekst, zo dat de zinsmelodie en het ritme aangevuld worden die bij een gesproken tekst de betekenis verduidelijken. Zo kan iemand vragen een tekst in een vreemde taal hardop voor te lezen. Doet hij dat met de passende voordracht, dan kunnen we concluderen dat hij de tekst begrepen heeft. Gepast wil zeggen: voor de criticus die de interpretatie wil toetsen. Maar een dergelijke toetsing geschiedt efficiënter bij vertaling of parafrase. De interpreet heeft dan naar genoegen van de criticus getoond dat hij de tekst begrepen heeft. Het blijft misschien onzeker waarom parafrase als een beter middel tot toetsing van begrip wordt beschouwd dan letterlijk | |
[pagina 349]
| |
citeren. Er zijn dan ook culturen waar het uit het hoofd leren - en dan niet opdreunen maar met gepaste voordracht opzeggen - de voorkeur heeft. Wij geven tegenwoordig de voorkeur aan het met eigen woorden weergeven. Met eigen woorden wil dan vaak zeggen dat synoniemen uit een ander register gekozen worden. Bij verandering van register levert synonymie niet zo veel problemen op: ‘Ik vond het zeer aangenaam’; ‘Hij zei dat hij het erg leuk vond’. Verder dan deze intersubjectiviteit komen we niet; het is mogelijk dat een andere criticus niet tevreden is. Tevredenheid moet van de gelegenheid afhangen. Soms is een korte samenvatting, een globale omschrijving voldoende, soms is een precieze interpretatie een kwestie van leven of dood, en bij poëzie stelt men principieel de ontoereikendheid van parafrasering voorop. Ze is dus nooit precies genoeg. Maar ook voor de natuurkundige is precisering een kwestie van tevredenheid. Wie buiten elke context om de vraag voorgelegd krijgt of twee woorden, bij voorbeeld ‘vrijgevig’ en ‘royaal’, precies synoniem zijn, zal zich uitgedaagd voelen op de verschillen te letten. Maar er zijn genoeg gelegenheden, teksten, waarin de keus tussen het ene woord en het andere willekeurig is.Ga naar eind4 Precisering is afhankelijk van een situatie, en dus van het belang dat men aan de precisering hecht. De uitspraak ‘poëzie is niet parafraseerbaar’, of ‘niet vertaalbaar’, is voor mij nu synoniem met de uitspraak ‘poëzie is zo mooi dat ik vind dat elke vertaling of parafrase te kort schiet’. Maar dat kan niet gelden voor alle poëzie, en in bepaalde situaties is een parafrase een goed hulpmiddel voor begrip. Als een gedachte in poëzie niet parafraseerbaar of vertaalbaar is, dan is begrip voor dat gedeelte niet toetsbaar. Dat gedeelte is dan onbegrijpelijk. Een totaal onbegrijpelijk nonsensgedicht ken ik echter niet. Lewis Carrolls Jabberwocky kon in het Latijn, Frans en Duits vertaald worden: Der Jammerwoch: Es brillig war. Die schlichte Toven / Wirten und wimmelten in Waben... Het is duidelijk - voor zover iets duidelijk is in deze materie - dat de ‘Angelsaksische’ exegese van Carroll zelf: ‘bryllyg (derived from the verb to bryl or broil, the time of broiling dinner, i.e. the close of the afternoon’ enzovoort, op een willekeurige manier preciseert, evenals de verklaring van Humpty Dumpty. Maar Alice zelf heeft door de betekenis vaag te omschrijven gelijk: ‘Somehow it seems to fill my head with ideas - only I don't exactly know what they are! However, somebody killed something: that's clear, at any rate.’ We kunnen voorzichtig verder | |
[pagina 350]
| |
gaan met preciseren, als we de parodie op het genre ballade verder uitwerken. Deze overweging uitbreidend tot alle teksten kunnen we zeggen dat parafrase en dus toetsing van begrip altijd discutabel zijn. Maar dat wil niet zeggen dat men het altijd over alle aspecten oneens is, integendeel. Discussie veronderstelt gedeeltelijke overeenstemming.
De mogelijkheid van intersubjectieve overeenstemming over interpretatie hoeft ons dus niet te verbazen. Teksten zijn meestal bedoeld om begrepen te worden en op degeen die de stelling verkondigt dat geen tekst adequaat begrepen kan worden rust de bewijslast voor die verbazende stelling. Ik verhef de mogelijkheid van adequate (objectieve) interpretatie nu tot principe, en dat betekent dat ik hem alleen kan funderen door te wijzen op de consequenties van ontkenning van dit principe, op de manier waarop Aristoteles het principium contradictionis fundeert: als elke communicatie problematisch is, is communicatie zinloos. Daarvan gaat niemand uit, behalve degeen die zo in de sceptische paradox gevangen is dat hij alleen nog maar zijn vinger heen en weer beweegt. Zelfs niet Gadamer, die ons de voor hem zelf onbegrijpelijke boodschap toevoegt: men begrijpt steeds anders als men überhaupt begrijpt.Ga naar eind5 Men is het altijd over een gedeelte van de interpretatie eens; een totaal onbegrijpelijke tekst biedt geen enkel houvast voor interpretatie. Meningsverschillen of gedeelde onzekerheden hebben dus altijd betrekking op verdere precisering of het vaststellen van verder strekkende bedoelingen. Op dat niveau bewegen zich de serieuze discussies over interpretatie. Dat het Verstehen in de Duitse hermeneutiek geproblematiseerd is komt omdat men de eigenschappen van een species op typisch filosofische wijze in een voorbarige generalisatie van toepassing heeft verklaard op alle Verstehen. In dit geval: het echt begrijpen van de ander door het met hem eens te zijn, met verwaarlozing van het gewoon begrijpen, waaronder ook het begrijpen van de tegenstander.Ga naar eind6 De zelfde verwarring bij de logisch positivisten, die ‘meaningful’ plaatsen tegenover ‘meaningless’, en daarmee ‘meaningful’ gelijkstellen met feitelijk waar.Ga naar eind7 Interpretatie vraagt naar de betekenis van een tekst - en daar kunnen voor- én tegenstanders van de uitgesproken opinie het over eens zijn. Kritiek vraagt naar de relevantie van de geïnterpreteerde tekst: is het waar, ethisch verantwoord, mooi wat hij zegt, en daarover kunnen de meningen weer uiteenlopen, terwijl men het eens blijft | |
[pagina 351]
| |
over de interpretatie. We voeren dus een derde term in naast interpretatie en duiding, en wel kritiek. Als Kees zegt: ‘Jan zei dat Marie niet thuis was’ geeft hij de opinie van Jan weer, en dat is dus interpretatie in de vorm van een parafrase van een duiding door Jan. Kees zegt vervolgens: ‘Piet zei dat Marie wel thuis was.’ Ook dat is een interpretatie van Kees, nu van een duiding van Piet. Kritiek bestaat nu uit het vergelijken van een aantal teksten om de meest adequate te kiezenGa naar eind8: of een aantal duidingen, of een aantal interpretaties, of ook een duiding die - altijd chronologisch later - tegenover een interpretatie wordt geplaatst. De criticus meet zich dus een rechterrol aan tegenover pleiter en tegenpleiter. Als criticus is Kees in dit geval geconfronteerd met twee onverenigbare duidingen. We nemen aan dat hem de waarheidsvraag interesseert in die zin dat hij wil weten welke tekst het beste correspondeert met een buitentalige werkelijkheid. Voordat Kees nu, als kritisch rechter, zijn oordeel velt, zal hij goed doen om zijn interpretatie van de teksten van Jan en Piet nog eens goed te controleren want misschien sprak Jan wel over een gebeurtenis op een ander tijdstip. Piet zei: ‘Marie is thuis’; Jan zei: ‘Marie was niet thuis.’ Kees vervult de rol van ‘I’. Dit zijn problemen, niet van ware duiding, maar van ware interpretatie. Hieruit blijkt dat kritiek ook mogelijk is door onverenigbare interpretaties met elkaar te vergelijken. Een voorbeeld: Homerus zei dat de Kentauren op de bergen slapen. Een kritische vraag naar de duiding van Homerus luidt: ‘Is het echt waar wat Homerus zegt, namelijk dat de Kentauren op de bergen slapen?’ Maar aan die vraag moet een kritische vraag naar de juiste interpretatie voorafgaan: is het waar dat Homerus dit zegt; is oreskoioi wel de goede vertaling voor ‘op de bergen slapend’, betekent het niet eerder ‘in grotten levend’? Welnu, voor het goed begrip van wat Homerus wil zeggen, maakt dat in dit geval niet veel uit, want wie in grotten woont zal ook wel op bergen slapen. Dit is een geval van implicatie, een te geleerd woord voor de conclusies die men uit een tekst kan trekken, daarbij hopend binnen de bedoelingen van de auteur te blijven. Implicatie is vrije interpretatie. Belangrijker is dat door Homerus nergens gezegd wordt dat de Kentauren een paard/mens-gestalte hebben. Dit is een zogenaamde ‘Leerstelle’ of ‘Unbestimmtheitsstelle’, een te geleerd woord voor iets dat elke tekst vertoont, namelijk dat hij niet meer informatie levert dan hij levert - met eventuele implicaties en al.Ga naar eind9 We weten dus gewoon niet hoe, voor Homerus, de Kentauren eruit zagen. Op het niveau van de interpretatie wordt niet gevraagd naar de waarheidsvraag: ‘Hoe za- | |
[pagina 352]
| |
gen ze er echt uit?’ De vraag of de Kentauren echt bestonden is bij dit soort literatuur niet relevant, wel de vraag of Homerus wellicht ernstig in het bestaan van Kentauren geloofde; dat is een kwestie van gokken naar de mate van ernst of naar de aard van de uiting. Het is mogelijk een beschrijving van uiterlijk en daden van de Kentauren te geven, zoals het ook mogelijk is dat van de walvissen te doen, en zo'n beschrijving is volledig als alle relevante getuigenissen verwerkt zijn. Wat ontbreekt is ‘Unbestimmtheitsstelle’. De Kentauren, Pickwick, alle niet-bestaande referenten, zijn dus op het niveau van de interpretatie volledig kenbaar. Dit in tegenstelling tot duidingen van bestaande referenten, die altijd aangevuld kunnen worden door vergelijking met het object in de werkelijkheid, dus met een nieuwe duiding: ‘het paard’, ‘ik zelf, zolang ik leef’. Niet-bestaande referenten zijn vergelijkbaar met dode referenten; ook daar beschikken we over een eindig aantal getuigenissen. Elke verzameling kan worden gesystematiseerd. Als de wiskunde en de logica - die geen referenten hebben - gesystematiseerd kunnen worden, dan ook de mythologie of de astrologie of de theologie. |
|