De beschaving
(1983)–J.P. Guépin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 308]
| |
[17]
| |
[pagina 309]
| |
beroepspoliticus genoemd willen worden. De Romein uit de oude republiek kon zich naast de zorg van zijn landgoed maar één inhoud van negotium voorstellen, en dat was de dignitas van de staatszaak waaronder naast de krijgsdienst het pleiten stond met het algemeen belang, res publica, voor ogen. Negotium was politieke bezigheid, elke andere bezigheid heette otium, en was slechts gerechtvaardigd als zij tot ontspanning en verzameling van krachten diende. Otium cum dignitate klonk oorspronkelijk paradoxaal.Ga naar eind1 Voor de Grieken lag de positieve waardering van de scholè eenvoudiger. Het geluk is te vinden in de scholè, zegt Aristoteles bondig.Ga naar eind2 In het vijfde-eeuwse Athene wordt het daarom eenvoudiger een heel scala van situaties te vinden, die maken dat men genoeg heeft van het maatschappelijk leven, van Ion uit Euripides' tragedie, die schrikt als hij hoort dat hij zijn baantje van tempeldienaar moet opgeven om naar de grote stad te gaan, tot Pisthetairos en Euelpides, twee Atheense burgers, die, gedegoûteerd door de polypragmosyne, de bemoeizucht die de grootste ondeugd is van de democratie, op zoek gaan naar een ongestoord leven, en dat denken te vinden in het Wolkenkoekoeksheim van de Vogels, in Aristophanes' komedie. Bij wie komt die gedachte niet op! Het verlangen begint wanneer je ontdekt dat je ironisch wordt tegenover je collega's en achter hun rug om gaat roddelen. Uiteraard is vakantie een verfrissend compromis. Dat de gedachte zo vaak opkomt wordt veroorzaakt door het feit dat de menselijke samenleving door onrechtvaardigheid en afhankelijkheidsrelaties wordt gekenmerkt. In meer religieus gerichte culturen wordt men monnik. Voor de Romein was het moeilijker zich te rechtvaardigen als men de negotia de rug toekeerde om zich aan zijn otium te wijden. Het is opvallend hoe veel argumenten Sallustius nodig heeft in zijn voorwoorden voor zijn geschiedwerken. Hij ontkent niet dat politiek de enige waardige bezigheid is, hij wijst erop dat hij ambten heeft bekleed, maar hij is in zijn politieke leven op zulke verdorvenheid van zeden gestoten en zulke karakterloosheid dat hij ervan begon te walgen. Zijn otium is geen luiheid, socordia atque desidia, hij wil nuttig bezig blijven, en wijdt zich daarom aan het schrijven van geschiedenis, even nuttig als het bedrijven ervan.Ga naar eind3 In de keizertijd is voor Seneca een terugtrekken uit staatszaken alleen gerechtvaardigd als de staat hopeloos corrupt is; dan pas mag men zich volledig wijden aan de res publica maior van de filosofie.Ga naar eind4 Hier hebben we de Romeinse houding, in haar meest extreme vorm, | |
[pagina 310]
| |
bij de republikein Sallustius, en bij de stoïcijn uit de keizertijd Seneca. Dit was de echt Romeinse opvatting die ook door Cicero werd aangehangen toen hij tijdelijk politiek buiten spel stond, en zijn gedwongen otium wijdde aan de filosofie, hopend op de tijd van terugkeer in de politiek. Het otium dient gevuld te worden, niet met luiheid en nietsdoen, maar met studia humanitatis; een otium zonder literatuur is de dood en begrafenis van een mens bij zijn leven, zei Seneca. De studia humanitatis maken de mens pas werkelijk humaanGa naar eind5 en dit ideaal staat natuurlijk in tegenstelling tot het nietsdoen, slechts gevoed door brood en spelen, van het gewone volk. Het verlangen naar een otium gewijd aan literatuur en zelfstudie komt bij voorbeeld in de renaissance weer op bij humanisten als Montaigne. Ook hier kunnen de redenen zich over een scala uitstrekken, van eenvoudig verlangen naar rust tot uitgesproken afkeer van het onoprechte hofleven. Het lezen van literatuur is bij uitstek vrijetijdsbesteding, maar daar hoorde - tot de achttiende eeuw - ook het schrijven van literatuur veelal toe. Een beroepsschrijver - broodschrijver - is al even vulgair als een beroepsredenaar, hij heeft tot taak de daden van zijn opdrachtgever te vereeuwigen en hij kan zijn waardigheid alleen redden door ironisch te verkondigen dat Achilles zonder Homerus onberoemd zou zijn gebleven. Ariosto doet dat meesterlijk.Ga naar eind6 Alleen in sommige perioden, zoals na de napoleontische oorlogen als het krijgsmansbedrijf niet zo veel lauweren of de gunst der vrouwen meer kan opleveren zullen aanzienlijken - als Vigny - besluiten zich dan maar geheel aan het schrijven van literatuur te gaan wijden, die immers de zelfde beloningen in het vooruitzicht stelt. Maar de aristocraat die zich tot schrijven zet, wordt ongewild herinnerd aan de stokslagen waar zijn voorouders hun hofschrijvers op plachten te trakteren.Ga naar eind7 |
|