De beschaving
(1983)–J.P. Guépin– Auteursrechtelijk beschermd[10]
| |
[pagina 282]
| |
(syntagmatische) figuren.Ga naar eind2 Ten eerste herhalingen. Als mondelinge uitdrukking van emotie bij voorbeeld in een scheldpartij: ‘Naarling, ellendeling...!’Ga naar eind3 De retorische kunstgreep anaphora kan dan de herhalingen als uitdrukking van verdriet nabootsen:
Ach, Ach, wir sind aus Sünden erbohren und gezeugt,
Weh! O weh! o weh der Sünden,
Weh! O weh! der Üppigkeit.Ga naar eind4
Maar ook van opwinding: ik ontleen hier mijn voorbeeld aan de pornograaf die onder de gestolen naam van een Leids classicus de indices van wellust nabootste:
[Lamp.]: Nunc, nunc, Octavia, Tullia, fugiunt mihi libidi... libidinis rivi
[Oct.]: Sentio, sentio profluentes in stagnam meam. Perge! Oh! Oh!
Perge. Et ego, et ego.Ga naar eind5
Daarnaast kunnen, vooral in poëzie, een versnelling van metrum of ritme, of veel elisiesGa naar eind6, een nabootsing zijn van de versnelde manier van spreken van iemand die - hoe dan ook, bij voorbeeld door verdriet, maar ook door toorn - opgewonden praat. Het asyndeton, weglating van koppelwoorden, levert een hortend ritme op: het is een kunstgreep die ook in proza haast of knorrigheid kan suggereren. Daarnaast kan uiteraard alliteratie gebruikt worden, bij voorbeeld veel keelklanken of rollende r's. Een voorbeeld, weer aan Jacob Geel ontleend, van knorrige stijl: Van een geheel tegenovergestelden aard is de gemelijke en knorrige stijl. Hij gebruikt de letter r zeer veel: de d en t niet zelden: de perioden zijn ongelijk. De koppelwoorden missen veelal. Van tijd tot tijd komt een vlaag van éénlettergrepige woorden. De numerus breekt somtijds in anapaesten uit. Gaarne laat hij de stem op voorzetsels horten. Het geheel heeft iets onaangenaams. Ik verbeeld mij dat hij eene aanmerking nederschrijft op het goedhartige verhaal, dat gij gehoord hebt: ‘'t Zijn misschien waardige menschen (zegt hij) die door hun ingenomenheid met, hun overdreven liefde tot, en hun onophoudelijk streven naar lof en prijs van al wat onder hun pen valt, het gebrek verbloemen, het kwaad vergoelijken, wat goed is, ophemelen; maar wat wordt de historie, als het hart nimmer warm wordt door toorn over, door afkeer van de deugd?’Ga naar eind7Het allerbelangrijkste is de zinsbouw. De spreekstijl kan in het algemeen geïmiteerd worden door een losse, ‘slordige’ syntaxis. Paren- | |
[pagina 283]
| |
theses, ellipsen, kunnen de indruk wekken dat de schrijver - de dichter - door emotie of inspiratie is overmand. Dit zijn maar een paar voorbeelden uit het enorme gebied van stijlmiddelen dat in de elocutio behandeld wordt. Samen vormen zij een ‘kunsttaal der hartstochten’. Zoals de retorische of poëtische stijl, zeker in geschreven vorm, zich juist door zijn kunstige vormgeving van de spreektaal onderscheidt, zo onderscheiden de retorische en poëtische emoties zich van echte emoties. Vergelijk de anaphora in het geciteerde, onmiskenbaar retorische Duitse barokgedicht. Herhalingen in deze vorm horen onmiskenbaar tot het genre poëtische rouwklacht; niemand jammert echt zo, ook al is het in sommige culturen gebruikelijk dat men het op een vergelijkbare manier doet. We zouden hier een onderscheiding van Wittgenstein kunnen gebruiken, die een dubbelzinnigheid ontwaarde in het gebruik van ‘peculiar’, eigenaardig. ‘Die zeep heeft een eigenaardige geur.’ ‘Waar doet hij aan denken?’ ‘Aan mijn kindertijd.’ Aan de andere kant stríkt eigenaardig: ‘Nergens aan, het is nu juist een eigenaardige geur.’Ga naar eind8 Dat geldt in het algemeen voor retorische of poëtische stijlfiguren. In de eerste plaats zijn ze strikt eigenaardig, ze vormen een eigen register, vergelijk de galmende toon van de kanselredenaar, het onnatuurlijke spreken van een toneelspeler, ook in een ‘realistisch stuk’. Alle kunstgrepen dienen in het algemeen om een register te kenmerken, en daartoe horen in poëzie metrum en rijm. Maar alle kunstgrepen kunnen soms ook gebruikt worden om specifieke emoties na te bootsen. Daarmee zijn die emoties dubbelzinnig geworden, enerzijds lijken ze op echte emoties, anderzijds zijn ze strikt eigenaardig voor de kunst. |
|