De beschaving
(1983)–J.P. Guépin– Auteursrechtelijk beschermd[22]
| |
[pagina 231]
| |
delen? Erfelijkheid van genen? Maar hoe staat het dan met de gastvrijheid, ook tegenover volkomen vreemden? Met de opofferingsgezindheid van de soldaat? Hoe staat het met de liefde? Is de mens dan wellicht eerder een voedsel uitdelend dier, een gever? Om uit een zinloos dilemma te komen kunnen we de algemene stelling opsplitsen naar situaties. We zouden dan een systeem van concentrische cirkels in gedachten kunnen nemen waarvan de kleinste wordt gevormd door het gezin: daaromheen groeperen zich wijdere verbanden als stam, eigen groep, klasse en dergelijke en ten slotte de cirkel van de wereld van de vreemdelingen, die dan als limiet met die van de vijanden gelijk wordt gesteld. We nemen dan als basishandeling voor het menselijk sociaal gedrag de ruil. In de middelste cirkel, van de contacten binnen de eigen groep, wordt naar evenwicht gestreefd tussen geven en nemen. We noemen het geslaagd gevolg daarvan vriendschap. Naarmate men meer naar buiten komt is men meer op eigen voordeel uit: men wil in de handel met vreemdelingen zo weinig mogelijk (goeds) geven en zo veel mogelijk (goeds) terugontvangen, of bij de vijanden - als het ware negatief - zelf zoveel mogelijk kwaad geven en zo weinig mogelijk kwaad (uiteraard) terugontvangen. In de binnenste cirkel wordt de moeder als toonbeeld genomen: zij geeft haar kinderen zo veel mogelijk en krijgt van de ondankbare mormels haast niets terug. Dat noemen we ware, onbaatzuchtige liefde. Op die manier hebben we, van binnen naar buiten de twee polen van liefde en haat.Ga naar eind1 Een aparte plaats wordt buiten het systeem gereserveerd voor de slaven, of tegenwoordig het vee. Daar geldt het omgekeerde systeem, geen dienst en wederdienst, geen enkel streven naar evenwicht, want het spreekt vanzelf dat de slaaf of het vee zijn diensten bewijst: men is de koe niet dankbaar dat ze haar melk afstaat of haar leven voor ons opoffert. Voor ieder ander geldt het systeem van de talio, de interactie van dienst en wederdienst, die gebiedt weldaad met weldaad maar ook wandaad met wandaad te vergelden. Sommige gebieden van de menselijke interactie zijn zo geregeld dat de talio in gekwantificeerde eenheden - geld - kan worden uitgedrukt. Dat geldt voor winst en verlies in de economie, en voor boeten in het strafrecht, eventueel ook strafmaat op ander gebied, als dagen hechtenis.Ga naar eind2 Maar men weigert alles te kwantificeren, en die weigering wordt veelal gerechtvaardigd door een onderscheid te maken tussen hoge en lage handelingen, ook uitgedrukt in idealisme tegenover materialisme. Het commercieel gedrag van de prostituée die al haar | |
[pagina 232]
| |
handelingen kwantificeert, staat dan tegenover de seksualiteit zonder financiële bijbedoelingen. Uiteraard biedt een prostituée zich in de reclame als ‘gastvrouw’ aan. In vele gevallen zou het financieel niet haalbaar zijn om de handelingen te kwantificeren, zoals in het geval van het werk van de huisvrouw of van de soldaat aan het front. In zulke gevallen doet men beroep op liefde. Vandaar dat de retorica een apart genre, het demonstratieve genre, kent, dat als taak heeft anderen opofferingsgezindheid aan te prijzen. De beloningen liggen dan niet op het financiële vlak maar in de eer die bij voorbeeld in standbeelden na de dood nog gestalte krijgt of in een verzekerde plaats in de hemel. Door middel van geld uitgerekende beloningen blijven een grof hulpmiddel dat echter zijn nut heeft om aan eindeloze discussies een eind te maken. De prijs van artikelen op veilingen of beurzen is een handige conclusie van een discussie; ook de hoogte van mijn salaris - of de prijs van dat televisietoestel - is nu eenmaal zo vastgesteld, en het is de vraag of heropening van de onderhandelingen zin zal hebben. Het uitdrukken in geldeenheden vergemakkelijkt het vergelijken van goederen en diensten, maar de hoogte van een geldelijke beloning is nooit een vanzelfsprekende reden voor klachten. Om de rechtvaardigheid van een beloning vastgesteld, dat wil zeggen algemeen maatschappelijk aanvaard te krijgen, is propaganda gesteund door macht nodig. Dat geldt nog sterker voor niet in geld uitgedrukte, immateriële beloningen. Wie zal uitmaken dat de huisvrouw, of de minnaar, die voor al haar sloven, of al zijn geld, met een glimlach beloond wordt, daarmee onrechtvaardig behandeld wordt? De situaties waarin liefde, vriendschap, handel, of de negatieve handel van de vijandschap, gesitueerd worden zijn al evenmin van tevoren gegeven. Zo kan een vriendschapssituatie ontstaan door aan een vreemdeling te geven en niets - behalve de vereiste dankbaarheid en beleefdheid - terug te eisen. Dergelijke situaties kenmerken de gastvrijheid. In zo'n geval staat het geven centraal. Of de gastgever ooit nog eens op zijn beurt een gast zal worden, is dan, op dat moment, secundair. Uiteraard zal toch een gevoel van verstoord evenwicht optreden als de gastheer, op zijn beurt gast, niet goed behandeld wordt. De vreemdeling wordt tot vriend omdat hij als vriend behandeld wordt. Als het in een imperium, bij voorbeeld de Hellenistische rijken, van belang is verschillende volkeren tot loyaliteit te bewegen, dan kan het dus het beste gebeuren door ideeën over algemene vriendschap, wereldburgerschap of broederschap te verkondi- | |
[pagina 233]
| |
gen. Men propageert dan om leden van andere groepen zo te behandelen als men gewoon is leden van eigen groep - stamvolk - te behandelen, of bloedverwanten. Het gaat er dan niet om dat de anderen gelijk zijn - dat zijn ze allerminst, ze mogen hun identiteit houden -, het gaat erom dat in het sociaal verkeer naar zo groot mogelijke wederkerigheid wordt gestreefd. Een dergelijk effect kan zich tot slaven uitbreiden als men bij voorbeeld bepleit dat men slaven ook dankbaar zou moeten zijn. Het accepteren van een geschenk schept een band. Zo werkt, volgens de roman The Godfather, de mafia. De mafioso begint een weldaad te bewijzen maar het accepteren van de weldaad bindt de ontvanger. Hij weet dat hij op een gegeven ogenblik geroepen zal worden de ‘Boss’ een tegendienst te bewijzen. Dat geldt ook voor het offer. Op het moment dat de godheid het offer lijkt te accepteren, is hij aan een tegenprestatie gebonden. Vandaar de overeenkomsten tussen uitwisseling van geschenken en handel. Het verschil is dat in de handel de kost voor de baat uitgaat, het geven is voorwaarde voor het terugontvangen, terwijl bij geschenken het geven centraal staat en dus het terugontvangen, als het goed is, wordt begeleid door beleefde uitroepen als: ‘Dat had je niet moeten doen!’ Met de innige verwantschap tussen uitwisseling van geschenken en handel - het is een kwestie van nadruk, staat het geven centraal of het ontvangen - kan de in de vorige paragraaf behandelde tweedeling gecombineerd worden: zelfrechtvaardiging op grond van altruïsme, ontmaskering op grond van egoïsme. Overeenkomst met handel is ook de spiraalwerking: wie geeft moet meer terugontvangen omdat de goede bedoeling in acht genomen wordt. In de handel telt de inspanning, en wordt de winst berekend.Ga naar eind3 Die spiraal geldt niet alleen het geven van weldaden maar ook het geven van wandaden. Ook daar wordt het evenwicht pas hersteld als meer wandaad wordt teruggegeven. Dat is de spiraal van de vendetta, die de aangedane belediging meeberekent. Het ontvangen van een belediging is krenking van de eer maar ook het ontvangen van weldaden is krenkend. Het geven van weldaden verhoogt de eer. Zoals het cynisch bijbelwoord het zegt: ‘Het is zaliger te geven dan te ontvangen.’ Wie geeft dwingt de ander tot dankbaarheid en dat is een schuld die wordt ingelost door méér terug te geven dan ontvangen was. Men zou kunnen zeggen dat men, door meer terug te geven, het vernederend karakter van het ontvangen compenseert, men bevrijdt zich van de verplichting. Wie geeft, verhoogt zijn prestige. De bedelaar zit onder aan de pikgraad, hij kan | |
[pagina 234]
| |
alleen dankbaarheid teruggeven, maar heeft de neiging heimelijk verwensingen te mompelen. Hulpverlening maakt apathisch of rebels. De gewone haat jegens weldoeners. Vandaar het ideaal van de ‘grootmoedige’, die het zich kan veroorloven door niemand gebonden te zijn. Hij moet dan wel van zijn geld kunnen leven. Het systeem van de talio heeft tot bezwaren geleid, vooral in het religieuze vlak. Is het offer aan god met de bedoeling iets terug te krijgen niet een handelszaak? Men kan ook zeggen: het is een teken dat de gelovige op voet van tamelijke gelijkheid met de godheid verkeert.Ga naar eind4 Wat zou het volkomen offer zijn, de totale liefdesdaad? Iets geven zonder zelfs maar te kunnen hopen op een tegengift? Dat is de positie van de slaaf tegenover de totaal onverantwoordelijke heer. Ook het vee kan immers niet rekenen op tegenprestatie. Het is absurd dat god tot tegenprestatie in staat zou kunnen zijn. Vandaar dat alles wat, door Allah, de mensen overkomt, uiting is van de genade of toorn van een volstrekt wispelturig, onverantwoordelijk tiran. De gelovige is de ongelukkig verliefdeGa naar eind5, en de liefdespoëzie bezingt de ongelukkige liefde vaak in een gigantische omkering van rollen: de man als slaaf onderworpen aan de grillen van een wrede meesteres. Die poëzie is om die reden zonder moeite in de mystieke sfeer te transponeren. De wederkerigheid van de talio wordt het best in de Gouden Regel uitgedrukt: ‘Wat gij niet wilt dat U geschiedt, doe dat ook een ander niet.’ De regel is in die vorm waarschijnlijk voor het eerst door de sofisten geformuleerd. De Gouden Regel kan ook positief worden geformuleerd en dan ziet hij er wat diepzinniger uit: ‘Wat gij wilt dat aan U geschiedt, doe dat ook aan anderen’, ‘Heb je naaste lief zoals je zelf.’ Het blijft de talio. In Lucas 6, vers 27 tot 38, in de Nieuwe Vertaling getiteld De wet der Liefde, doet Jezus een poging de talio te doorbreken: ‘Maar tot U, die Mij hoort, zeg Ik: Hebt Uw vijanden lief, doet wel degenen die U haten; zegent wie U vervloeken; bidt voor wie U smadelijk behandelen. Slaat iemand U op Uw wang, keert hem ook de andere toe, neemt iemand U Uw mantel af, laat hem ook het hemd nemen. Vraagt iemand iets aan U, geeft het hem; neemt iemand het Uwe, vraagt het niet terug. En gelijk gij wilt dat U de mensen doen, doet gij hun evenzo.’ Dat laatste is weer de Gouden Regel, en wel nogal merkwaardig geplaatst, omdat de rest van deze passage kennelijk een poging is om de talio te doorbreken. Het wordt erger, want terwijl wij hadden gehoopt dat we een systeem zouden krijgen voorge- | |
[pagina 235]
| |
zet waarin de beloning van de talio, het beruchte aspect van handelszaak, zou ontbreken, lezen we even verder: ‘Neen, hebt Uw vijanden lief, en doet hun goed, en leent zonder op vergelding te hopen, en Uw loon zal groot zijn.’ Nu blijkt dat de weigering de talio toe te passen toch weer beloond wordt, namelijk in de hemel. Dat is dan ook uitgewerkt door de katholieke kerk. De vrijwillige offerdood van Jezus heeft de kerk, die de erfgenaam is van Jezus, voorzien van een oneindige schat van verdiensten waaruit de kerk vrijelijk kan putten. Daar is de St.-Pieter van gebouwd. Kortom, ook deze poging om de talio te doorbreken is op een hoger niveau geëindigd in een gigantische boekhouding waarin alle weldaden ijverig genoteerd worden, afgewogen worden, in zoveel maanden minder vagevuur worden omgezet. Het zelfde is overigens gebeurd bij Plato die het doorbreken van de talio veel beter heeft geargumenteerd via de stelling: ‘Het is beter onrecht te lijden dan onrecht te doen, want onrecht doen brengt schade aan de ziel.’ Maar die schade aan de ziel wordt gestraft in een gigantisch systeem van wedergeboorte, dus ook daar komt het verdragen van onrecht weer neer op een gunstiger wedergeboorte van de ziel.Ga naar eind6 Het is duidelijk dat wij op deze manier niet uit het mechanisme van wederkerigheid zijn gekomen, zodat de onbeantwoorde liefde echt problematisch is geworden. Is het mogelijk om lief te hebben, zuiver, zonder daarvoor beloond te worden? Wederkerigheid is de basis van de samenleving, onbeantwoorde liefde is dus een ‘acte gratuit’. |
|