| |
[20]
Gedeelde regels
Achteraf gezien zijn de pogingen van Karel V en Filips II - en elders, in Frankrijk - om de eendracht in eenheid van godsdienst te zoeken, overdreven geweest, en dat is een zachtaardige benaming voor Inquisitie en Bartolomeüsnacht. Nog erger is uiteraard de verstikkende paniek van de moderne totalitaire staat. Een gemeenschap kan heel wat meningsverschil velen, zeker veel meer dan bezorgde machthebbers over het algemeen willen toestaan. Maar geen samenleving kan zonder een mate van tevredenheid, en die tevredenheid zal altijd moeten worden gevoed door propaganda. Het is het beste als deze propaganda niet als zodanig wordt ervaren. Immers, het woord is zelf - net als retorische kunstgreep - ontmaskerend. De propagandistische waarde van pracht en praal, van uniformen en ritueel, van paleizen en parades, van kunst, moet iets vanzelfsprekends hebben: zo hoort het. Eenheid die gevonden wordt in rituelen is beter dan eenheid die gebaseerd is op gedeelde overtuigingen over de wereld. Die worden gevoed door dogmatische, fanatieke godsdiensten en apodictische wetenschappelijke uitspraken over verleden of toekomst. Een zekere achtergrond van gedeelde overtuigingen, over hoe het vroeger goed of slecht ging, en hoe het dus nu beter zou moeten, is wel nodig. Maar belangrijker is toch dat, als dergelijke beslissingen op grond van debatten worden genomen, er overeenstemming bestaat over methodes. En daar bedoel ik nu niet meer alleen het ritueel gedrag mee dat debatten en vergaderingen vorm geeft, maar meer specifiek methodes van rechtsvinding en weten-
| |
| |
schap. In de jaren vijftig, toen het al meer en meer mode werd om alle taboes te ontmaskeren en zeker die van het ritueel gedrag van de overheid, was er één gebied taboe gebleven juist omdat het hoorde tot de bondgenoten in de ontmaskering. Dat was de wetenschap. De ontmaskering van de wetenschap - als maar één model uit meerdere - kwam later.
Maar als ook de wetenschap ideologisch geladen is, en maar één paradigma uit vele kan leveren, dreigt het laatste bastion dat de moderne, gecompliceerde, staat moet verdedigen, te vallen. Het alternatief is anarchie en primitivisme, ofte wel miljoenen doden. Het is voor de moderne samenleving van het grootste belang dat de wetenschap waaronder ik ook de wetenschap - of ars - van het recht reken, zich kan handhaven als geheel van regels dat leidt tot resultaten met zo veel gezag dat de wetenschap op het beperkte gebied van de feitelijke vaststelling een rechterrol kan vervullen. Strijdende partijen buigen dan voor de uitslag van het wetenschappelijk onderzoek. Maar wat is dat voor een onpartijdige wetenschap? Niet de wetenschap in haar rol van pionier, van ontdekker, grensverlegger. Want die vervult een duidelijke pleiterrol: de wetenschap stelt een stelling ter discussie, en de rechterrol is hoogstens voorbehouden aan een forum van collega's dat op zijn minst een tegenpleiter zal afvaardigen die probeert de wetenschappelijkheid van de stelling te falsifiëren. Dit is een popperiaanse visie op de wetenschap, en zij is, tot mijn genoegen, volop retorisch. Maar de wetenschap vervult ook een rechterrol. Merkwaardig genoeg is de reputatie van de wetenschap in die rol heel bescheiden. Zij heet dan toegepaste wetenschap. Wetenschappelijk of niet, het gaat erom dat het voor de samenhang van elke maatschappij nodig is dat er voor de oplossing van geschillen regels gehanteerd worden die voor beide partijen acceptabel zijn. Pas dan kan de overheid zonder al te veel geweld zijn gezag laten gelden door zijn rechterrol te vervullen, dat wil zeggen een rol waarin de overheid bij beslissingen het laatste woord heeft. Die regels zijn objectief in die zin dat ze gehanteerd en gewaardeerd worden door alle bij een conflict betrokken partijen. Partijen kunnen strijden over de toepasbaarheid en de interpretatie van de regels (wetten, voorschriften, gebruiksaanwijzingen), maar niet over de geldigheid van de regels zelf. Die regels worden in artes gesystematiseerd. Voor zover ze betrekking hebben op feiten uit het verleden - die als basis voor een beslissing in de toekomst dienen - horen ze tot de ars critica en dienen ze voor de analyse van een gegeven situatie. Deze regels
| |
| |
staan tegenover een heel ander soort regels, zoals bij voorbeeld in de kookkunst of in leerboeken van architectuur of poëzie onderwezen, die een ars in effectu posita vormen. Die leveren een produkt, opus, bij voorbeeld een maaltijd, een huis, een gedicht, op.
Die regels zullen altijd wel enigszins nieuwe produkten opleveren, soms zelfs sensationele ontdekkingen mogelijk maken. Dat laatste is ook mogelijk met behulp van analyse - het vinden van nieuwe elementen - maar daarnaast heeft de analyse vooral een meer bescheiden taak: het reduceren van een individueel iets tot meer algemene compomenten. Voorbeeld: de chemische analyse van een monster urine. Het analytisch hanteren van regels is heel in het algemeen een proces van duiding: men begint met een object waaraan men nog geen naam, of geen naam die precies genoeg is, gegeven heeft, en preciseert het object steeds verder door het te analyseren in bestanddelen. Die bestanddelen zelf zijn steeds algemener, bij voorbeeld algemene chemische elementen. Vandaar in discussies over analyse een dubbelzinnigheid: van het individuele naar het algemene; maar ook: precisering van een gegeven algemene (vage) naam. Verdere voorbeelden: een lijk waarvan de doodsoorzaak wordt vastgesteld, de retorische analyse van een kunstwerk, economische of politieke analyse van een situatie. In al deze gevallen zijn de methoden beproefd om de beproefde resultaten te bereiken. Dat leidt tot een door de Stoa ontdekte paradox, de diallelous: beproefde resultaten zijn afhankelijk van beproefde methodes.
Wat is het onafhankelijk criterium? Ik blijf dat zoeken in een consensus van de groep die naar resultaten verlangt en die bereid is te vertrouwen op al beproefde methoden. Een van mensen onafhankelijk criterium lijkt mij nog steeds vergeefse moeite. Een dergelijke analyse levert objectieve resultaten op, die als waarheid worden geaccepteerd door de groep die de regels kent en accepteert. Voorwaarde is dat de regels van tevoren bekend zijn en niet tijdens de analyse worden veranderd. Uiteraard kan een groter publiek niet meer doen dan vertrouwen hebben in de experts. Dat vertrouwen wordt vergroot als het publiek merkt dat er andere experts zijn die het onderzoek met gebruikmaking van de zelfde regels kunnen controleren.
Mijn voorbeeld is nu de analyse van bloed in een laboratorium. De resultaten van het onderzoek kunnen de basis worden voor een politieke controverse als het gaat om het aantonen van lood, veroorzaakt door het likken aan wanden van vochtige sloppen door arme
| |
| |
kinderen. Men kan dan de uitslag van het laboratorium wantrouwen, men kan het onderzoek door een ander laboratorium laten verrichten, men kan een eigen laboratorium inrichten, maar men kan een dergelijk onderzoek nooit als partijdig voorstellen. Het resultaat van zo'n onderzoek zou dus de functie van de uitspraak van een voorlopige rechter moeten kunnen vervullen, en het is dan prettig als alle partijen tevoren afspreken dat ze de resultaten van een dergelijke objectieve analyse zullen accepteren. Maar deze objectieve waarheden - de rechter heeft gesproken - blijven gerelateerd aan het publiek dat de beproefde regels accepteert. Voorwaarden zijn slechts dat de regels van tevoren zijn vastgesteld, niet tijdens het onderzoek worden veranderd en op zijn minst bekend zijn aan en gedeeld worden door collega's van de onderzoeker. Op zo'n manier staan de regels die de augur in acht neemt, als hij de structuur van een schapelever onderzoekt en die van de arts, die van de alchemist en van de chemicus, van de astroloog en van de astronoom, op een vergelijkbaar niveau.
Als de methoden voor alle partijen acceptabele resultaten opleveren, vormen ze de basis waarop partijen hun geschillen verder kunnen uitvechten: ‘Toegegeven, het was moord, maar...’ ‘Toegegeven, er zit lood (of arsenicum) in het bloed, maar...’ ‘De inflatie is vijf procent, maar...’ ‘De politiek van de vijand is gericht op oorlog, maar...’
De rechter geeft dan steeds de laatste analyse, of voegt aan de laatste door partijen geaccepteerde analyse een waardeoordeel toe: de moordenaar krijgt vijf jaar, lood en arsenicum worden verboden, loonsverhogingen worden afgewezen en aan de vijand worden concessies gedaan. ‘Waardeoordeel’ wil zeggen: niet op de zelfde manier voor alle partijen geldig, een politiek oordeel. Ik wil hiermee echter niet een absolute scheiding tussen feiten en waarden aangeven. Ook hier weer de trapsgewijze dialectiek: als het onderwerp van discussie niet een te nemen maatregel is maar een feitelijke vaststelling, dan is, op voorwaarde dat de bij de analyse gevolgde regels algemeen aanvaard worden en voldoende precies zijn, een nadere uitspraak overbodig. De feiten spreken dan als het ware voor zich zelf. Een nadere analyse van de doodsoorzaak levert als conclusie ‘dood door schotwonden’ op. Men heeft zo veel vertrouwen in statistieken en de individuele opgaven die er de basis van zijn dat het feit dat de inflatie vijf procent bedraagt niet meer aangevochten wordt. Hier treedt dus de exacte wetenschap zelf op in de rechterrol, maar ook dan is het
| |
| |
noodzakelijk dat er in de trapsgewijze dialectiek ruimte overblijft voor een sprong van dergelijke feiten naar wat men dan waarden noemt. Waarden spreken nooit voor zich zelf. Hier zijn dus pleiter en tegenpleiter onontbeerlijk, en ook nog een rechter, als een beslissing onontbeerlijk is. Onder rechter wordt nog steeds verstaan al wie ter afsluiting van een debat gerechtigd is een beslissing te nemen.
De rol van de analyse zou ik, als het gaat om de wetenschap, ietwat denigrerend willen plaatsen op hbo-niveau, ook al wordt hij door academici of beroemde professoren beoefend, en wel omdat het hier uitsluitend gaat om het omzichtig hanteren van traditionele regels. Wat dat betreft is de analytische diagnose van een arts te vergelijken met de diagnose van een automonteur, en of het onderzoek van mineraalwater nu verricht wordt door de beroemde professor of door zijn assistent maakt niets uit. Na dit zo gesteld te hebben wil ik mij haasten het belang van dergelijke analyses - misschien ook onder te brengen onder de noemer toegepaste wetenschap - voor de samenleving te onderstrepen, en daarmee ook het belang dat de universiteit heeft om ‘onderzoekers’ af te leveren die geleerd hebben beproefde methoden toe te passen en die zich daarbij de omzichtige habitus hebben eigen gemaakt van de geleerde - met al zijn prestige. Het zoeken naar nieuwe, revolutionaire methoden en theorieën is een zaak van een kleine elite, een rol die nu eenmaal niet alle honderdduizenden onderzoekers past die tegenwoordig op een bepaald terrein van wetenschap bezig kunnen zijn, om niet te spreken van de honderd miljoen universitair opgeleiden die tegenwoordig op de aardbol rondkrioelen. Het menselijk verstand heeft maar plaats voor een paar namen, en per goed gedefinieerde wetenschap zijn dat er voor de leek nooit meer dan drie. Die hebben dan nieuwe scholen gesticht, nieuwe paradigmata: Freud, Jung en Adler; Marx, Engels en Lenin.
Als een lid van de oppositie, bij voorbeeld in een debat over belastingverhoging in tijden van voorspoed, rationele argumenten gebruikt en de economische wetenschap te hulp roept, moet hij ervan uitgaan dat de regering zich door onpartijdige en objectieve argumenten zal laten overtuigen. Ontbreekt bij de regering of bij de andere partijen het vertrouwen in de objectiviteit van de economische wetenschap, dan is dit gedeelte van het debat zinloos, tot schade van de democratie. Het gaat er niet om welke economische wetenschap, het gaat erom dat er overeenstemming bestaat over de feiten en me-
| |
| |
thoden waarop men zich kan beroepen.
Een debat over welke situatie dan ook - huishoudelijk of politiek van wereldbelang - waarin door partijen verschillende methoden gebruikt worden en waarbij de ene partij de methode van de andere verwerpt - ik denk nu aan een debat tussen medici en natuurgenezers, of tussen economen waarbij de een de analyses van het planbureau hanteert en de andere een geheel ander model, en een derde lak heeft aan alle modellen - is zinloos, totdat partijen het eens zijn geworden over een methode van analyse van de situatie - in het geval van medici bij voorbeeld zoiets als een microscopisch onderzoek.
Wanneer het gaat om de analyse van menselijk gedrag moet men onderscheid maken tussen een onaardige duiding van gedrag - waar de actor van het gedrag het veelal niet mee eens zal zijn - en een aardige interpretatie van gedrag die de actor meestal zonder morren ook wel zal willen aanvaarden. Voorbeelden: agressie tegenover gerechtvaardigde zelfverdediging, gierigheid tegenover zuinigheid, seksuele begeerte tegenover menselijke interesse, leugen tegenover onwaarheid. Het is heel belangrijk de eventuele slechte bedoelingen van de tegenstander te ontmaskeren, vandaar dat men de menswetenschap zo vaak de taak toebedeelt om wetmatig door middel van analyses vast te stellen wat de ware motieven zijn die de mensen bewegen, in tegenstelling tot de door hen opgegeven schijnbare, ja zelfs vaak aantoonbaar onjuiste motieven. Aangezien mensen meestal zelf goede bedoelingen opgeven is een interpretatie van de intentie van de actor nogal eenvoudig: de interpretator en de actor hoeven het slechts eens te worden over het juiste woordgebruik. Voor de analyse van onaardig gedrag dat tegen de intentie van de actor ingaat is een echte wetenschap nodig.
|
|