De beschaving
(1983)–J.P. Guépin– Auteursrechtelijk beschermd[16]
| |
[pagina 211]
| |
behoren te lopen - is dat ingrijpen voor de menselijke machine essentieel. De juichkreet achteraf van Newton over de door hem ontdekte schoonheid van het heelal is niet essentieel. De liberale economen kunnen niet zonder, want in de samenleving is voortdurende waakzaamheid geboden tegen faliekant ingrijpen van mensen die, als slechte ingenieurs, de werking van de machine niet goed hebben begrepen, of die zelfs, als manicheïsche duivels, de werkzaamheid van de machine willen saboteren. Als het systeem van Adam Smith een echte analogie met het systeem van Newton vertoonde, zou elk ingrijpen in het marktmechanisme een ingrijpen binnen het mechanisme blijven, zoals iemand door een vliegmachine te bouwen niet de zwaartekracht overwint maar er, ten goede of ten kwade, met succes of niet, gebruik van maakt. Een dergelijk mechanisme kunnen we ontwaren in de ruil, als we de (moderne) economie daarvan als abstractie, misschien wel als een ‘alsof’ opvatten: laten we het menselijk bedrijf zo beschrijven alsof andere factoren als wellevendheid, zedelijkheid, gerechtigheid, billijkheid, medelijden, gewoonten, zeden en gebruiken geen beslissende rol zouden spelen en machtsverschillen wel.Ga naar eind2 Men kan in de mechanica van Newton geloven of niet geloven, daarmee stort het heelal nog niet in. Wie niet in de liberale economie gelooft kan wel proberen het liberale systeem ineen te doen storten. Vandaar de polemiek van Smith tegen de mercantilisten, en zijn algemeen wantrouwen tegen kapitalisten die maar al te graag hun invloed bij de overheid aanwenden om protectie en monopolie te verwerven. Met andere woorden, de scientia van Smith is door het feit dat de wetten tevens aanbevelingen zijn, een ars geworden, en een ars wordt om zijn pragmatisch nut bewonderd. De zelfde dubbelzinnigheid geldt ook voor de wetenschap die Marx heeft ontdekt. Het valt mij nu op hoe sterk het systeem van Adam Smith, die zijn carrière begon met colleges over retorica, op dat van de retorica lijkt. Hij is behalve schrijver van The Wealth of Nations ook nog schrijver van A Theory of Moral Sentiments. Het is een probleem hoe die twee systemen aan elkaar gekoppeld kunnen worden. Het principe van de ethiek van Smith is een ander terugkoppelingsmechanisme: dat van de wederzijdse hoogachting. Men doet het goede om daarmee de ‘sympathy’ van de ander te verwerven. Ook dit is uiteraard retorisch, ja, in de retorica, opgevat als concurrentiestrijd van meningen - waaronder meningen over goederen - maar ook als strijd om de | |
[pagina 212]
| |
instemming en hoogachting van de ander, het publiek dat men wil winnen, vinden de systemen van Adam Smith hun eenheid. |
|