De beschaving
(1983)–J.P. Guépin– Auteursrechtelijk beschermd[15]
| |
[pagina 207]
| |
tieverhoging, maar ook tot ontslag kan leiden. Voor het eerste zijn de arbeiders hun patroons niet dankbaar, voor het tweede haten zij hen, maar het een hoort bij het ander. Wat frustrerend dat het kapitalisme zo veel goeds maar ook zo veel slechts als het ware vanzelf voortbrengt. Dat is de reden van frustraties en extremisme van links: de strijd helpt niet, en de strijd was niet zo erg nodig. Er moet een wetmatigheid in het werk zijn, en die wordt dan ook in de klassieke economie onderwezen, bij voorbeeld in de vorm van het optimum van Pareto. Wat naar mijn gevoel ontbreekt is een metafoor die het evenwicht in beeld brengt dat ontstaat door de onderlinge concurrentie. Adam Smith's ‘onzichtbare hand’ is nog te geheimzinnig, en vergelijkbare achttiende-eeuwse formuleringen: ‘Voorzienigheid’ (Vico), of ‘List der Rede’ (Hegel) bevallen me om de zelfde reden niet.Ga naar eind1 Het probleem werd, als paradox, voor het eerst in de vroege achttiende eeuw gesteld door de van oorsprong Nederlandse arts Mandeville: Private Vices - Public Benefits. Het egoïstische streven naar lustbevrediging van alle individuen te zamen levert welvaart voor het geheel op. Dat geldt voor alle ‘vices’, maar, en zo wordt het probleem in de achttiende eeuw gesteld, de meest algemene noemer is daarvan wel de hebzucht. De hebzucht, als constante want onbevredigbare passie van allen te zamen, bevordert, zonder ingrijpen van buitenaf, het algemeen belang. Wie van het hof, met zijn plotselinge toorn van tirannen, ruïneuze liefdes, grillige beslissingen, afdaalt naar de stad, wordt getroffen door de bedrijvigheid van de handeldrijvende burgerij en door zijn rustige rationaliteit, door de gestadige groei van de welvaart. Het is opvallend voor de ontwikkeling van dit inzicht dat de hebzucht als deugd wordt beschouwd.Ga naar eind2 Verdediging van het kapitalisme blijft iets cynisch of satirisch behouden: ‘Wat goed is voor de rijken is heel goed voor de armen, want het geld verdwijnt niet in de zakken van de kapitalisten, maar ze investeren het, of ze kopen er dingen voor die heel leuk zijn om te maken, als jachten of schilderijen.’ De aanvallers van het kapitalisme willen zich roem verwerven door ernstige plannen op te stellen, want dergelijke praat pikken de arbeiders niet. In tegenstelling tot contractualisten als Protagoras, Hobbes of Rousseau, die uitgaan van de mens als egoïstisch wezen, maar daarom menen dat vrijwillig of niet, de mens voor het algemeen belang iets van zijn eigen belang zal moeten opofferen, wordt door de acht- | |
[pagina 208]
| |
tiende-eeuwse voorlopers van de liberalen, en door de latere liberalen zelf, de hebzucht van individuen, in de interactie gezien als een zich zelf regulerende activiteit, waar dus geen dwang van de overheid bij aan te pas hoeft te komen om het algemeen belang te waarborgen. De overheid hoeft niet meer te doen dan voor Recht en Orde te zorgen, en ook dat er geen belemmeringen voor de vrije concurrentie ontstaan in het geval van te groot succes in de concurrentiestrijd of door monopolievorming van de overheid. Een liberale politiek is voornamelijk negatief: verzet tegen monopolies en wantrouwen tegen subsidies. Voor de grote maatschappelijke veranderingen zorgt de markt van goederen en opinies. En wat het laatste betreft moet dus ook tegen monopolisering en niet weloverwogen subsidiëring worden gewaakt. Hiermee is duidelijk de relatie tussen vrije concurrentie en machtsvorming gesteld, en die geldt ook voor meningen. De consument die kan kiezen oefent macht uit - de klant is koning - maar dat geldt ook voor de werknemer die de meest gunstige werkgever kan kiezen - als hij daartoe in staat is. De machteloosheid tegenover een monopolie wordt meteen duidelijk bij klachten tegenover telefoon of posterijen, en in tegenstelling daarmee het gevoel van triomf van degeen die kans ziet de ene firma of werkgever uit te spelen tegenover de andere om een lagere prijs of hoger loon te krijgen. Elke monopolievorming, en zeker de marxistische, perkt die macht in. Dat je niet altijd kunt kiezen, hetzij omdat je geld op is, hetzij omdat er geen betere baan in het verschiet is, doet aan het principe niet af dat de mogelijkheid tot keuze mogelijkheid is om macht uit te oefenen, hoe klein ook; de kruidenier laten merken dat je een andere kunt nemen. Eigendom zelf levert geen macht op. Eigendom is een gevolg, een uiting of een blijk van macht, maar eigendom kan ook kwetsbaar maken voor de loop van een geweer. Daarbij zijn er zo veel soorten bezit: een stuk brood als je honger hebt, een schilderij, een park, een huis vol gasten, een weg. Een huis vol gasten en een weg kunnen worden gebruikt, net als een geweer, om macht uit te oefenen, maar het schilderij maakt kwetsbaar voor diefstal, en je mag het niet vernielen; een stuk brood mag je opeten omdat het van jou is. Geld hebben betekent de mogelijkheid om het zo uit te geven, of te dreigen het niet uit te geven dat je macht kunt uitoefenen. Het voorbijlopen van de ene handelaar omdat de andere beter is, dreigen ontslag te nemen omdat je elders meer kunt verdienen, zijn vormen van machtsgebruik. Nu mijn metafoor. Ik ontleen die aan de bijenraat, al ben ik er niet op tegen als iemand | |
[pagina 209]
| |
het meer onregelmatige wespennest verkiest, mits duidelijk is dat het bouwsel een cohesie en een min of meer regelmatige structuur vertoont. Het probleem is door de hellenistische wiskundige Pappus gesteld, die zich niet alleen verbaasde over de structuur van de zeshoekige cilinders maar nog meer over de buitengewoon ingewikkelde structuur van de uiteinden waar de twee rijen cilinders elkaar ontmoeten. Was deze vorm te danken aan superieure wiskundige kennis van de bijen? Deze vorm levert een minimum aan omtrek met een maximum aan inhoud op, terwijl de cilinders precies aansluiten. Werden de bijen gedreven door een verlangen was te besparen? Het antwoord kwam in de achttiende eeuw, en is te vinden bij Buffon: deze vormen ontstaan omdat alle bijen even sterk zijn en zoveel mogelijk plaats willen veroveren door met hun achterwerk te draaien.Ga naar eind3 Het gaat hier niet om de opkomst van het kapitalisme met zijn economische instituties, als bankwezen en industrialisatie. Het gaat mij alleen om de opkomst van de liberale gedachte dat onderlinge concurrentie een vorm van interactie is, die geformuleerd kan worden in de paradox dat aller eigenbelang samen het algemeen belang vormt, zodat machtsingrijpen van de overheid tot het uiterste beperkt kan blijven. Die gedachte is achttiende-eeuws, maar de interactie bestond natuurlijk daarvoor al. Later zal ik deze gedachte verder uitwerken door de ruil in verband te brengen met de talio, de vergelding van wandaad met wandaad, maar ook van weldaad met weldaad, en de ruil in het algemeen als grondslag van de samenleving te nemen. Als voorbeeld van een markteconomie wil ik nemen de handel op een markt, een dorpsmarkt. Ook als in een land, bij voorbeeld Thailand, de overheid totaal corrupt zou zijn maar deze kleine handel blijft bestaan, kan het land een vredige, welvarende indruk maken, in tegenstelling tot een buurland als Cambodja waar op de meest radicale manier is ingegrepen. Ook Italië is een land dat tamelijk welvarend is, maar dan grotendeels dank zij de zwarte activiteit van een ondergedoken economie. Als de rechtsstaat ontbreekt vervalt het verschil tussen corruptie, bedreiging, afpersing, chantage, en eerlijke handel; het is de taak van een krachtige overheid, gesteund door de opinie van een welgeïnformeerd publiek, om de grenzen tussen eerlijke en oneerlijke verdiensten vast te stellen. We moeten niet uit het oog verliezen dat het hier om een onderdeel - het economisch meetbare deel - van een veel groter geheel van menselijke interactie gaat. Een systeem waarin ook een glimlach veel | |
[pagina 210]
| |
kan kosten of veel kan opleveren, in geld, roem, macht of gevoel. De markteconomie willen afschaffen is daarom zo fataal, omdat andere manieren om macht uit te oefenen, te belonen en te straffen, die tot het zelfde mechanisme behoren, de plaats ervan gaan innemen. En dat zijn soms heel wat minder onschuldige beloningen en straffen dan winst of verlies. Voor geld is alles te koop, behalve op macht gebaseerde privileges. Een arme die een prijs in de loterij wint kan dat geld opmaken in het meest luxueuze hotel, mits hij zich een beetje aanpast; dat is democratisch. Een aristocratische club kent arme en rijke leden, en wie alleen maar rijk is maar zich ongepast gedraagt komt er niet in. Dat zijn de aan normen gebonden privileges die ook de communistische machthebbers uitdelen. |
|