te belemmering voor een verdere wetenschappelijke carrière.
Het is duidelijk dat de enige mogelijkheid voor het betrappen op dergelijke oneerbare daden het bestaan van een vrije discussie is, waarbij vooral het recht van vragenstellen, het recht ook de meerdere te ondervragen, belangrijk is. We kunnen het dan zo stellen dat de mens evenveel tot liegen geneigd is als hij het zich kan veroorloven. Men denke aan de leugens in totalitaire staten verspreid, of liever, ze worden er dank zij onze vrije pers op betrapt. Een leugen is niet gelijk aan een onwaarheid, het gaat erom dat iemand denkt dat wat hij zelf zegt onwaar is op het moment dat hij dat zegt. De regel blijft hachelijk, juist omdat aan de redenaar, in partijdige presentatie, in ironie of in verzwijgen, zo veel grensgevallen gegund zijn, maar ook hier kunnen we zeggen: gegund, omdat juist liegen niet gegund is. Gegund trouwens ook omdat volstrekte eerlijkheid - maar zonder iets te verzwijgen - alleen al door het karakter van de taal onmogelijk is. En ongewenst! Voor de wetenschap is het verschil tussen opzettelijke omissie en iets niet opgemerkt hebben, tussen verdraaiing van feiten en een wat andere weergave van een tekst, zeker waar het filosofische teksten betreft, moeilijk te trekken. Maar in al die gevallen is de basis voor een discussie toch het vertrouwen dat de ander niet liegt.
Hoe groter de groep die deelneemt aan een discussie, of hoe groter het publiek dat overtuigd moet worden, hoe moeilijker de mogelijkheid tot effectieve controle op dit punt. Dan zou de beroepseer, het liefst omgezet in een verinnerlijkt geweten, des te groter moeten zijn. Helaas is dat niet zo, en kunnen politici, journalisten, maar ook beoefenaren van de wetenschap, zich veroorloven te liegen. Dan moet de hoorder of lezer terugvallen op vooroordelen: dat zal wel niet, want volgens mij zit de wereld niet zo in elkaar. Tot schade van de vooruitgang tot beter inzicht. De retorica voedt op tot welwillende en tegelijk wantrouwende hoorders of lezers. Gebrek aan vertrouwen in de eerlijkheid van de andere partij leidt vanzelf tot een principieel wantrouwen, waarin men discussie als zinloos schuwt. Als dat wantrouwen algemeen om zich heen grijpt gaat de samenleving ten onder.
Vandaar dat de liberaal, die ik nu gelijkstel met de democraat en de retoricus, naar een samenleving streeft, of die in stand wil houden, die waarborgen voor vrije discussie biedt, en dat wil onder afwijzing van de totalitaire staat zeggen: instelling en behoud van onafhankelijke instituties.