De beschaving
(1983)–J.P. Guépin– Auteursrechtelijk beschermd[5]
| |
[pagina 169]
| |
enige, ik zeg niet wettige, maar eenvoudig menselijke band.’ De guerrillastrijder daagt de tegenstander uit de ‘westerse waarden’ te verdedigen in de hoop dat degeen die deze waarden verdedigt zijn medestander wordt. De paradox kan ook zo worden geformuleerd: oorlog is een wandaad, en wandaden kunnen niet, in tegenstelling tot weldaden, geweigerd worden. Het alternatief van het toedienen van een wederkerige wandaad is de liefdesdaad van de totale overgave. Oorlog is een tweezijdige reactie; wie aan een land of groep de oorlog verklaart, moet verwachten dat de ander de oorlog terugverklaart; wie het recht opeist op de tegenstander te schieten, moet verwachten dat op hem teruggeschoten wordt. ‘Oorlog aan alle fascisten’? Maak eerst duidelijk wie volgens jou de fascisten zijn; ze zullen zich niet allemaal zo noemen, maar het is al prettig als de criteria bekend zijn. Wie volgens de criteria fascist is mag terug schieten. Of toch niet? Was de leus dus niet serieus? Of is het juist de bedoeling de bedoelingen te verbergen? De guerrillastrijder verbergt zich en bindt geen openlijke strijd aan. Als hij ‘verantwoordelijkheid’ opeist voor een bomaanslag dan meldt hij zich niet bij de politie. Dat geeft hem een welhaast beslissend voordeel: bij hem ligt het initiatief. Dit alles is nog, binnen een oorlog, te zien in het kader van de verrassingsoverval, de krijgslist, de hinderlaag. Het nieuwe van de guerrillabeweging en speciaal van de stadsguerrilla, is echter de consequente propagandistische provocatie. Men daagt de staat uit de oorlog niet terug te verklaren, maar zich aan de juridische regels van het procesrecht te houden, en, als de overheid een dictatuur zou instellen om de guerrillastrijders de mensenrechten te misgunnen, dan zou de strijd gewonnen zijn! Het bewijs is geleverd! Want dan was het gewelddadige karakter van de kapitalistische staat manifest geworden. De politieke rechtvaardiging wordt gevonden in de strijd tegen imperialisme en fascisme in Italië zelf. Pas in juni 1967 ontdekte het maandblad Potere Operaio Vietnam; maar de vergelijking met Italië werd meteen getrokken: ‘Ook in Italië moet de massa rekening houden met een harde reactie... Zich voorbereiden op het ergste om het betere te willen is geen avonturisme, maar een kwestie van leven of dood voor de Italiaanse arbeidersbeweging, op kortere of langere termijn.’ Er zit een dubbelzinnigheid in de linkse revolutionaire motivatie. Een verlangen om een crisis in de welvaartsstaat te provoceren, zodat hij echt fascistisch wordt, gaat gepaard met de gedachte dat de | |
[pagina 170]
| |
staat al fascistisch is. Zo werd de campagne van Lotta Continua tegen Fanfani als kandidaat voor het presidentschap in 1971 gezien als strijd tegen het ‘fanfascisme’; maar tegelijkertijd werd verwacht dat de bourgeoisie als reactie op de permanente ongehoorzaamheid van de arbeidersklasse naar de politieke nederlaag van de hele arbeidersklasse zou moeten streven, en als meest waarschijnlijke oplossing zou kiezen voor de permanente uitoefening van een ‘rigido autoritarismo statale’.Ga naar eind1 Vergelijk het vlugschrift van de miljonair, revolutionair en linkse uitgever Feltrinelli ‘Italië 1968, Politieke Guerrilla Oorlog’, zoals dat wordt geciteerd door Claire Sterling: ‘Er bestond niet alleen een “dringende behoefte” zei hij, aan georganiseerde terreur, maar ook aan een “intense provocatie” om “de reactionaire essentie van de staat bloot te leggen”. De taak van de Guerrilla was “de wet openlijk te overtreden... op alle manieren de gevestigde instellingen en de openbare orde te tarten en te schenden”. Als dan de staat als gevolg daarvan tussenbeide komt met politie en justitie, kan de wreedheid en dictatoriale onderdrukking, gemakkelijk aan de kaak worden gesteld.’Ga naar eind2 Ook hier weer die dubbelzinnigheid van schijn en wezen. Het is dan ook van belang dat in de kolommen van de Corriere della Sera en in alle andere kranten die ik gelezen heb de suggestie van de procureur-generaal Pascalino, om nu constitutioneel de staat van burgeroorlog af te kondigen, afgewezen wordt. Dat is op zich zelf geen verdienstelijk standpunt. De overheid kán geen burgeroorlog voeren, om de eenvoudige reden dat er geen duidelijk herkenbare soldaten van de tegenstander zijn. De terroristen gedragen zich als een misdadigersbende, omdat ook die vanuit het verborgene zijn aanslagen pleegt. De overheid moet de rechtsstaat wel handhaven, want als de overheid op verdachte personen gaat schieten is de linkse provocatie gelukt. Soms is deze reactie welhaast onvermijdelijk, zoals toen de peronistische en marxistische terreur in Argentinië door tegenterreur bedwongen moest worden. In een dubbelinterview met twee schrijvers over het terrorisme, G. Bocca en G. Pansa (‘Sul terrorismo non siamo d'accordo’, La Reppublica 1 april 1980) vertegenwoordigt Bocca een typisch communistische samenzweerderstheorie: de overheid is expres tolerant geweest in 1972, omdat polarisering de Democrazia Christiana goed uitkwam. De communistische magistraat in Padua die de Autonomen gevangen heeft gezet, Calogero, kon dan ook pas tot actie overgaan dank zij steun van de communis- | |
[pagina 171]
| |
tische partij. Beide linkse auteurs zijn het echter eens dat Italië géén Argentinië is, en dat wil zeggen dat de overheid het terrorisme niet met gelijke methodes bestrijdt. De overheid kan dan niet anders dan de terreur criminaliseren. Het is dan genoeg terroristen als gewone misdadigers te behandelen, politieke moord moord te noemen. Dat een van moord verdachte zijn rechten behoudt, ja zelfs dat de veroordeling door de verdeling van de bewijslast op de aanklager, en door andere regels van het procesrecht, bemoeilijkt wordt, is een te groot goed om opgegeven te worden. Zelfs al is, door de moeizame gang van het Italiaanse juridische apparaat, de kans, die in 1980 reëel bestond, om met het terrorisme definitief af te rekenen, voorbijgegaan. Misdaad is gewoon en wie zich zelf buiten de wet stelt blijft het recht behouden op bescherming van de wet. Vandaar dat ook elke verontwaardiging over inbreuken van de kant van de overheid op de rechtsstaat goed en democratisch is. Als de Corriere della Sera en andere dagbladen de terroristen als gewone misdadigers beschouwen, dan ontkennen zij de zinvolheid van de motivatie van de guerrillastrijder. Men beschouwt ze dus ook als gekken. Hoe ver gaat die ontkenning? Strekt zij zich uit tot alle revoluties? Tot het erfgoed van het surrealisme - ook de surrealisten stelden voor in het wilde weg op de bourgeoisie te schieten -, tot het erfgoed van die surrealistische revolutie, die van 1968, waaruit de ideologen van het terrorisme hun inspiratie putten?Ga naar eind3 Hoe serieus, of niet serieus, was Provo?
De tegenstelling serieus/niet-serieus loopt parallel met de tegenstelling hoofdzaak/bijzaak: immers men kan een uiting als niet serieus bagatelliseren door te zeggen: ‘Hoofdzaak is...’ In de mogelijkheid bedreigingen, wellicht serieus bedoeld, niet serieus op te vatten ligt de kracht van de democratie. Degenen die de democratie omverwerpen en een rechtse dictatuur instellen zijn altijd degenen die zeggen: ‘Zo kan het niet langer.’ Het onderscheid tussen orthodoxen en vrijzinnigen, haviken en duiven, wordt in deze tegenstelling gevangen. De liberale duiven zwichten eerder voor het geweld van links, omdat ze in het streven van links het streven naar opheffing van ongelijkheid toejuichen. Zij onderschatten het aandeel van de fanatieke revolutionairen, met steeds de zelfde fatale gevolgen. Wie tolerant is, neemt de intolerantie van de ander niet serieus op, en wellicht bedoelt de ander het ook niet zo. Hoe serieus neemt, in de dagelijkse politieke strijd, de anti-revolutionaire partij al haar uitgangspunten? | |
[pagina 172]
| |
Zonder soepelheid geen democratie. Maar dat betekent ook dat revolutionaire of totalitaire meningen pas au sérieux worden genomen ‘als het te laat is’. Vandaar dat het zo makkelijk is, nadat het te laat is geworden, het pact van München te veroordelen, en zo moeilijk te beoordelen wanneer een protest tegen de Russische inval in Afghanistan én afwijzing van elke tegenmaatregel - maar is dat niet het protest van de machteloze overwonnene - vergelijkbaar wordt met gevaarlijke toegevendheid. Provo was ludiek, en dus ook hun oproep om de IJtunnel op te blazen. Gevangenisstraf was een overdreven reactie geweest. Gelukkig het land dat zich zo'n tolerantie kan veroorloven. In Italië is het nu te laat. Of het doel van een guerrillabeweging valt toe te juichen of niet, en of het zin heeft de guerrillero als held te beschouwen, moet van geval tot geval beoordeeld worden. Maar de middelen die elke guerrillastrijder gebruikt druisen in tegen het recht in vredestijd en tegen het zo goed mogelijk geformuleerde oorlogsrecht, en verdienen als zodanig geen sympathie. Dat maakt verontwaardiging over represailles van het geregeld leger altijd wat dubieus, tenzij het nobel doel genoegzaam overheerst. Het verschil is in principe niet moeilijk: een guerrilla tegen een onpopulaire bezetter of tegen een totalitair regime is eerder gerechtvaardigd en ik heb geen moeite met de Tachtigjarige oorlog of met de ‘illegaliteit’ tijdens de Duitse bezetting. Voor mij is de doorslaggevende overweging: hoe groot is de vrijheid van meningsuiting in het regime waartegen men zich in het illegaal verzet keert. Zolang er in Italië nog ‘garantisti’ zijn, die zich met gevoel voor de ernst van de situatie (en in dit opzicht is het verantwoordelijkheidsgevoel van journalisten en politici ook discutabel) voor de rechten van gevangenen inzetten, en een onderscheiding handhaven tussen ondemocratische opinies (met uitzondering van aanzetten tot geweld - dus hoe toelaatbaar zijn revolutionaire overtuigingen) en gewelddadig handelen, zo lang deugt voor mij de overheid. En dan is voor mij elk gewelddadig verzet illegaal en moet het bestreden worden, desnoods met geweld. Op welk moment heeft een liberaal regime gelijk als het besluit intolerante tegenstanders het zwijgen op te leggen of op te sluiten? Wie op een gebied geweld monopoliseert is een overheid, een staat. Dat is de definitie van Weber.Ga naar eind4 Dat betekent dat bendes die zich van georganiseerd geweld bedienen, zich als een overheid gedragen, zodat een strijd van een gewapende overheid tegen gewapende bendes daarom zo gauw het karakter van burgeroorlog krijgt. | |
[pagina 173]
| |
Voor de verdediging van de status van een revolutionaire beweging in een democratie is het nodig dat heel wat zaken die voor een aanhanger van de democratie bijzaak zijn, of op zich te bestrijden misstanden, of averechtse gevolgen, door de tegenstander tot hoofdzaak worden verklaard. In de oorlog gelden andere normen dan in het democratisch debat. Het heeft echter geen zin de democratische vrijheden en de waarborgen van de rechtsstaat te veroordelen als klassejustitie omdat de sympathieke vrijheidsheld zelf zich er niet aan houdt. Vandaar de mogelijkheid dat linkse advocaten, die zich inzetten voor de verdediging van terroristen, zelfs als zij heimelijke of openlijke sympathie voor doel en methodes van de terroristen hebben, gelijk hebben als zij alle middelen van de rechtsstaat, tot chicanes toe, aangrijpen om hun cliënt te verdedigen. Gelijk, gezien vanuit de rechtsorde. Of zij zelf gezien hun overtuiging dat de rechtsorde nu juist geen rechtsorde is daarin wellicht hypocriet zijn, is een andere kwestie. |
|