De beschaving
(1983)–J.P. Guépin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 142]
| |
[28]
| |
[pagina 143]
| |
argumentum ad hominem: de standpunten van de tegenstanders worden verklaard als gemaskeerd eigenbelang. Hantering van het argumentum ad hominem ontslaat Marx - of marxisten - van de taak zelfs maar naar de argumenten van de tegenstander te luisteren. De ‘vulgaire economie’, zo zegt Marx, systematiseert wat de mensen zelf denken te doen, bij voorbeeld ruilen, winsten maximaliseren. Maar dat is voor hem geen wetenschap. Ware wetenschap maakt een onderscheid tussen de verschijningsvorm van de dingen, en het wezen ervan, in het geval van de chemie bij voorbeeld een voorwerp zoals dit zich voordoet, en de pas door chemische analyse onderscheidbare elementen waaruit het werkelijk is opgebouwd. Deze schijn wordt met de term ‘vervreemd’ aangeduid. Zoals de heiden onwaarheid spreekt als hij zegt dat hij zijn voorspoed aan zijn god te danken heeft, zo spreekt de massa onwaarheid als ze haar tevredenheid met het door haar massaal verworven bezit betuigt. Ik vind dat Marx de liberale econoom een gedeeltelijk gelijk had moeten gunnen, ook al is de systematische samenhang verschillend, zoals ook de liberale economie gedeeltelijk overeenkomsten mag vertonen met de communistische. Het gaat er dus om dat niet alles wat de mensen vóór Marx dachten te doen tot vervreemde schijn kan worden verklaard, en ook dat er geen wetenschap te bedenken valt die niet gedeeltelijk aansluit bij de ordinaire voorstellingen van de agenten. Nog merkwaardiger gedragen Marx en de marxisten zich als ze het met hun tegenstanders eens zijn. De categorie is al zo merkwaardig: het zijn uitsluitend geniale negentiende-eeuwse romanschrijvers die het met hen eens mogen zijn. Marx was zo gesteld op Balzac dat hij, zoals zijn schoonzoon Paul Lafargue vertelt, met het plan rondliep om na de voltooiing van zijn economisch werk een kritiek op La Comédie Humaine te schrijven: ‘Balzac was niet alleen de geschiedschrijver van de maatschappij van zijn tijd, maar ook de profetische schepper van figuren, die zich onder Louis Philippe nog in embryonale toestand bevonden en eerst na zijn dood, onder Napoleon III, zich volledig ontwikkelden.’Ga naar eind3 Nu vind ik die profetenrol wat irritant, het lijkt mij gewoner om te zeggen dat als we aannemen dat de maatschappelijke tegenstellingen zich na Balzacs tijd verscherpt hebben, Balzac de toestanden van zijn eigen tijd, zoals schrijvers plegen te doen, wat had aangescherpt. Marx was niet de enige die Balzac een ware geschiedschrijver vond. Het komt erop neer dat Marx het in veel opzichten met Balzac eens was. Geen wonder overigens, Marx en Balzac hadden bezwa- | |
[pagina 144]
| |
ren tegen de gelddorst van de opkomende bourgeoisie, beiden vertekenen de economische werkelijkheid door meer op speculatie dan op beleggingen te letten, en beiden waren geneigd in vergelijking daarmee het verleden minder erg te vinden. Maar Balzac was openlijk een reactionair die de vooruitgangsgedachte verwierp, erger nog, een overtuigd royalist en legitimist. Nu, Marx en Balzac zijn het dus gedeeltelijk eens.Ga naar eind4 Maar zo gemakkelijk kan iemand die denkt dat hij een totaal nieuwe boodschap brengt niet redeneren. Engels heeft het probleem als volgt gesteld in zijn brief aan Miss Harkness over het literair realisme die de kanonieke tekst is geworden van de orthodox marxistische literatuuropvatting. Ook Engels bewondert Balzac omdat hij zo'n wonderbaarlijk realistische geschiedenis schreef van de Franse samenleving. Hij heeft van hem zelfs meer economische details geleerd dan van alle historici, economen en statistici van de periode bij elkaar. Maar, zo zegt Engels: ‘Balzac was politically a legitimist; his great work is a constant elegy on the irretrievable decay of good society; his sympathies are all with the class doomed to extinction. But for all that his satyre is never keener, his irony never bitterer than when he sets in motion the very men and women with whom he sympathises most deeply - the nobles. And the only men of whom he always speaks with undisguised admiration, are his bitterest political antagonists, the republican heroes of the Cloître Saint Merri, the men, who at that time (1830-36) were indeed the representatives of the popular masses.’Ga naar eind5Maar Balzac betuigt nergens sympathie voor de republikeinse zaak.Ga naar eind6 Ook Lukács verdedigt de twee-intentieleer: Balzac, Tolstoj, of wie verder de sympathie van de marxistische criticus gevangen mag hebben, mag dan wel ‘subjectief’ een door zijn klasse gebonden standpunt hebben ingenomen, ‘objectief’ verkondigt hij de ervaren lezer de ongebonden visie die overigens aan de Partij wordt voorbehouden, en dat wonderlijke feit wordt alleen door de eerlijkheid van de grote kunstenaar verklaard. ‘Wenn bei so grossen Realisten wie Balzac, Stendhal oder Tolstoi die innere Künstlerische Entwicklung der von Ihnen erdachten Situationen und Gestalten mit ihren gehätschelten Vorurteile, ja sogar mit ihren heiligen Überzeugungen in Widerspruch geraten, so werden sie keines Augenblick zögern, Vorurteile und Überzeugungen beiseite zu schieben, und werden das beschreiben, was sie wirklich sehen.’ | |
[pagina 145]
| |
De romanfiguren leven een van de schepper onafhankelijk leven: ‘Wer die Entfaltung seiner eigener Gestalten zu dirigieren imstande ist, kann kein wirklicher Realist, kein bedeutender Schriftsteller sein.’Ga naar eind7Lukács reageert op in romans beschreven gebeurtenissen alsof het historische gebeurtenissen waren, en daarop met de marxistische instelling die kijkt naar de objectieve gevolgen, niet naar de bedoelingen. En nog steeds zijn we geen stap verder gekomen. Die mogen we ook niet verwachten van Lucien Goldmann, die als leerling van Lukács weer in de zelfde problematiek terechtkomt. Hier is het een grote coherentie die literaire meesterwerken zou onderscheiden van triviale literatuur. Die coherentie moet echter onbewust zijn, want de schrijvers zelf zijn over het algemeen politiek rechts georiënteerd. Het gaat om een conscience collective die naar boven kan komen, zodat een op het eerste gezicht incoherente, droomachtige tekst van Gombrowicz, die volgens Gombrowicz zelf het probleem van de jeugd stelt, in feite, bewust óf onbewust, een satirische beschrijving is van de maatschappij.Ga naar eind8 Freud en Marx zijn hier bondgenoten geworden. En dat omdat marxisten niet toe kunnen geven dat ze het gedeeltelijk met hun tegenstanders eens zijn. |
|