De beschaving
(1983)–J.P. Guépin– Auteursrechtelijk beschermd[26]
| |
[pagina 137]
| |
len. Indices verraden daarentegen een betekenis tegen de bedoeling in. Dit onderscheid werd voor het eerst zo in de stoïcijnse tekenleer geconstrueerd, en het wordt zo gehanteerd door de semiotici Mounin, Buyssens en Priëto. Daartegenover staat een semiotiek die voortbouwt op Peirce, waarin dit simpele onderscheid door een eindeloze machinerie van indelingen gemaskeerd wordt. Het is een semiotiek die het meest bekendheid heeft gekregen door R. BarthesGa naar eind1. In de praktijk blijkt dat toch van de tegenstelling symbool-index gebruik wordt gemaakt, want de semiotiek wordt vooral in ontmaskerende zin gebruikt: men vindt achter de tekst een andere betekenis, die dan ideologisch is, bij voorkeur fascistoïde of seksistisch, al naar de mode. Het grote gevaar is dat gesuggereerd wordt dat er nu een methode voor dergelijke ontmaskeringen is ontdekt. Maar dat is niet zo, een classificatie kan nooit bewijzen en een verkeerde classificatie - dat wil zeggen een classificatie waar men zich in de praktijk niet aan houdt - versterkt vooroordelen.Ga naar eind2 De vraag luidt waar de - onbewuste - voorkeur voor indices uit voorkomt. Het antwoord luidt: uit een negentiende-eeuws natuurwetenschappelijk model voor de menswetenschap, toegespitst in een allesdoordringende gecombineerde invloed van Marx en Freud, waarbij Freud voor de verklaring moet zorgen dat de allegorese twee teksten oplevert: één de zo bedoelde, twéé de op grond van indices verraden tekst. Uit het psychisch model van Freud zijn immers twee ‘ikken’ te halen: een ‘bewust’ en een ‘onderbewust’ ik. Marx kent alleen de tegenstelling bewust-onbewust, waarbij onbewust veelal gewoon betekent ‘niet op de hoogte’. Verder kan onbewust nog worden gebruikt in de betekenis van niet-geëxpliciteerd, vergelijk de tegenstelling ‘kunnen’ en ‘kennen’: ‘knowing how’ en ‘knowing that’. ‘Ik pas onbewust de regels van de grammatica toe’ wil in die tegenstelling zeggen: ‘Ik kan correct spreken, al ken ik de regels niet; ik weet hoe het moet, maar ik kan niet uitleggen hoe ik het doe.’Ga naar eind3 De fout van de structuralisten is dat ze werken met een te rijke betekenis van ‘onbewust’, waardoor op veel gebieden, waar ze hadden kunnen volstaan met het ‘expliciteren van het gekunde’, ook nog aangenomen wordt dat ze expliciteren wat mensen ‘onbewust’, in freudiaanse zin, aan het doen zijn. Zo denkt Lévi-Strauss dat mensen de wetten van de fonologie ‘onbewust’ volgen, en hij wordt daarvoor terecht door Mounin gekapitteld. Vorst Trubetzkoy heeft, als taalkundige, die term bewust vermeden: hij expliciteert alleen gewoontes.Ga naar eind4 | |
[pagina 138]
| |
Het enige - newtoniaanse - systeem op het gebied van de menswetenschappen is nu net Trubetzkoy's Grundzüge der Phonologie.Ga naar eind5 Het zal wel niet voor niets zijn dat deze poging zo goed slaagde op een gebied dat zich het meest aan de bedoelingen onttrekt. Maar als Lévi-Strauss dergelijke structuren over mythen en sprookjes gaat leggen, dan komt hij - hoe incoherent de verhalen van de Bororo-Indianen er ook uit lijken te zien (zo incoherent als dromen?) - toch op een betekenis uit die afwijkt van de oppervlaktebetekenis.Ga naar eind6 Dat geldt evenzeer voor de - sterk door Freud beïnvloede - marxistische literatuursociologie volgens Lucien Goldmann: ‘La relation entre la pensée collective et les grandes créations individuelles littéraires, philosophiques, théologiques, etc., réside non pas dans une identité de contenu, mais dans une cohérence plus poussée et dans une homologie de structures, laquelle peut s'exprimer par des contenus imaginaires extrêmement différents du contenu réel de la conscience collective.’Ga naar eind7In dat verschil zit de allegorie, want als deze coherente betekenis wordt uitgelegd, moet zij wel afwijken van de onderling verschillende inhouden van de werken zelf. Het collectieve bewustzijn heeft een andere boodschap dan de boodschap die een schrijver in zijn tekst wil meedelen. Waarom dat collectieve bewustzijn juist bij grote schrijvers zo goed te bestuderen valt wordt niet uitgelegd. Het is een staartje twee-intentieleer van Marx, Engels en Lukács, waarover meer in [28]. Op het zelfde niveau beweegt zich de dieptestructuur van Chomsky's grammatica, althans als we zijn mentalisme ernstig moeten nemen. Dat hier de aandrift tot het postuleren van een andere structuur gevonden wordt, niet in incoherenties, maar in dubbelzinnigheden, en dat het hier althans in principe niet om inhouden maar om vormen gaat, doet niet ter zake. Het gaat hier ook om principes en regels, die vóór Chomsky onbekend waren, en zich ook ver verwijderen van de sensus communis, want de intuïtie van de taalgebruiker wordt slechts ingeroepen om het resultaat te bewonderen; de generatieve machine zelf was vóór Chomsky onbekend. Daarbij denkt Chomsky dat taalbeschrijving niet genoeg is, er moet verklaard worden, op grond van een fysiek aanwezig taalgenererend apparaat.Ga naar eind8 Daar hebben we de metafysica weer! En wat zijn die ‘trees’ van de transformationele machine dan wel? Ja juist, de platonisch-aristotelische begrippenpiramide, van oor- | |
[pagina 139]
| |
zaak tot oorzaak uitkomend op een onkenbaar apparaat. Een dergelijke begrippenpiramide wordt ook door verwante semantici als Katz en Fodor opgebouwd. Ziehier hun linguïstische analyse van de betekenissen van ‘bachelor’.Ga naar eind9 ( ) = semantic markers [ ] = distinguishers (komen maar één keer voor in de dictionary) < > = selection restrictions Dit is natuurlijk kletskoek: <W1> en <W4>; <W2> en <W3> horen bij elkaar; de tegenstelling ‘menselijk’-‘dierlijk’ is ondergeschikt aan de connotaties ‘ongetrouwd’ en ‘jong en afhankelijk’. |
|