[21]
Overkoepelend paradigma
Het is gevaarlijk om coherentie theorieën over waarheid, als die van Hempel, of het paradigma van Kuhn, de epistème van Foucault of een ideologie in zo absolute zin te nemen dat men zegt dat de theorie of het paradigma of de ideologie de feiten pas tot aanzijn brengen.Ga naar eind1 Het gaat mij erom dat gebruikte onderscheidingen tussen brute feiten en de interpretatie ervan, tussen feiten en de presentatie van feiten, misschien wel filosofisch zinloos zijn maar retorisch gezien nuttig, en historisch gezien telkens weer onontbeerlijk zijn gebleken.
De noodzaak van een overkoepelende theorie (paradigma) of een ideologie als ordeningsprincipe voor feiten wordt tegenwoordig verdedigd met een beroep op Kuhns Structure of Scientific Revolutions. Maar het is een moeilijkheid dat de term ‘paradigma’ bij Kuhn zelf al op wisselend generalisatieniveau gebruikt is.Ga naar eind2 Het meest omvattend is de gelding van het paradigma opgevat in hoofdstuk x, ‘Revolutions as Changes of World View’, maar in het laatste hoofdstuk wordt paradigma voornamelijk sociologisch gedefinieerd als datgene waar een groep aan bezig is, zodanig dat de leden van vooruitgang kunnen spreken. Dan is de ontwikkeling naar natuurlijke afbeelding in de schilderkunst, volgens de visie van Plinius of Vasari, een paradigma, omdat tekortkomingen en vooruitgang aan de standaard van getrouwe weergave kunnen worden afgemeten. Ja zelfs: ‘The theologician who articulates dogma or the philosopher who refines the Kantian imperatives contributes to progress, if only to that of the group that shares his premises.’Ga naar eind3 Maar het is duidelijk dat naturalisme in de schilderkunst of in een theologisch debat moeiteloos als aspect van een groter geheel gezien kan worden, welk dan ook: opkomend kapitalisme, een verzwegen belang van de onderzoeker,
| |
maar ook de institutionalisering die zo'n debat mogelijk maakt, een liberale maatschappij.
Elk paradigma zal sommige feiten moeten verwaarlozen die in een ander paradigma op de voorgrond treden. Maar dat neemt niet weg dat elkaar bestrijdende paradigma's, als van Ptolemaeus en Copernicus, elkaar blijven bestrijden op grond van de zelfde waarnemingen, die hoogstens in het ene paradigma beter passen dan in het andere. Niet de feiten zelf veranderen, maar de selectie en de presentatie. De meest extreme vorm van overheersing van paradigma wordt gevonden in de problemen van de meest geavanceerde fysica.Ga naar eind4 Maar het is onnodig de constituerende rol die de theorie op dat gebied speelt, uit te breiden tot alle gebieden van menselijk gedrag, waaronder de geschiedenis en de filosofie.
|
-
eind1
- L.M. de Rijk, Middeleeuwse Wijsbegeerte, Assen 1977, blz. 72: ‘Dit sluit in dat niet feiten konstitutief zijn voor een theorie (hypothese), maar het paradigma met z'n informatie theorieën toelaat, er de mogelijkheidsvoorwaarde voor is, en eventueel er bepaalde konstitueert, en daarmee indirekt feiten tot aanzijn brengt’, en blz. 76: ‘Het paradigma is volstrekt en zonder uitzondering dwingend voor iedere werkelijkheidservaring en is meegegeven met de, immers paradigmatische, bepaaldheid van de werkelijkheidservaring.’ De Rijk sluit zich aan bij K. Bertels, Geschiedenis tussen struktuur en evenement, Amsterdam 1973, blz. 24-5, die Kuhns paradigma gelijkstelt met Foucaults epistème, dat weer veel absoluter is: ‘de onderzoeker is [...] op een subtiele manier vastgebonden aan het transcendentale van zijn tijd zoals de valk aan de valkenier.’ Een periodisering in optima forma, terwijl De Rijk nu juist tegen periodisering polemiseert! Zie de uitstekende aanval op de ‘Myth of the Framework’ in Poppers kritiek op Kuhn, K. Popper, ‘Normal Science and its Dangers’ in I. Lakatos en A. Musgrave, ed., Criticism and the Growth of Knowledge, Cambridge 1970, blz. 56-57; de waarschuwingen van een geschrokken Kuhn zelf in zijn herziene druk van 1970, en E.D. Hirsch, The Aims of Interpretation, Chicago, 1976, hfst 9, ‘Afterword: Knowledge and value’, blz. 146 e.v.
-
eind2
- M. Masterman, ‘The Nature of a Paradigm’, in: Criticism and The Growth of Knowledge, blz. 59 e.v.
-
eind3
- Th.S. Kuhn, The Structure of Scientific Revolution, Chicago en London, 1962, hfst. 13, ‘Progress through Revolutions’, blz. 159 e.v.
-
eind4
- N.R. Hanson, Patterns of Discovery, Cambridge 1958. Dit boek was kennelijk de bron van inspiratie voor Kuhn.
|