Raj Powpi
(1990)–Romeo Grot– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 24]
| |
Hoofdstuk V
| |
[pagina 25]
| |
‘Wij zijn vereerd met het bezoek van u en uw gevolg aan Pelele Tepu’, vertelde de kaptèn. ‘En hopen dat u het zeer naar uw zin zult hebben’. ‘Hartelijk dank voor uw vriendelijke woorden’ sprak mama Gron. ‘Alleen wil ik vragen mijn bezoek strikt geheim te houden. Ik ben immers om privé-redenen hier en niet voor staatszaken.’ ‘Maar dat kunnen wij volledig respekteren Maharani. Uw wil zij ons een bevel.’ Met deze woorden maakte de kaptén van Pelele Tepu rechtsomkeer, na nog éénmaal een diepe buiging voor de Maharani gemaakt te hebben. Allen keken hem nog even na. ‘Een lieve en hardwerkende man is onze kaptèn. Zal ik jullie mijn huis verder laten zien...’ Misi Sorayma had gesproken en ging het gezelschap voor naar de zitgelegenheid. ‘Het is niet groot. Ik weet echter dat jullie het naar jullie zin zult hebben. Mama Gron is niet veeleisend en van haar gezelschap verwacht ik niets anders.’ De bagage werd aan een kant gezet. ‘Zal ik de dames hun kanpus laten zien?’ Misi Sorayma nam moeder onder de arm, haar zo meetrekkend, terwijl Shermila en Kwamina hen volgden. De verschillende kanpus waren middels lange gangen met elkaar ver-bonden. ‘Dit is jouw kanpu, Gonni’, zei misi Sorayma, ondertussen de scherm van de kamer opschuivend. Een scherm gemaakt van kleine gedroogde kokosnoten. Mama Gron moest lachen, ‘Gonni’ zo was ze in geen jaren genoemd. En deze naam was in haar jeugd haar troetelnaam. ‘Kom een beetje bij me zitten no?’ vroeg mama Gron. ‘Wacht even, ik zal de dames even hun kanpu tonen’. Nadat misi Sorayma dit laatste had gedaan, keerde zij op haar schreden terug naar de slaapkamer waar mama Gron haar intrek had genomen. ‘Je huis is leuk ingericht, hoor vrouw. Zo eenvoudig en toch prettig.’ ‘Wat moet ik zeggen dan, je weet dat ik niet veel van | |
[pagina 26]
| |
pranpran hou.’ Misi Sorayma nam plaats op een dyarusu-sturu. Mama Gron was in een hobbelstoel gezeten en had zich naar het scheen reeds thuis gemaakt. Want ze hobbelde op haar gemak. Even viel er een stilte. ‘Sorayma.’ ‘Ja’ was de reaktie. ‘Sorayma, ik heb je hulp nodig. Ik denk dat je weet waarom ik hier ben.’ ‘Wel Gonni, jouw speciale boodschapper kwam gisteren hier aan om mij te vertellen dat je vandaag met gevolg in Pelele Tepu zou aankomen. Over de precieze reden van jouw komst kan ik alleen maar gissen. Want jouw boodschapper wilde niets loslaten. Ik denk echter dat 't met Powpi te maken heeft.’ ‘Precies’ vulde mama Gron aan. ‘Ik moet je zeggen dat ik Powpi en Hemmend in geen drie jaren meer gezien heb. Dah-lia was enkele maanden geleden hier. Ik heb haar gevraagd hen te verzoeken mij te bezoeken. Ik word een dagje ouder en wil mijn zonen bij me hebben, voordat ik van deze wereld afscheid neem.’ Mama Gron begon te lachen. ‘Gonni, je lacht me toch niet uit?’ bracht misi Sorayma uit. ‘Wel neen, maar zo oud ben je ook weer niet meisje. En je spreekt van mijn zonen. Het zijn onze zoons, weet je nog wel’. De beide vrouwen omhelsden elkaar spontaan. En gierden het uit van het lachen. Plotseling begon mama Gron te huilen. ‘Sorayma, ik zeg je, ik zou hen graag weer eens willen omhelzen, hem knuffelen. Feitelijk wil mijn man ook afstand doen van de troon. En we vinden dit het meest geschikte tijdstip in de geschiedenis van ons land. Je weet dat het momenteel erg onrustig is in ons land. En dat danken we mede aan Powpi en Hemmend en hun organisatie NANGA MAKANDRA. ‘Om eerlijk te zijn, ik weet waar je het over hebt. | |
[pagina 27]
| |
Zelf probeer ik zo goed mogelijk op de hoogte te blijven van alle ontwikkelingen. En je moet weten dat Powpi sterk begiftigd is met een rechtvaardigheidsgevoel. Samen met Hemmend vormt hij een onverslaanbaar duo. Zo is dat altijd geweest. Toch moet ik je zeggen Gonni, dat ik het gevoel heb dat ik onze zoons heel gauw zal zien. Ik heb gisteren met beide gedroomd. De droom weet ik niet zo goed meer. Hoe danook komt het erop neer, dat zij onderweg zijn hierheen. Maar kom op meisje, ik heb jouw lievelingsmaal klaargemaakt. En zelf kasiri gebrouwen.’ ‘Sorayma, dat meen je toch niet? Je bedoelt dat... ...’ ‘Ja, ik heb een hey laten slachten uit mijn hey- en pingofokkerij.’ ‘Ach meisje dat hoefde niet.’ ‘Aaach’ en met dit woord pakte misi Sorayma mama Gron bij de arm. Op de gang kwamen ze Shermila en Kwamina tegen die op weg waren naar de zitgelegenheid. |
|