Dramatische struktuur in tweevoud
(1973)–E.K. Grootes– Auteursrechtelijk beschermdEen vergelijkend onderzoek van Pietro Aretino's Hipocrito en P.C. Hoofts Schijnheiligh
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Om na te gaan welke edities van l'Hipocrito en van de verzamelde komedies ooit zijn gesignaleerd, heb ik behalve de Aretino-literatuur ook de voornaamste oudere bibliografieën geraadpleegd. Van deze leverden Allacci (1755), Haym (1803), Gamba (1962; reprint van de ed. 1839) en Brunet (het uitvoerigst in de vijfde druk van 1860) de meeste gegevens op. Betrouwbaarder materiaal, gebaseerd op exakte beschrijving van exemplaren, verschaften enkele aan afzonderlijke drukkers gewijde bibliografieën (Casali 1953, een reprint van de ed. 1861, en Bongi 1890) en voorts enige artikelen over de Londense drukker John Wolfe (Gerber 1907; Sellers 1924). Ook in dit materiaal werd helaas niet aangegeven welke de vindplaatsen zijn van de beschreven exemplaren. In bovengenoemde bibliografische werken trof ik vermeldingen aan van edities van l'Hipocrito (afzonderlijk of in een uitgave van Aretino's komedies) uit 1540, 1542, 1550, 1553, 1560, 1588, 1589, 1601 en 1610. Bij konfrontatie van deze vermeldingen met die van exemplaren voorkomend in bibliotheekkatalogi, bleek lang niet elke vermelding in de bibliografieën door de aanwezigheid van één of meer exemplaren ‘gedekt’ te worden. Het kwam mij daarom dienstig voor, om elk van deze ‘edities’ aan een kritische beschouwing te onderwerpen. Het daarvoor noodzakelijke bibliografische onderzoek heb ik verricht in het voorjaar van 1971; in de zomer van dat jaar kwam het manuscript van dit hoofdstuk gereed. Niet lang daarna, in november 1971, verscheen een nieuwe uitgave van Aretino's toneelwerk, bezorgd door Giorgio Petrocchi, waarin een beschrijving van de overgeleverde drukken en handschriften wordt gegeven met een uiteenzetting over hun onderlinge relaties (Aretino 1971, 804-809). Als Petrocchi zijn werk goed gedaan had, zou een uitvoerige behandeling van de vermeende en bestaande Hipocrito-drukken op deze plaats overbodig zijn geworden. Zijn bibliografie schiet echter op verscheidene punten ernstig tekort. Weliswaar neemt hij de onjuiste vermeldingen van edities uit de oudere bibliografieën niet over, maar hij voegt een nieuwe ‘ghost’ aan de lijst van Hipocrito-edities toe, door uit Graesse een editie bij Giolito van 1546 te citeren die daar helemaal niet voorkomt. Graesse (1859) noemt alleen drukken van Il Filosofo en La Horatia uit 1546. Een nieuw gegeven bij Petrocchi is dat er twee manuscripten van l'Hipocrito bestaan. Het ene, bewaard in de Biblioteca Comunale te Fermo, is volgens Petrocchi een zestiende-eeuws afschrift naar de druk van 1542. Het andere bevindt zich in een handschrift van de Oesterreichische Nationalbibliothek te Wenen. Dit bevat de tekst van Il Marescalco en van l'Hipocrito. Bij de behandeling van Il Marescalco deelt Petrocchi (Aretino 1971, 761) mee, dat het hier gaat om een zeventiende-eeuws afschrift naar de druk van Aretino's Quattro Comedie uit 1588. Over l'Hipocrito sprekend maakt hij echter een merkwaardige draai door aan te nemen dat de varianten in dit handschrift terug zouden kunnen gaan op de - niet bestaande - editie uit | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1546. Dit heeft betreurenswaardige konsekwenties voor zijn teksteditie, doordat hij, waarschijnlijk op grond van het feit dat Aretino in 1546 nog leefde, aan deze varianten een autoriteit verleent waarop zij volstrekt geen recht hebben. De door Petrocchi vermelde varianten geven geen enkele grond aan de veronderstelling dat het Weense afschrift niet op de editie-1588 zou teruggaan. Op Petrocchi's methode van editeren en op zijn onvoldoende behandeling van de verhouding tussen de verschillende wèl overgeleverde Hipocrito-drukken hoop ik in een afzonderlijke publikatie terug te komen. Het lijkt me dat de onjuistheden in deze recente wetenschappelijke Aretino-uitgave op zichzelf al een voldoende reden vormen om het uitvoerige overzicht van alle bibliografische gegevens betreffende l'Hipocrito hieronder te handhaven.
Een inventarisatie van de overgeleverde exemplaren van een aantal oude drukken is gedoemd inkompleet te blijven. Van slechts een deel van de grote bibliotheken zijn gedrukte katalogi beschikbaar en deze katalogi lopen daarbij natuurlijk ook nog iets achter ten opzichte van de aktuele stand van het bezit van de desbetreffende bibliotheek. Tot voor kort ontbrak ook volledig een systematische registratie van de ons bekende drukken uit de tweede helft van de zestiende eeuw, zoals we die bijvoorbeeld wel hebben voor de inkunabelperiode. Een poging in die leemte te voorzien doet de Index Aureliensis, een werk dat de inventarisering beoogt van alle gedrukte boeken uit de zestiende eeuw (op enige bijzondere kategorieën na), met verwijzing naar de voornaamste bibliografieën en met vermelding van een aantal vindplaatsen van exemplaren van elke editie. Door de gelukkige omstandigheid dat onze Pietro ook hier in het alfabet is geplaatst op de naam die zijn herkomst aangeeft (Aretino = uit Arezzo), waren de gegevens over l'Hipocrito in dit seriewerk al beschikbaar, ofschoon het nog in zijn beginstadium verkeert. Een zwak punt van deze belangrijke ‘short title’-katalogus is dat de samenstellers voornamelijk afhankelijk zijn van gegevens die hun door een groot aantal bibliotheken worden verschaft. Bij de door mij bekeken gevallen heeft dit geleid tot ‘samensmelting’ van twee verschillende uitgaven uit hetzelfde jaar tot één editie in de Index Aureliensis (zie hieronder p. 36). Hoe waardevol dit werk als bibliografisch hulpmiddel ook is, het raadplegen van andere katalogi en bibliografieën blijft even noodzakelijk als het zelf onderzoeken van exemplaren van de betrokken drukken. Naast de Index Aureliensis heb ik dan ook gebruik gemaakt van grote katalogi als de Centrale Catalogus in de K.B. Den Haag, van de katalogi van het British Museum (‘General’ en ‘Italian Books’), de Bodleian Library, de Biblióthèque Nationale te Parijs, de Library of Congress, de K.B. Brussel, van de Gesamtkatalog der preussischen Bibliotheken, de Primo catalogo collettivo delle biblioteche italiane, The National Union Catalog, en van meer gespecialiseerde katalogi als Adams (1967), Clubb (1968), Corrigan (1961), Herrick (1966b) en STC Edinburgh (1970). Verder heb ik een honderdtal bibliotheken in Italië schriftelijk verzocht mij mee te delen, welke exemplaren zij van l'Hipocrito of Aretino's komedies bezaten. Van 85 bibliotheken ontving ik antwoord. Tenslotte heb ik van een tiental bibliotheken in Italië zelf de katalogi geraadpleegd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De mogelijkheid dat er edities zijn geweest waarvan de oplage volledig verloren is gegaan, of waarvan geen enkel exemplaar in de hierboven genoemde bibliografieën of katalogi is gesignaleerd, is niet volledig uit te sluiten, maar lijkt mij te verwaarlozen.
Afgezien van de editie van 1588, die in een groot aantal exemplaren is overgeleverd, zijn exemplaren van de Hipocrito-uitgaven zeldzaam tot zeer zeldzaam. ‘Tutte le Commedie dell'Aretino sono rarissime’ wordt gezegd in Haym (1803). Van de druk van 1553 heb ik zelfs maar twee exemplaren kunnen lokaliseren. Een belangrijke oorzaak hiervan is ongetwijfeld dat de werken van Aretino op de Index van de rooms-katholieke kerk zijn geplaatst. Reeds een jaar na de dood van Aretino stond zijn gehele oeuvre op de (niet gepubliceerde) index van Paulus IV (Reusch 1883-85, I 392). Zijn Opera Omnia bleven figureren in de wel gepubliceerde Index van Paulus IV uit 1559 en in de Index van Pius IV uit 1564 (‘der sogenannte Trienter Index’; Reusch 1886, 276). Zij stonden in de eerste ‘series’, die de namen bevatte van diegenen, die meer dan anderen en in zekere zin ‘ex professo’ gedwaald hadden en wier volledige werken, waarover ze ook mochten handelen, daarom geheel verboden werden (Hösle 1969, 14). Nog in 1680 werd een uitgave van Aretino's Carte parlanti die als auteursnaam het anagram Partenio Etiro droeg, onder die naam in de index opgenomen onder bijvoeging van de werkelijke naam van de schrijver (Reusch 1883-85, I 392). De kerkelijke Index heeft in zijn verschillende edities grote invloed uitgeoefend. Niet alleen was het voortaan niet meer mogelijk de verboden werken in Italië, Spanje en Frankrijk uit te geven, maar ook werden bestaande exemplaren niet gespaard. (Voorbeelden bij Innamorati 1957, 14.) Vele moeten er vernietigd zijn, andere zoveel mogelijk onschadelijk gemaakt. In een van de door mij bekeken exemplaren van l'Hipocrito, ed. Marcolini 1542, in de Biblioteca Marciana te Venetië (sign. 386 D 275.4) is de naam Aretino overal met inkt doorgestreept.
Ik heb exemplaren van de verschillende edities met elkaar vergeleken. De kollationering was alleen gericht op de vraag, welke editie de basis gevormd heeft voor Hoofts vertaling. Daarom heb ik slechts die tekstgedeelten gekollationeerd, die in de vertaling worden teruggevonden, en heb ik alleen de substantiële varianten genoteerd. Door zijn onvolledigheid vormt dit variantenmateriaal geen goede basis, om ook nog gefundeerde uitspraken te doen over de relatie van de Hipocrito-drukken onderling. Voorzover de door mij genoteerde varianten enige aanwijzingen daaromtrent geven, zal ik dat hieronder meedelen, ook al gaat dit in feite het kader van mijn onderzoek te buiten. Een definitief resultaat zal moeten wachten op een volledige bibliografische analyse van de overgeleverde exemplaren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2 Een hardnekkig ‘ghost’: de editie Venezia, Agostino Bindoni, 1540Om het problematische van deze ‘eerste druk’ van l'Hipocrito in het licht te stellen, moet eerst iets gezegd worden over de datering van het toneelstuk. Qua ontstaan is l'Hipocrito nauw verbonden met Aretino's Talanta. Dit laatste stuk is gemaakt voor het karnaval van 1542 op verzoek van de Compagnia dei Sempiterni, een van de gezelschappen die in Venetië de organisatie van toneel en feestelijkheden op zich namen. Voor deze voorstelling van Talanta, waarover ik hieronder (blz. 241) nog iets meer zal zeggen, kwam Vasari uit Toscane over om de dekors te vervaardigen. Had Aretino dit blijspel al blijkens zijn eigen mededeling in acht dagen geschreven, een ware ‘tour de force’ (Luzio 1897, 269) verrichtte hij door er in nog korter tijd een tweede aan toe te voegen. In een brief aan Alessandro Piccolomini, afgedrukt na de tekst van Talanta, vertelt Aretino dat hij ‘in de uren ontstolen aan de slaap van misschien twintig nachten’ twee komedies had geschreven, la Talanta en l'Hipocrito. Een brief van Aretino aan hertog Cosimo van Florence, door Luzio gevonden in het archief van die stad, licht ons in over de omstandigheden van het ontstaan van l'Hipocrito. De brief is gedateerd te Venetië op 9 januari 1542. Aretino schrijft aan hertog Cosimo dat hij op verzoek van het hierboven genoemde gezelschap en ook omdat hij de wens koesterde dat Vasari zijn kwaliteiten in Venetië zou tonen, in acht dagen een komedie had geschreven. Toen hij deze kopieerde om haar aan de hertog toe te zenden, werd de tekst hem uit handen genomen door de heren Sempiterni, die vonden dat wat in hun opdracht gemaakt was, niet elders verspreid behoorde te worden. Om toch zijn oorspronkelijke wens uit te voeren, zo schrijft Aretino, vervaardigde hij in nog minder tijd dan hij voor de eerste had gebruikt, een tweede komedie, die hij naar Florence zond, zonder zich de rust te gunnen de tekst te korrigeren, aangezien er nog slechts korte tijd zou verstrijken vóór het karnaval was (vertaald naar Luzio 1897, 270).2 Deze brief geeft te verstaan dat l'Hipocrito betrekkelijk kort voor 9 januari 1542 voltooid moet zijn. Als er dan een editie van het stuk uit 1540 vermeld wordt, zijn er enkele mogelijkheden denkbaar: òf Aretino spreekt onwaarheid en heeft een reeds gepubliceerd stuk in 1542 voor nieuw laten doorgaan, òf de bibliograaf die de druk vermeldt, heeft zich vergist, òf er is sprake van een geantedateerde editie. De eerste mogelijkheid kan uitgesloten worden geacht. Aretino's relatie tot Cosimo I was op dat moment vrij precair. Blijkens de slotzin van de brief diende de toezending van het blijspel mede om de gunst van de hertog terug te winnen (‘Intanto quella mi restituisca la sua gratia,...’; Luzio 1897, 270). Aretino zou een groot risiko hebben genomen, met de kans op definitieve ongenade, als hij in deze situatie een oude al gedrukte tekst als een nieuwe schepping had gepresenteerd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bovendien is de publikatie van een eerste druk van een werk van Aretino in 1540 bij Bindoni op zichzelf al ongeloofwaardig. In die jaren verschijnen de eerste uitgaven van zijn werken bij Francesco Marcolini, een van de beste vrienden van Aretino (Mambelli 1930, 129; Casali 1953, inleiding). De editie die Marcolini in maart 1542, dus kort na het karnaval van dat jaar, voltooit (zie hieronder p. 31 en 34), is als eerste uitgave van l'Hipocrito veel aannemelijker.
De tweede mogelijkheid - een bibliografische fout - ligt dan ook meer voor de hand. Voorzover ik heb kunnen nagaan, vinden we de vermelding van een editie-1540 voor het eerst in een achttiende-eeuwse uitgave van Allacci's Drammaturgia, mogelijk al in die uit 1741, die ik niet in handen heb kunnen krijgen, maar in elk geval in de uitgebreide herdruk van 1755. De eerste uitgave van Allacci's bibliografie van Italiaanse toneelstukken, uit 1666, noemt geen editie-1540 van l'Hipocrito, evenmin als Haym (1741) en Mazzuchelli (1741). Het artikel l'Ippocrito in Allacci (1755, kol. 468) luidt als volgt: ‘l'Ippocrito. Commedia (in prosa) - in Venezia, per Agostino Bindoni. 1540 in 8 - ivi, per Francesco Marcolini il mese di Marzo 1542 in 8 - ivi, per Gabriello Giolito de' Ferrari. 1553 in 12 - ivi, per il Marcolini. 1588 in 8, con tre altre dello stesso Autore, cioè, il Marescalco, l'Atalanta, e la Cortigiana. - e senza luogo, per Andrea Melagrano. 1588 in 8 - ed in Vicenza, per Gio. Pietro Giovannini. 1610in 12 - di Pietro Aretino.’ Hierbij kan worden opgemerkt dat, nog afgezien van de problematische vermelding van de editie-1540, dit artikel twee fouten bevat. Er bestaat wel een editie uit 1588, maar niet een van Marcolini (werkzaam tussen 1535 en 1559; zie Casali 1953, inl., p. [4]), en evenmin een die de (overigens fiktieve) drukkersnaam Andrea Melagrano bevat (zie hieronder bij de behandeling van de editie-1588). Reeds Apostolo Zeno (in Fontanini 1753, I 482) klaagde over de ontelbare vergissingen in Allacci. De geloofwaardigheid van Allacci op het punt van het bestaan van een editie bij Agostino Bindoni uit 1540 zou veel groter zijn, indien een andere bibliograaf, onafhankelijk van Allacci, gegevens over deze druk had verschaft. Hoogstwaarschijnlijk gaan echter alle latere vermeldingen op het werk van Allacci terug. Wel vinden we bij Mazzuchelli (1763, 257) een afwijkend gegeven: Aretino's eerste belangrijke biograaf geeft het formaat van de druk op als in-4, in plaats van in-8 zoals bij Allacci en in de meeste latere vermeldingen. Hier kan echter sprake zijn van een eenvoudige vergissing. Merkwaardiger - als de editie inderdaad niet bestaat - is een aanvullend gegeven in Bongi's werk over de drukker Gabriel Giolito de' Ferrari, uitgever van de Hipocrito-editie van 1553 (Bongi 1890, I 413). Na de beschrijving van de druk van 1553 deelt Bongi mee, dat de daarin voorkomende opdracht aan Guidobaldo Duca d'Urbino ook staat in de ‘edizione originale fatta in Venezia dal | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bindoni nel 1540’. Heeft Bongi de mysterieuze editie-1540 gezien en dit gegeven genoteerd? Voorlopig lijkt het mij waarschijnlijker dat ook hij zich baseert op Allacci en dat in zijn mededeling twee noties gekontamineerd zijn; een juiste: de eerste druk van l'Hipocrito bevat een opdracht aan Guidobaldo d'Urbino, en een onjuiste: de eerste druk van l'Hipocrito is uitgegeven door Bindoni in 1540. Als dit alles, met daarbij nog de hele reeks recentere vermeldingen, geïnterpreteerd kan worden als herhaling en kumulatie van vergissingen, dan blijft de vraag over, hoe de eerste fout ontstaan kan zijn. Men grijpt toch geen editie uit de lucht. Nu zou op zichzelf het bestaan van een editie van l'Hipocrito door de Venetiaanse drukker Agostino Bindoni (werkzaam van 1520-1553; Index Aureliensis III 1, 241) helemaal niet ondenkbaar zijn. Maar dan niet in 1540, maar in 1550! In dat jaar herdrukte Bindoni namelijk de twee oudere komedies van Aretino, Cortigiana en Il Marescalco (Index Aureliensis, resp. nr. 107.106 en 107.108). Een gelijktijdige uitgave van een of meer der drie latere komedies (Talanta, l'Hipocrito, Il Filosofo) wordt echter nergens vermeld. Wel wordt in één bibliografie, Haym (1803, II 166), gewag gemaakt van een editie van l'Hipocrito uit 1550, maar daarbij wordt als drukker Giolito genoemd. Mogelijk is hier verwarring opgetreden met de door Fontanini (1753, 381) en door Casali (1953 (=1861), 134) genoteerde druk van Talanta uit dat jaar bij Gabriel Giolito de' Ferrari. Deze druk komt overigens evenmin als een Hipocrito-1550 voor in de Index Aureliensis. De kans dat er ooit een editie-1550 van l'Hipocrito (bij Bindoni of Giolito) bestaan heeft die volledig verloren is gegaan, kan echter ook niet geheel worden uitgesloten. In elk geval zou in de hier aangetroffen verbinding van de naam Bindoni met komedies van Aretino de oorsprong kunnen liggen van onze ‘ghost’ uit 1540. Een verwisseling van een titel en een jaartal is niet zo ondenkbaar in een immens materiaal als dat van Allacci (1755), waarin 6000 werken opgenomen zijn (dit getal bij Malclès 1956, 49). De pretentie van de ‘editie-Bindoni’ als eerste druk wordt in de negentiende eeuw niet aangevochten. Haym (1803) noemt deze uitgave niet; maar wel vinden we haar bij Gamba (1962 (=1839), nr. 1204); Graesse (1859, I 189) en Casali (1953 (=1861), 136: met een verwijzing naar Mazzuchelli 1763). Brunet vermeldt geen editie-1540. De eersten die de uitgave bij Bindoni naar het rijk der fabelen verwijzen, zijn de auteurs van twee monografieën over Aretino uit 1901, Fresco en Bertani. Zij waren daartoe in staat, doordat na de publikatie van Aretino's brief aan de hertog van Florence door Luzio in 1897 de ontstaansgeschiedenis van l'Hipocrito beter bekend was geworden. Beiden wijzen op de diskrepantie tussen ontstaansdatum en datum van de vermeende ‘eerste druk’ (Fresco 1901, 118; Bertani 1901, 396). Levi (1909) neemt hun oordeel over. Een van zijn vele slordigheden is echter, dat hij desondanks de druk uit maart 1542 als ‘seconda edizione’ aanwijst. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Men zou denken dat daarmee de kous af was. Allacci heeft echter (deels terecht) een groot gezag. Dit heeft tot gevolg gehad, dat de vermelding van de editie-1540 bleef opduiken: bij Apollinaire (1912, 261); bij Piccone Stella (1943); bij Laini (1955, 245) en zelfs in het voortreffelijke Pertile/Camesasca (1960, III 2, 373). En dit ondanks de nadrukkelijk herhaalde weerlegging van de fout in de monografie van Petrocchi (1948, 235). Mango (1966, 120) lijkt blijkens zijn formulering (‘la datazione dell'esemplare di Agostino Bindoni (1540) non può che essere ritenuta erronea’) te veronderstellen dat er wel een editie-Bindoni bestaat, maar dat de datering ervan onjuist is. Hij voert echter geen enkel argument aan. Zelfs het jongste boek over Aretino's werk, dat van Hösle (1969), ontkomt niet aan de invloed van Allacci, niettegenstaande de auteur de werken van Fresco, Bertani en Petrocchi heeft gehanteerd. Wel duidt Hösle op p. 205 l'Hipocrito aan als een vrijwel gelijktijdig met Talanta (1542) ontstane komedie, maar in zijn bibliografisch overzicht (p. 229) luidt de tekst ad Lo Hipocrito: ‘Erstausgabe bei Agostino Bindoni, Venedig 1540, Neuauflagen brachten Marcolini (1542) und Giolito de' Ferrari (1553)’.
De derde mogelijkheid die ik hierboven aangaf, zou zijn dat er wel een editie met het jaartal 1540 bestaat, maar dat deze geantedateerd is. Deze mogelijkheid is m.i. zuiver theoretisch. In dat geval zouden zowel de naam van de drukker, als de datum gefalsificeerd moeten zijn, want ik zie geen reden waarom Bindoni tussen 1542 en 1553 (toen hij zijn aktiviteit als drukker beëindigde) een druk met het jaartal 1540 op de markt gebracht zou hebben. Zolang er geen exemplaar van zo'n druk gesignaleerd is, is het ontwerpen van dergelijke theoretische redeneringen zinloos.
De meest voor de hand liggende konklusie uit de aanwezige gegevens is dat door de achttiende-eeuwse bewerker of bewerkers van Allacci's Drammaturgia een vergissing is gemaakt. Of er aan deze vergissing een werkelijke druk van l'Hipocrito bij Agostino Bindoni, bijvoorbeeld uit 1550, ten grondslag heeft gelegen, blijft een onopgeloste kwestie zolang we niet beschikken over een exemplaar daarvan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.3 De edities van 1542Ook om de werkelijke eerste druk van l'Hipocrito is een bibliografische puzzle gegroeid. Hier liggen de problemen nog meer bij de bibliografen dan bij de drukken. Oorzaak van veel verwarring, tot in moderne werken als de Index Aureliensis en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mango (1966) toe, is het feit dat er niet één, maar twee edities van l'Hipocrito uit 1542 bestaan. Veel fouten hadden voorkomen kunnen worden, als men de beschikbare gegevens beter had gekombineerd. Want al in 1861 had Casali in zijn werk over de uitgaven van Francesco Marcolini op het bestaan van de twee drukken gewezen (Casali 1953, 136). Bijna niemand heeft hierop echter acht geslagen, zodat we in de latere bibliografieën en katalogi (behalve in Gerber 1923) telkens één editie aantreffen, met soms een kombinatie van gegevens uit de twee verschillende drukken. Door de gelukkige omstandigheid dat zowel de Biblioteca Marciana te Venetië als de Biblioteca Corsiniana te Rome exemplaren bezit van beide edities, werd het gemakkelijk gemaakt ze te vergelijken. Ik beschrijf hieronder de beide drukken naar de twee kompleetste exemplaren in genoemde bibliotheken, respektievelijk Bibl. Marc. 386 D 275.4 en Bibl. Cors. 92 D 13.1. De methode van transscriptie van de titelpagina's is gebaseerd op McKerrow (1960, 147-50). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A. De editie-MarcoliniTitelpagina: lo ❘ hipocrito ❘ comedia, ❘ di messer pietro ❘ aretino. ❘ Al Magnanimo Duca D' Vrbino. ❘ veri [Vignet, houtsnede met opschrift: veritas filia temporis] tas. ❘ con privilegio. ❘ m.d.xxxxii.
Colofon op blad I8r: Impressa in Vinetia per Franceso Mar- ❘ colini, il mese di Marzo, nel ❘ m.d.xxxxii. ❘ con privilegio, ❘ del senato ❘ venitiano.
Reg.: A - I8. Op blad I8r staat: registro. abcdefghi. Tutti sono quaderni.
Formaat: In-8.
Opm.: Op blad I8r staat: Gli errori de la Stampa si rimettono al giuditio di chi legge. Op blad I8v een houtsnede met het portret van Aretino, naar rechts gewend. Onderschrift: petrvs aretinvs.
In de exemplaren van deze editie in de Biblioteca Nazionale te Florence (sign. Palat. E.6.6. 134), de Biblioteca Comunale te Forlì (sign. Marcolini 102-2), de Biblioteca Marciana te Venetië (sign. Dramm. 279) en de Biblioteca Corsiniana te Rome (sign. 92 K 18.3) ontbreekt blad I8. De oorzaak van dit kollektieve gemis is mij niet geheel duidelijk. Zijn deze exemplaren misschien (zoals nu nog het geval is met het exemplaar te Forlì) samengebonden geweest met andere komedies van Aretino, en heeft dat tot afsnijden van het laatste blad | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geleid? Het verzamelbandje Marcolini 102 in de Biblioteca Piancastelli, die deel uitmaakt van de gemeentelijke bibliotheek van Forlì, bevat exemplaren van vier Marcolini-drukken: Cortigiana 1542, Lo Hipocrito 1542, [Il Marescalco] (titelpagina ontbreekt) 1536 en Talanta 1542. Behalve het laatste blad van Lo Hipocrito ontbreekt ook dat van Talanta. We vinden dit echter terug vóór in de bundel, ingeplakt tussen blad [A1] en blad A2. Dit verplaatste blad bevat, evenals het oorspronkelijke laatste blad van Lo Hipocrito, het portret van Aretino en is vermoedelijk dáárom naar voren geplaatst. Op de wèl aanwezige laatste bladen van Cortigiana 1542 en Il Marescalco 1536 staat geen portret. Mogelijk heeft een dergelijke ‘verhuizing’ van het laatste blad, net als in dit exemplaar van Talanta, tevoren ook plaatsgevonden bij de inkomplete Hipocrito-exemplaren. Misschien ook is in elk van deze exemplaren het blad er eenvoudigweg uitgesneden, omdat het een portret bevatte.
Brunet noemt, voor het eerst in zijn vierde druk, naast de uitgaven van de afzonderlijke spelen, ook het volgende exemplaar: ‘Comedie di P. Aretino (la Cortigiana, lo Hipocrito, Talanta, etc.). Vinetia, Fr. Marcolini, 1542, pet. in-8. Ce volume, composé de quatre pièccs, et rel. en mar. citr., a été vend. 17 fr. en 1825.’ (Brunet 1842, I 152; Casali 1953, 138 verwijst naar de editie Bruxelles 1838 van, Brunet, I 118). Gaat het hier om een afzonderlijke uitgave? Casali twijfelt daar sterk aan. Hij denkt dat het hier een bundeling betreft van verschillende marcoliniana uit 1542, òf van een later toegevoegde kollektieve titel voorzien, òf door Brunet voor het gemak met een kollektieve benaming aangeduid. Het lijkt mij dat het laatste het meest waarschijnlijk is. Geen andere bibliografie of katalogus noemt onafhankelijk van Brunet een editie met de titel Comedie. Van Il Marescalco (dat wel het vierde, niet bij name genoemde, stuk zou moeten zijn) is bovendien geen editie-1542 bekend (niet in de Index Aureliensis). Vermoedelijk betreft het hier een soortgelijke samenbundeling van exemplaren van afzonderlijke edities als die in de bibliotheek van Forlì.
Naast de reeds genoemde, bevinden zich exemplaren van l'Hipocrito in de editie Marcolini-1542 in het British Museum (sign.: G.10392; blad I8 aanwezig), in Trinity College Library te Cambridge (blijkens de beschrijving in Adams 1967, nr. A 1566) en in Biblioteca Estense te Modena (sign.: VI.B.16.37,1; blijkens de beschrijving in Fresco 1901, 117). Zie ook hieronder, p. 33. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B. De editie 1542 s.l. et s.n.t.Titelpagina: lo hipocrito ❘ comedia, ❘ di messer pietro ❘ aretino. ❘ Al Magnanimo Duca Di ❘ m.d. Vrbino xlii. ❘ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[houtsnede-portret, naar links gewend, met als onderschrift: il divino pietro aretino]
Colofon: geen.
Reg.: A - H8, I4; fouten: Dij op de plaats van Diij, Gij op de plaats van Hij.
Formaat: In-8.
Opm.: Op blad I4r de brief ‘Al gratioso, Messer Danielo Barbaro Pietro Aretino.’ (in de ed.-Marcolini staat deze op blad I7v) en verder: Gli errori de la stampa si rimettono al giuditio di chi legge. I4v bevat het portret van Aretino, gedrukt van hetzelfde houtblok als het portret op de titelpagina.
In het exemplaar van de Biblioteca Marciana, sign. Dramm. 378, ontbreekt blad I4. Behalve in de Biblioteca Corsiniana te Rome bevindt zich een exemplaar van deze editie zonder plaats en naam van drukker in de volgende bibliotheken:
Bij een aantal exemplaren in verschillende bibliotheken mis ik voldoende gedetailleerde gegevens om te bepalen of we te doen hebben met de editie-Marcolini of met de editie zonder naam van de drukker. Dit geldt voor het exemplaar in de Deutsche Staatsbibliothek te Berlijn (sign. Xq 1574; vermeld door de Gesamtkatalog, nr. 6.3913, als ed. Venedig 1542: Marcolini, en in de Index Aureliensis, nr. 107.076, blijkens het opgegeven aantal pagina's als de àndere editie); voor dat in de bibliotheek van de University of Washington te Seattle (Nat. Union Cat., nr. 0385953, met [Venezia] tussen vierkante haken, maar met 142 pagina's); en dat in de Biblioteca Palatina te Parma (sign. G.G. III 179), in de Biblioteca Civica ‘Berio’ te Genua en de bibliotheek van de Faculteit der Letteren te Turijn. Petrocchi (Aretino 1971, 805) noemt de Biblioteca Palatina te Parma, de Oesterreichische Nationalbibliothek te Wenen en de Deutsche Staatsbibliothek te Berlijn als vindplaatsen van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de editie-Marcolini, maar het is niet duidelijk of dit op autopsie berust of op vermeldingen van anderen. Van de editie s.n.t. kent hij alleen het exemplaar te Parijs.
Zoals gezegd had reeds Casali op het bestaan van deze editie gewezen. Bovendien deelt Casali mee dat er ook van de Talanta, naast de Marcolini-editie uit 1542, een druk vermeld wordt zonder plaats en drukkersnaam uit datzelfde jaar (Casali 1953, 134). Over de Hipocrito-druk s.n.t. zegt hij (ibidem, 136) dat men deze moet zien als een latere druk dan die van Marcolini, omdat hij, zoals men dat noemt ‘alla macchia’ (‘klandestien’) is vervaardigd, zonder toestemming van de auteur en misschien in weerwil van de voor de Marcolini-druk verworven privileges. De afwezigheid van de plaats van uitgave en de naam van de drukker maken deze editie inderdaad al meteen ‘verdacht’. Bovendien pleiten alle externe gegevens sterk voor het aanwijzen van de editie-Marcolini als de eerste druk van l'Hipocrito. Hierboven heb ik er al op gewezen dat Aretino en Francesco Marcolini nauw bevriend waren. Marcolini stond peet bij de doop van de beide dochters van Aretino (Mambelli 1930, 129). Volgens Servolini, in de inleiding van Casali (1953), was het Aretino die Marcolini ertoe bracht van uitgever-boekhandelaar drukker te worden. Dionisotti (1967, 192-8) noemt hun samenwerking typerend voor de situatie van de boekproduktie tussen ± 1540 en ± 1570, toen er, bij een teruggang van de humanistische kultuur, ruimte was ontstaan voor de niet klassiek georiënteerde literatuur in de volkstaal. Daarbij is een belangrijke faktor de verbinding tussen enerzijds de ‘typografische industrie’ en anderzijds de ‘nieuwe literatoren’ die zorgen voor een kontinue produktie ten behoeve van de drukpers. Naast Marcolini kan in dit verband Giolito genoemd worden, die we hieronder nog zullen tegenkomen. Het eerste boek dat Francesco Marcolini drukte, was Aretino's Cortigiana (1535). In totaal verzorgde hij ongeveer 25 edities van diens verschillende werken (Index Aureliensis, nrs. 107.018 vgg.). Niemand kwam meer dan hij in aanmerking om de editio princeps van de beide komedies uit 1542 te verzorgen. De datum van zowel de Marcolini-druk van Talanta als die van l'Hipocrito maakt het evenmin waarschijnlijk dat er een andere druk aan vooraf is gegaan: beide hebben in het kolofon de datering: ‘il mese di Marzo, nel M.D.XXXXII’, dus kort na het karnaval waarbij Talanta haar première beleefde. (In 1542 viel karnaval eind februari: de paasdatum was 9 april - zie Grotefend 1960, Tafel XV en V.)
Deze externe gegevens worden door interne ondersteund. De druk s.n.t. is in tegenstelling tot die van Marcolini nogal slordig. Alleen al in de running title staat tien keer een fout. Ook in de tekst vinden we veel zetfouten. Nu zegt dit niets over de volgorde van de drukken. De slordigste van de twee zou bijvoorbeeld naar een klad en de beste naar een gekorrigeerd net-handschrift afgedrukt kunnen zijn. Eén van de door mij genoteerde fouten geeft echter een aanwijzing dat een exemplaar van de editie-Marcolini zou kunnen hebben gediend als kopij voor de editie zonder naam van de drukker. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geheel aan het eind van het stuk, in de laatste claus van Liseo, luidt een passage op blad I3v van de ed.-1542 s.n.t.: ‘(...), & chi uol murar muri, che todos saluo Iddio che è il tutto, me ne vado (...)’ Deze tekst is onbegrijpelijk en hoe dat komt, wordt duidelijk als we de korresponderende passage op blad 17r van de ed.-Marcolini zien: ‘(...), et chi vol murar muri, che todos es nada. Ma da che nada es todos saluo Iddio che è il tutto, me ne vado (...)’ Wat hier gebeurd is, lijkt me duidelijk: het oog van de zetter is na het afbreken van to-(dos) aan het eind van de regel niet naar het eerste, maar naar het tweede -dos in de volgende regel gesprongen. Een absoluut bewijs dat de editie-Marcolini de kopij leverde voor de andere editie uit 1542, vormt dit niet. Dezelfde regelverdeling kan ook aanwezig zijn geweest in een gemeenschappelijke kopij, bijvoorbeeld een handschrift van Aretino. Gevoegd bij de externe gegevens maakt deze plaats het echter wel waarschijnlijker dat de druk s.n.t. een ‘pirated edition’ is, een ongeautoriseerde herdruk van de bij Marcolini in maart 1542 verschenen uitgave van het stuk. De uitgave zal in geen geval, zoals in sommige katalogi veronderstellenderwijs gebeurt, op naam van Marcolini geplaatst moeten worden. Deze bezat het privilege voor l'Hipocrito en had derhalve geen reden om een ‘ongesigneerde’ druk op de markt te brengen.
Hierboven is al gezegd dat de waarnemingen van Casali vrijwel onopgemerkt zijn gebleven. Bijna alle latere bibliografische overzichten spreken alleen over de editie-Marcolini. Mango (1966) maakt echter een kurieuze uitzondering hierop. Deze moderne bibliografie, die een beschrijving wil geven van de eerste drukken van de zestiende-eeuwse Italiaanse komedies, heeft Lo Hipocrito opgenomen als nr. 47. We vinden daar echter als eerste druk van het stuk (‘L'edizione che qui viene citata è senz'altro la prima, ...’) niet de Marcolini-druk beschreven, maar het exemplaar van de editie s.n.t. dat in de Biblioteca Corsiniana te Rome bewaard wordt onder signatuur 92 D 13,1. Dit is des te merkwaardiger, omdat dezelfde bibliotheek óók een exemplaar bezit van de editie-Marcolini (sign. 92 K 18,3). Mango noemt de naam Marcolini hier in het geheel niet. Hij heeft zich dus waarschijnlijk geen rekenschap gegeven van het verschil tussen zijn beschrijving en die van Lo Hipocrito in de meeste andere bibliografieën. De verwarring van de beide edities uit 1542 komt aan de oppervlakte in die katalogi waarin verschillende exemplaren onder één titel worden samengevoegd. De Gesamtkatalog geeft ad nr. 6.3913 als beschrijving: ‘Lo hipocrito. Comedia. Venedig 1542: Marcolini. Bog. A - I.’ Bij de drie genoemde exemplaren zijn die te Wenen en München, die zoals hierboven (p. 33) is betoogd, waarschijnlijk tot de ‘pirated edition’ behoren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De omgekeerde situatie doet zich voor in de Index Aureliensis, ad nr. 107.076. De beschrijving luidt als volgt: ‘Lo Hipocrito. Comedia, di Messer Pietro Aretino. Al Magnanimo Duca di M.D. Vrbino. (Venezia), 1542: (F. Marcolini). 8vo. (136) pp.’ Er wordt verwezen naar de bibliografieën van Essling en Sander, die een exemplaar s.n.t. beschrijven (Sander naar Essling). Het pagina-aantal in deze beschrijving is afkomstig van de editie-1542 zonder drukkersnaam, evenals de letters M.D. (de ene helft van het jaartal M.D. XLII), die hier als een raadselachtige afkorting zijn blijven hangen voor ‘Vrbino’. Als uitgever wordt echter Marcolini gesuggereerd, mogelijk uitgaande van de veronderstelling dat verschillen in de beschrijving van bijvoorbeeld het opgegeven exemplaar in het British Museum, sign. G 10392, (een Marcolini-druk) en van dat in Milaan, Trivulziana L. 1048, (een druk s.n.t.) teruggingen op onnauwkeurigheden van de beschrijvers. Dat de druk s.n.t. niet op naam van Marcolini gesteld moet worden, heb ik reeds betoogd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.4 Een editie van l'Hipocrito uit 1550?Over de mogelijkheid dat er een editie uit 1550 bestaan heeft, heb ik hierboven al gesproken (zie p. 29). Zolang de gegevens zo summier zijn, heeft het geen zin hierover uit te weiden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.5 Een editie bij Gabriel Giolito de' Ferrari et fratelli, 1553Vanaf Mazzuchelli (1741) wordt een editie uit 1553 door de voornaamste bibliografieën genoemd. In hetzelfde jaar herdrukte Giolito, lid van een zeer produktieve Venetiaanse drukkersfamilie, ook Il Marescalco, Cortigiana (?) en Talanta. Gamba (1962 (=1839), nr. 1203) vermeldt een verzamelband met deze stukken, en noemt deze zeldzaam. Een beschrijving van een exemplaar van Lo Hipocrito-1553 vinden we bij Bongi (1890, I 413). Bongi noemt geen druk van Cortigiana uit dat jaar, wel beschrijft hij de edities van Il Marescalco en van Talanta. Hoewel Bongi blijkens zijn beschrijving een exemplaar van Lo Hipocrito-1553 in handen heeft gehad, is het mij niet gelukt in Italië een exemplaar ervan op te sporen. De Index Aureliensis, nr. 107.115, en de Gesamtkatalog, nr. 6.3914, geven aan dat er een aanwezig is te Wroclaw (Breslau). Aanvankelijk verkeerde ik in de veronderstelling dat dit het enig traceerbare exemplaar zou zijn. Uit de in 1970 ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
publiceerde Schotse short-title catalogue bleek echter dat ook in Edinburgh een exemplaar bewaard wordt (STC Edinburgh 1970, 287). De Universiteitsbibliotheek van Wroclaw was zo vriendelijk mij een mikrofilm van haar exemplaar (sign. 450.124) toe te zenden.
Titelpagina: lo hipochrito ❘ comedia. ❘ di messer pietro ❘ aretino. ❘ al magnanimo dvca di vrbino. ❘ [Drukkersmerk (Phoenix) van Gabriel Giolito de' Ferrari, met de letters g.g.f. en de opschriften ‘del mia morte eterna vita vivo.’ en: ‘semper eadem’] ❘ in vinegia appresso gabriel ❘ giolito de ferrari ❘ et fratelli. ❘ mdliii.
Colofon op blad 84v: [Drukkersmerk van Gabriel Giolito de' Ferrari (een ander dan op de titelpagina) met een Phoenix, de letters g.g.f. en het opschrift ‘semper eadem’] in vinegia appresso gabriel ❘ giolito de ferrari ❘ et fratelli. ❘ mdliii.
Reg.: A - G12. Op blad 83v staat: registro. abcdefg, Tutti sono sesterni.
De opgave van het formaat in de Index Aureliensis zal onjuist zijn. Bongi's beschrijving berust op autopsie en de andere bibliografieën die deze druk noemen, vermelden alle het formaat als in duodecimo. Een boek in octavo met twaalf bladen per katern is, hoewel theoretisch denkbaar, op zijn minst ongebruikelijk.
Opm.: Op blad 83v staat: Gli errori de la Stampa si rimettono al giuditio di chi legge. Op blad 84r de brief van Aretino ‘Al gratioso, Messer Danielo Barbaro’.
Bongi (1890, I 413) schrijft dat de drukken van 1553 van Lo Hipocrito (sic), Il Marescalco en Talanta zich voordoen als louter kopieën van de oorspronkelijke edities. Aangezien echter Aretino in die tijd te Venetië verbleef en tot de kennissenkring van Giolito behoorde, wil Bongi de mogelijkheid niet uitsluiten, dat de auteur persoonlijk toezag op de uitgaven en er korrekties in aanbracht. Bongi heeft de editie niet met andere gekonfronteerd. Een vrij oppervlakkige kollationering, zoals ik ten behoeve van het bepalen van de verhouding tot de vertaling heb uitgevoerd, maakt al snel duidelijk dat er van bijzondere zorg voor de tekst weinig te bespeuren is. Deze editie munt tussen de andere uit in slordigheid, zich manifesterend in de vaak volstrekt willekeurige interpunktie en de vele zetfouten. Kennelijk is bij dit elegante drukje meer zorg besteed aan het uiterlijk dan aan de betrouwbaarheid van de tekst. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het door mij genoteerde variantenmateriaal geeft reden te veronderstellen dat de druk van Giolito niet teruggaat op de editie-Marcolini van 1542, maar direkt of indirekt op de ‘pirated edition’ van dat jaar.
Ik geef eerst een lijstje van de door mij genoteerde plaatsen waar de editie-1553 zich nauwer aansluit bij 1542 s.n.t. dan bij 1542-Marcolini (nrs. 1-11) en daarna van die waar het omgekeerde het geval is (nrs. 12-18). Ik gebruik de volgende afkortingen voor de gehanteerde exemplaren: 42M = editie-Marcolini 1542 (ex. Bibl. Marciana 386 D 275.4); 42sl = editie-1542 s.l. et s.n.t. (ex. Bibl. Marciana Dramm. 378); 53 = editie-Giolito 1553 (mikrofilm van ex. Wroclaw 450.124).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het zal duidelijk zijn dat met name de passages in 1553, genoemd ad nr. 6, 8 en 11, niet verklaarbaar zijn zonder de ‘tussenkomst’ van de editie-1542 s.n.t. Andere overgenomen fouten (nrs. 1 en 3) ondersteunen deze verklaring. Daarentegen kunnen de gevallen 12, 13, 15, 16, 17 en 18 verklaard worden als onafhankelijke verbeteringen van onmiskenbare zetfouten in de editie-1542 s.n.t. Problematisch is hoogstens nr. 14, waar de variant van 1542 s.n.t. een even zinnige tekst opleverde, als in 1542M wordt gevonden. Het lijkt me echter dat deze afwijking van de editie-1553 ten opzichte van zijn veronderstelde voorbeeld 1542 s.n.t., onafhankelijk van de editie-Marcolini tot stand gekomen kan zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.6 Een editie van Aretino's komedies uit 1560?De enige die een editie-1560 vermeldt, is Brunet, voor het eerst in de vierde druk (Brunet 1842, I 152), daarna ongewijzigd in de vijfde (Brunet 1860, I kol. 407-8). Latere vermeldingen gaan op Brunet terug. In de door mij geraadpleegde katalogi komt deze editie niet voor. Brunet (1860) heeft de volgende gegevens:
Cette édition a été vend. 11 fr. mar. citr. chez La Vallière; mais elle était annoncée par erreur dans le catalogue sous la date de 1588. L'édition de ces quatre comédies sous le même titre, avec la date de 1588, in-8, a également 8 ff. prél. et 285 ff., mais on y trouve de plus deux feuillets pour l'errata.’ Het feit dat deze editie nergens anders opduikt, is op zichzelf onvoldoende reden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
om aan het bestaan ervan te twijfelen. Maar er zijn enkele andere aspekten die deze vermelding verdacht maken. Vóór het bestaan pleit ongetwijfeld de stelligheid waarmee Brunet deze editie noemt en haar onderscheidt van die van 1588. Het door hem geciteerde jaartal MDLX is een gegeven dat men moeilijk kan negeren. Behalve dan - en nu kom ik op de tegenargumenten - dat dit gegeven kennelijk niet heeft voorkomen dat de katalogus van La Vallière het boek op 1588 stelde! Bovendien leidt de door Brunet gesignaleerde overeenkomst met de - in vele exemplaren overgeleverde - editie van 1588 tot nieuwe problemen. Afgezien van het jaartal, de ontbrekende errata en een geringe variant op de titelpagina (1588 heeft del lor valore) klopt Brunets beschrijving volledig met die van de editie-1588. Daaruit moet men wel de konklusie trekken, tenzij de datering van de editie-1560 onjuist is, dat de editie-1588 een herdruk zou zijn van die van 1560. Maar tegen die konklusie verzetten zich gegevens over de druk van 1588, die ik hieronder uitvoeriger zal behandelen. In die uitgave wordt bijvoorbeeld zeer konsciëntieus vermeld welke edities voor deze herdruk als kopij zijn gebruikt: ‘Dei dunque sapere, come da testi molto corrotti, stampati in ottauo senza nome dello stampatore, ne meno del luogo, s'e ristampata il Marescalco, & la Cortigiana. la Talanta, & l'Hipocrito da testi del Giolito di Vinegia in duodecimo del MDLIII. &, come ho detto, nella fine ho hauuta questa vltima della stampa del valente Mercolino in ottauo stampata nel XLII. nel quale in diuersi luoghi ho trouato le linee intiere di piu, che si fosser nel mio, come ognuno potre vedere, che si prendra piacere di confrontare i detti testi insieme.’ De uitgever van de editie-1588 gebruikte dus voor de eerste twee komedies drukken s.l. et s.n.t., voor Talanta de druk van Giolito uit 1553 en voor l'Hipocrito aanvankelijk de druk van Giolito en later die van Marcolini. De door mij genoteerde varianten bevestigen de mededeling ten aanzien van de kopij van l'Hipocrito. Van een druk uit 1560 met alle vier stukken, die de kopij-problemen had kunnen voorkomen, wordt niet gerept. Nu zou men kunnen veronderstellen dat deze mededeling van de uitgever letterlijk is herdrukt uit de editie-1560. Maar dat klopt weer niet met Brunets beschrijving. De mededeling over de eerdere drukken staat namelijk ná de Errata en het ontbreken daarvan onderscheidt nu juist de editie-1560 van die van 1588. Verder kan ook de voorrede uit 1588 onmogelijk al in 1560 bestaan hebben, omdat erin gezinspeeld wordt op een druk uit 1584 (Sellers 1924, 116). Over verschillen in het voorwerk van 1560 en 1588 spreekt Brunet niet. In beide edities zou het volgens hem 8 bladen beslaan.
Op grond van de hier vermelde gegevens komt het mij hoogstwaarschijnlijk voor, dat Brunet zich vergist heeft. Hoe de vergissing ontstaan kon, is mij echter nog on- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
duidelijk. De titelpagina van de editie-1588 draagt zeer duidelijk het jaartal MDLXXXVIII. Misschien is in het exemplaar waarop Brunets beschrijving berust, behalve met de errata-bladzijden, ook iets met de titelpagina niet in orde geweest? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.7 L'Hipocrito in Quattro Comedie, 1588De bovengenoemde editie uit 1588 van vier van Aretino's komedies kan als volgt worden beschreven (naar het exemplaar K.B.-Den Haag 843 C 51):
Titelpagina:
qvattro ❘ comedie del ❘ divino pietro ❘ aretino. ❘ Cioè ❘
Nouellamente ritornate, per mezzo della ❘ stampa, a luce, a richiesta de conosci- ❘ tori del lor valore. ❘ [rond vignet met portret van Aretino en randschrift d. petrvs. aretinvs. flagellvm. principvm.] ❘ [s.l. et s.n.t.] mdlxxxviii.
Colofon: geen.
Reg.: A - Z8, Aa - Oo8. Op blad Oo5r (fol. 285r) staat: registro. Tutti sono quaderni. abcdefghiklmnopqrstvxyz. aa bb cc dd ee ff gg hh ii kk ll mm nn oo.
Foliëring: B1 tm. Oo5 zijn gefolieerd 1-285. Fouten hierin: 222 op de plaats van 214, 214 op de plaats van 216, 121 op de plaats van 221, 270 op de plaats van 272. De 5 van 135 ontbreekt.
Formaat: In-8.
Opm.: Katern A bevat het voorwerk van de gehele verzameluitgave + het voorwerk en de proloog van Il Marescalco.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
La Cortegiana, La Talanta en L'Hipocrito hebben afzonderlijke titelpagina's. Die van L'Hipocrito bevat het volgende:
l'hipocrito, ❘ comedia, del divino ❘ pietro aretino. ❘ al magnanimo dvca di ❘ vrbino. ❘ [vignet als op de gezamenlijke titelpagina] ❘ m. dlxxxviii.
De uitgave vertoont op het eerste gezicht geen spoor van haar herkomst. Gezien het feit dat Aretino's werk op de Index stond, is dat niet verwonderlijk. Reeds Mazzuchelli (1741, 229) veronderstelde dat de druk van buiten Italië stamde; hij dacht dat het een Parijse uitgave was. Pas veel later is de werkelijke drukker bekend geworden. De toeschrijving aan de Londense typograaf John Wolfe vormt een onderdeel van een boeiend stuk bibliografisch speurwerk. Enkele punten hiervan zal ik kort samenvatten. (Een uitvoerig verslag geeft Sellers, 1924.) Bongi, hierboven genoemd als auteur over Giolito, hield zich in het laatst van de vorige eeuw bezig met enige drukken van Machiavelli met duidelijk gefingeerd impressum. Op grond van o.a. de banden van sommige exemplaren ontstond bij hem het vermoeden dat ze uit Engeland afkomstig zouden kunnen zijn. Bij navraag in het British Museum bleek A.W. Pollard in staat om op grond van het typografisch materiaal de uitgaven toe te schrijven aan John Wolfe (Bongi 1897, 134). Het onderzoek werd voortgezet door Adolf Gerber, die een hele serie uitgaven van Machiavelli, Aretino en Ubaldini met elkaar en met John Wolfe in verband wist te brengen. Gerber vond daarbij o.a. de volgende inschrijving in het Londense Stationers Register: ‘xxo die Septembris. [1588] John wolfe/Item allowed vnto him for his copie vnder th[e h]andes aforesaid. Quattro Comedie Del Deuino PIETRO ARETINO [no sum stated]’ (Gerber 1907, 5). Behalve de Comedie drukte Wolfe ook van Aretino La prima [e seconda] parte de Ragionamenti (1584) en La terza et ultima parte de Ragionamenti (1589). Deze laatste editie heeft als impressum: ‘Appresso Gio. Andrea del Melagrano 1589.’, dat in sommige bibliografieën ten onrechte met de uitgave van de Quattro Comedie wordt verbonden (o.a. bij Mazzuchelli 1763, 261). John Wolfe, die een deel van zijn leertijd in Italië had doorgebracht, is de belangrijkste drukker van Italiaanse werken in het Elizabethaanse Engeland. Hij was | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een ondernemend zakenman, die meermalen in moeilijkheden kwam wegens het drukken van klandestiene uitgaven (Sellers 1924, 108; Clair 1965, 100). Blijkbaar was er een behoorlijke markt aanwezig voor dergelijke edities van auteurs wier werk in Italië verboden was. Hösle (1969, 15) zegt dat er geen twijfel over bestaat, dat deze drukken in de eerste plaats voor de verkoop in Italië bestemd waren, maar hij geeft hiervoor geen argumenten. Het grote aantal overgeleverde exemplaren (zie onder) doet vermoeden dat de Quattro Comedie een flinke oplaag gehad hebben. De vermomming van de uitgaven van Wolfe, onder meer door gefingeerde drukkersnamen, is niet zonder humor aangebracht. De colofon van de eerste der twee Ragionamenti-drukken luidt: ‘Stampata, con buona licenza (toltami) nella nobil citta di Bengodi, ne l'Italia altre volte piu felice, il uiggesimo primo d'Octobre MDLXXXIV’. (Sellers 1924, 114). ‘Bengodi’ betekent ‘Geniet ervan’ en ook het ‘in vroeger tijd gelukkiger Italië’ is veelzeggend voor de situatie. Het voorwoord noemt als drukker Barbagrigia (Grijsbaard). Voorzover ik weet heeft niemand tot dusver opgemerkt dat deze naam weliswaar fiktief is, maar niet bij deze gelegenheid is verzonnen. In Annibal Caro's blijspel Gli straccioni (geschreven ± 1544, gepubliceerd 1582) treedt namelijk als één der komische figuren op ‘Barbagrigia, stampatore’. Tegen deze achtergrond moet vooral de serieuze wijze waarop in de voorrede van de Quattro Comedie over Barbagrigia's werk wordt gesproken, voor de goede verstaanders komisch zijn geweest (ik parafraseer): ‘Als ik me niet vergis’, schrijft de drukker aan de Aretino-liefhebbers, ‘werden u weinige jaren geleden door de “grande Stampatore, e libero huomo maestro Barbagrigia” de Ragionamenti aangeboden en beloofde hij in zijn voorrede de andere werken van Aretino uit te geven. Deze zijn tot dusver niet verschenen; misschien heeft hij het te druk, of heeft zijn hoge leeftijd of veeleer de dood het verhinderd. Daarom bied ik u nu vier van Aretino's komedies aan, gedrukt op mijn pers die u (hoe bestáát het!) niet van mindere kwaliteit zal toeschijnen dan de zijne (...)’.3 De drukker wijst dan op de grote zorg die aan de tekst is besteed. En dat is in dit geval geen bluf. Weliswaar bevat de uitgave veel fouten, maar dat kwam vooral doordat Wolfe gedwongen was exemplaren van slechte uitgaven als kopij te gebruiken. Zoals hierboven al is meegedeeld, wordt zelfs exakt verantwoord door ‘Il Correttore al benigno Lettore’ welke drukken als kopij zijn gebruikt, een zorg die mij voor dit soort edities heel uitzonderlijk voorkomt. Blijkbaar heeft het veel moeite gekost de verschillende teksten in handen te krijgen. Volgens de voorrede heeft de (vergeefse) hoop om ook nog een exemplaar te vinden van de vijfde komedie, Il Filosofo, de publikatie een jaar opgehouden. Een exemplaar van l'Hipocrito in de Marcolini-editie kreeg de drukker pas in handen, toen men gevorderd was tot het begin van het derde bedrijf. Dit klopt met de door mij gevonden varianten. In de laatste drie bedrijven betreffen die een aantal zelfstandige verbeterin- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gen in de uitgave-1588 van duidelijke fouten in de Marcolini-druk van 1542. De belangrijkste varianten in de eerdere bedrijven zijn, tezamen met een aantal storende zetfouten, opgenomen in de uitvoerige lijst van Errori, ondanks het door de ‘Correttore’ zelf aangestipte risiko dat het geven van zoveel errata de verkoop niet zou bevorderen en het een andere drukker gemakkelijk zou maken een perfekte herdruk uit te geven. Ook zolang men zich moest baseren op een exemplaar van de slordige editie-1553, ging men bij het zetten van 1588 met verstand te werk. Veel fouten zijn verbeterd, inkonsekwenties rechtgetrokken. Een der personages, Artico, heet in de lijst van personages van 1553 door een zetfout Artibo. De editie-1588 neemt dit over, en blijft dan ook konsekwent Artibo zetten, ook waar de kopij terugkeert tot het oorspronkelijke Artico.
De editie-1588 wordt door vrijwel alle door mij gehanteerde bibliografieën genoemd en is in een groot aantal exemplaren overgeleverd. De Index Aureliensis noemt als vindplaatsen: Berlin SB, Bonn UB, Coburg LB, Gotha LB, Göttingen UB, Hanover, N.H. (U.S.A.), Kalocsa K, London BM (3 exx.), Milano BT, München SB, Paris BN, Washington LC, Wroclaw BU (2 exx). Daaraan kunnen worden toegevoegd: Den Haag KB, Utrecht UB; Brussel KB (2 exx.); Cambridge (4 exx. in Adams 1967, nr. A 1562), Oxford Bodl. Libr. en nog 12 andere exemplaren in Groot-Brittannië en Ierland, genoteerd door Ramage (1958, ad STC 19911); Milaan Bibl. Ambros., Bibl. Naz. en Bibl. Civ., Florence Bibl. Naz. en Bibl. Ricc., Rome Bibl. Naz., Bibl. Vat. en Bibl. Teatr., Piacenza Bibl. Comun., Arezzo Bibl. della Città, Pistoia Bibl. Consorziale, Siena Bibl. Comun., Lucca Bibl. Gov.; Toronto Univ. Libr.; Illinois Univ. Libr. en nog 14 andere exemplaren in Amerikaanse bibliotheken, genoteerd door de National Union Catalog. Ik neem aan dat er bij beschikbaarheid van een groter aantal katalogi nog veel meer exemplaren genoemd hadden kunnen worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.8 De edities van Il Finto, 1601 en 1610De komedies van Aretino zijn in de zeventiende eeuw in Italië onder vermomming herdrukt. L'Hipocrito kreeg als nieuwe titel Il Finto (‘de geveinsde’) en werd op naam gesteld van Luigi Tansillo. Van deze vermomde tekst bestaan twee drukken:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik heb deze edities niet nader onderzocht en met de eerdere vergeleken, omdat enkele onmiddellijk in het oog springende verschillen met de andere edities (zie hieronder) het gebruik door Hooft van Il Finto uitsloten. Bij enige kleine steekproeven bleek de tekst van het stuk behalve in het begin van de proloog grotendeels overeen te komen met die in de vorige edities, echter met wijziging van details die de religie (cielo, frate, prete) of de aktuele situatie raakten (la corte, het hof, wordt meervoud: le corti; een uitval naar Frankrijk vervalt, e.d.). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.9 De door Hooft gebruikte uitgave van l'HipocritoIn de eerste plaats een enkel woord over de jongste edities die omstreeks 1615 ter beschikking stonden. In theorie kan Hooft een exemplaar van een van de drukken van Il Finto (1601 of 1610) gehanteerd hebben. Afgezien van de vraag, of hij door de vermomming heen Aretino's Hipocrito herkend zou hebben, is er één gegeven dat het gebruik van deze teksten uitsluit. De namen van Hoofts personages zijn deels letterlijke vertalingen van die bij Aretino. Perdelgiorno wordt Bederfdendagh, in tweede instantie Daghdief; Tranquillo wordt (Steven) de Stille. In Il Finto heten deze figuren respektievelijk Trabotto en Ramuso, namen die geen enkel verband tonen met die in Schijnheiligh. Bovendien noemt Hooft zijn vertaling op de titelpagina van het handschrift ‘Gevolgt na t Italiaensch van P Aretijn’. Op grond hiervan heb ik bij het zoeken naar Hoofts bron de edities van Il Finto buiten beschouwing gelaten. Als mogelijkheid blijven dan over de twee edities uit 1542, de druk van 1553 en die van 1588.
Het vergelijken van passages uit Hoofts vertaling met onderling variante passages in de Italiaanse teksten is een hachelijke onderneming. In de volgende hoofdstuk- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ken zal nader uiteengezet worden, dat het Hoofts doelstelling niet was, een zo letterlijk mogelijke vertaling te leveren van de voor hem liggende tekst. Wel komen sommige scènes vrijwel overeen met het Italiaans, maar op tal van plaatsen heeft Hooft de tekst verkort of juist uitgebreid, vereenvoudigd of juist plastischer gemaakt, en soms heeft hij hele scènes ingrijpend veranderd. Dat maakt het moeilijk om tot konklusies te komen over de verhouding tot teksten die voornamelijk in details van elkaar verschillen. De mogelijkheid dat het ontstaan van bepaalde verschillen of overeenkomsten tussen het Nederlands en het Italiaans op toeval berust, kan niet worden uitgesloten. Wanneer bijvoorbeeld een element uit de tekst dat in één van de Hipocrito-edities afwezig is, ook in de vertaling ontbreekt, bestaat altijd de kans dat de vertaler toevallig op hetzelfde punt korter is geweest dan zijn voorbeeld, en dat hij dus toch een bron mèt het betrokken element heeft gebruikt. Echter kan door kumulatie van de aanwijzingen uit verschillende gevallen de kans op toevalligheden beperkt worden. Dat is de reden dat ik hier niet volsta met enkele ‘treffende’ voorbeelden, maar de vijftien gevallen die duidelijke aanwijzingen opleveren, in extenso behandel. Niet alle varianten tussen de Hipocrito-edities kunnen de verhouding tot de vertaling verhelderen. Alleen die welke de weg openen tot alternatieve vertalingen, leveren een bijdrage tot het bewijsmateriaal. Varianten in spelling konden derhalve buiten beschouwing blijven. Ook fouten in een tekst kunnen geen rol spelen als ze zo evident zijn, dat de vertaler automatisch getracht zal hebben ze te korrigeren. Eén geval waarin de korruptheid van het voorbeeld mogelijk geleid heeft tot een weglating in Schijnheiligh, zal ik als aanvullend gegeven behandelen, nadat op grond van andere feiten is vastgesteld, welke editie als voorbeeld heeft gediend.
Ik vond een aantal plaatsen waar de vertaling een element bevat dat met één of meer bron(nen) wel korrespondeert, en met één of meer andere bron(nen) niet. Bij elk van de gevallen zal ik aangeven, voor welke Hipocrito-editie(s) dit een positieve of een negatieve indikatie oplevert. De daarbij gebruikte afkortingen zijn dezelfde als op p. 38; 88 = het Haagse exemplaar van de editie-Wolfe 1588, shh = Schijnheiligh van P.C. Hooft. In de citaten zijn ook de korrekties in shh aangegeven, met hantering van de manuscriptologische tekens zoals die o.m. gevonden worden in Proeven 1968, 26-7.
In de eerste plaats vier gevallen waarbij één van de edities minder in aanmerking komt als basis van shh dan de andere drie: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Alleen 42M heeft de juiste persoonsaanduiding. De aanwezigheid van de fout in de vertaling verschaft daarom een negatieve indikatie voor 42M.
De gevallen 5 en 6 hieronder leveren voor twee van de edities negatieve, voor de andere positieve argumenten op:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Nederlands is een nauwkeurige vertaling van de tekst die we in 42M en 88 vinden. De fout, ontstaan bij het zetten van 42sl tijdens de overgang naar een volgende bladzijde, en in 1553 met een nieuwe fout aangevuld, heeft de tekst daar volledig verminkt. Derhalve een negatieve indikatie voor 42sl en 53, en een positieve indikatie voor 42M en 88.
Hoofts tekst volgt, afgezien van het niet vertalen van ‘me ne vado’ (‘ik ga’), duidelijk de zinskonstruktie van 42M en 88, die in 42sl en 53 verstoord is. Derhalve is hier ongeveer hetzelfde aan de hand als in geval 5.
In de volgende twee gevallen heeft de vertaling met slechts één van de Hipocrito-edities een positieve korrelatie.
Hooft begint hier geen nieuwe scène, maar schrijft tussen r. 1028 en 1029: ‘Slockspeck comter bij.’ Het komt mij voor dat het gebruik van deze in shh | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ongewone aanduiding alleen te verklaren is door het voorbeeld met gelijke betekenis in 1588. Dit geval levert daarmee een sterk argument voor het aanwijzen van 88 als de bron van shh.
Afgezien van de vreemde interpunktie heeft alleen 88 een zinnige tekst. Tenzij men in 1588 over een exemplaar van de editie 1542 of 1553 beschikt heeft, dat op deze plaats een betere lezing vertoonde dan de exemplaren die ik geraadpleegd heb, moeten we konkluderen dat hier een aardig staaltje van tekstkritiek is bedreven. Het is duidelijk dat de Nederlandse tekst geheel parallel loopt met die van 1588. Ook hier zal het nooit te be wijzen zijn dat Hooft niet zelf zijn voorbeeld geëmendeerd heeft. Tezamen echter met de andere gevallen maakt deze passage het gebruik van 1588 als bron wel erg waarschijnlijk.
Er is echter ook een plaats waar shh zich nauwer aansluit bij 42M dan bij de drie andere edities:
Alleen in 42M, B7v, staat de kop van de brief die Zefiro gaat voorlezen, ook op een afzonderlijke regel:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de andere edities is deze in de regel opgenomen:
De editie-1588 wijkt hier qua typografische opbouw het sterkst af van de regelindeling in shh, maar heeft wel de dubbele punt. Het lijkt me niet te ver gezocht om te stellen dat Hooft deze verduidelijking van de indeling ook op eigen initiatief, zonder de andere edities te kennen, kan hebben aangebracht. Ik geloof derhalve niet dat de reeds aangevoerde argumenten ten gunste van 1588 door deze negatieve indikatie worden ontkracht. Er komt ook een aantal gevallen voor, waarbij in de vertaling iets ontbreekt, dat in één of meer Hipocrito-edities ten opzichte van één of meer andere ook ontbreekt. Hierboven heb ik al aangegeven dat de bewijskracht van deze gevallen aangevochten zou kunnen worden. Ze kunnen echter wel dienen ter bevestiging van de reeds aanwezige bevindingen.
De fout van 1553 is door 88 handig opgelost. Het niet-vertalen van de eerste regel van Porfiria uit 42M en 42sl geeft een negatieve indikatie voor die edities. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat shh nauwkeurig de opbouw van 88 volgt, geeft een positieve indikatie voor die editie. Aangezien de fout in 53 nogal evident is, levert dit geval geen negatieve indikatie voor deze uitgave op.
Ik zie geen reden waarom Hooft bij gebruik van een editie uit 1542 de tekst zo ingekort zou hebben. In 53 staat onzin; met de tekst van 88 korrespondeert het Nederlands vrijwel geheel.
Aangezien in het Nederlands het woord ‘groote’ geen bijzondere nadruk krijgt, levert dit geval een kleine positieve indikatie op voor 88.
Dit geval geeft in de eerste plaats een negatieve indikatie voor 42M, daar het moeilijk voorstelbaar is, dat Hooft deze aardige typerende repliek van Hipocrito bewust zou hebben laten vallen. Als 88 Hoofts uitgangspunt was, dan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dringt zich wel de konklusie op, dat Hooft de errata achterin deze editie niet grondig verwerkt heeft.
De Nederlandse tekst, zonder een element dat herhaling aanduidt, sluit zich nauwer aan bij 53 en 88 dan bij de twee drukken uit 1542.
Als we even afzien van de verschillen in gewicht van de hierboven gegeven indikaties, kunnen de gevallen in het volgende schematische overzicht worden weergegeven. Een positieve korrelatie tussen een editie en de vertaling geef ik aan met +, een negatieve met -, en een weinigzeggende relatie met ○.
Het lijkt me duidelijk, dat ondanks de vrij geringe bewijskracht van sommige gevallen, het totale materiaal overtuigend uitwijst naar het gebruik van een exemplaar van de editie-1588 voor de vertaling van l'Hipocrito. Met name de gevallen 7, 8, 10 en 11 leveren daarbij sterke argumenten.
Deze konklusie uit interne gegevens wordt ondersteund door het externe feit van de grotere bereikbaarheid der editie-1588 vergeleken met de andere edities. We zagen al hoeveel moeite het John Wolfe kostte, een exemplaar van een oudere Italiaanse druk van Aretino's komedies in handen te krijgen. En ook als we rekening | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
houden met het feit dat Hooft lange tijd in Italië is geweest, dan kunnen we nog zeggen dat de kans dat hij daar een boek met een druk uit de tijd van Aretino's leven heeft te pakken gekregen, veel kleiner is, dan de mogelijkheid dat hij in Italië of daarbuiten op een exemplaar van de editie-Wolfe is gestoten. Naar de aanwezigheid van Aretino-edities in Nederlandse bibliotheken in de zeventiende eeuw heb ik geen systematisch onderzoek ingesteld. De katalogus van de boekerij van Samuel Coster (zie Kleerkooper 1898) noemt geen Aretino-uitgaven; de verkoopkatalogus van de bibliotheek van Constantijn Huygens (1688) vermeldt, behalve een exemplaar van de Ragionamenti, ook Comedie di Aretino bij de Libri Miscellanei in Octavo, nr. 318 (Cat. Bibl. Huygens 1903, 48), een aanduiding die te summier is om er uit op te maken, of het om de Londense druk of om een verzamelband van oudere octavo-uitgaven gaat. Van één exemplaar van de editie-1588 is het zeker dat het zich al in Hoofts tijd in ons land bevond: het bandje in de Utrechtse Universiteitsbibliotheek (sign.: Z. oct. 64. Rariora) heeft op de titelpagina de aantekening in handschrift: Ex dono Ev. Pollionis. Het heeft derhalve deel uitgemaakt van de belangrijke boekenver-zameling die de Utrechtse Landsadvokaat Evert van de Pol in 1602 aan de Stadsbibliotheek te Utrecht vermaakte (NNBW II, 1114-15).
Op grond van de hier bereikte konklusie heb ik de editie-1588 gekozen als basis voor de vergelijking van Hoofts vertaling met het origineel. Ik ga daarbij uit van een fotokopie van het Haagse exemplaar (K.B. Den Haag sign. 843 C 51). |
|