Gedichten
(1971)–Maria de Groot– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 136]
| |
2In het gekapte riet droomt nog de visstand
schiet
kuit het geluid van diefstal dat de mens
vastzet op ieder ding hier hoor
de alg schraapt langs het schelpdier
wortelwaarts.
| |
3Het staalskelet maskeert vergankelijkheid
met stuifzand dat nog vlugger is dan lucht
gangbaar de wandeling naar huis de trap
zal straks in brand staan
vuursteen wacht
meer stoicijns dan heilig in de kluis.
| |
4De helm herhaalt de schedelvorm in staal
lasbril en laarzen
soms een mensenhand tussen gestort beton
de heipaal meet
zich met de torenbouw van babel zweet
verdampt tot een amorfe wolkkolom.
| |
5Scharnier mijn taal met liefde
diep mij uit
tot waar het zinssymbool vertakt tot chi
en kruist mijn hand met zijn hand tot een kruis
stigma het schrift
het vers verrijzenis.
| |
[pagina 137]
| |
6Het zeil dat zichtbaar aan de horizon
uit de gezonken schepen werd bevrijd
begon triomftocht op de golven strijd
tegen het wrakhout onder handbereik.
|
|