Gedichten
(1971)–Maria de Groot– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 134]
| |
2Er is niets
zolang ik niet schrijf
misthoorn merk droppel
tekens van gronderts
dat ik verzwijg.
| |
3Ik heb een zwak voor buigzame blinden
waarachter het wiegelied schuilgaat
(voor J.H. Leopold) | |
4Een winter zonder sneeuw
is een gedicht zonder klinkers
onsmeltbaar de aarden tong.
| |
5Vlegels maaien in waterlandschappen
tussen de wal en het winterschip.
| |
6Spoorloos vloeit het plaveisel over in woorden
zal nu de vuurvogel dit pad betreden
of is gebrandmerkt door het verleden
as zijn geslacht.
| |
7De kreeft heeft haar scharen
om vuur te strijken
op scherp gesteld
de dansende adder
gaat aan haar wierook bezwijken.
| |
[pagina 135]
| |
8De zon op goldrush
delft mijn mijnen uit
ik houd mijn geheimen achter
diluviale lagen met de voetafdruk
flarden gelijkenis tertsen geluid.
| |
9Het vers dat ik geschreven heb
ligt op de pijnbank uitgestrekt
torturen dwingen klanken af
het sleutelwoord blijft onverlet.
| |
10De dialoog die hij met mij voltrekt
is analoog met regen die de grond
tot in de vuurlagen met kiemkracht drenkt
en lipleest aan haar mond.
|
|