Gedichten
(1971)–Maria de Groot– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 131]
| |
KwatrijnToen viel het licht helder en onbekommerd
over de boeken waarin ik u las;
mijn schaduw tussen bladgewemel was
op het behang ascetisch afgezonderd.
| |
TsedaqahDit is het teken van de overvloed
dat ik u noemen moet
dat in mijn vlees
de tsedaqah zijn lijnen grift
dit is
het teken van de dood die leven doet.
| |
[pagina 132]
| |
Landgoed Nieuw RandeDichtbij de poel waarin het licht verdrinkt
en niet dan wier kan worden opgedregd
de varens dringen
en de zwarte specht
hamert mij af
dichtbij het slik
gekroonde Salomo
sta ik
en wacht.
| |
LandwegDe witte bereklauw
de vlaamse gaai
de mus die mank over het zandpad wipt
stinkende vlier
en fruit van vogels zwaar
gehangen in de hitte van het jaar
de hele zweetdoek van Veronica.
| |
EschatonDe winde spint
een kiem van honing weifelt in de raat
mespunt begin van messiaanse tijd
mosterd die voor de maaltijd wordt bereid
maar hoe de kamperfoelie lonkt en vrijt
de atmosfeer blijft bitter en ontaard.
| |
[pagina 133]
| |
OnderwegZeldzame stenen snijd ik
vuur trekt zich terug in meineed
ik beweeg mij
onder de sterren
een vrouwelijke clown
een melancholica
gewijd aan stof en aarde
terwijl de geest waait.
| |
NachtTussen hemel en hel
overleef ik
sterregruis knistert
onder mijn stap.
| |
PlattelandSchuifelt de duivel nog
en struint nog af
de akker
niemand bidt.
|
|